Hoofdstuk 6 Flashcards
beinvloedingstheorien
de manieren hoe de media werkt, hoe je beinvloed word.
injectienaald theorie
dat de medium een injectienaald is en het publiek volspuit met bepaalde ideeen.
- dat het publiek de ideeen makkelijker overneemt.
- door manipulatie, doordat de media informatie vervormt zonder dat je er iets van merkt
- door indoctrinatie, systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen.
je laat 1 kant zien aan het publiek.
(tegenovergestelde van hoor een wederhoor)
framingstheorie
een bepaalde manier hoe het onderwerp word belicht.
- postief of negatief, doordat dit de manier kan veranderen hoe je naar iets kijkt.
theorie van selectieve perceptie
dat ze een keuze maken uit het aanbod van media.
- ze bepalen wat ze wel en niet kijken en lezen. (Zoals een filter.)
- algoritmes versterken dit meer naar jou eigen mening.
De agendatheorie
dat de media niet bepaald waar mensen overdenken maar hooguit waarover ze denken, praten.
macht van media bedrijven
- ze kunnen bepalen wat er wel of niet te zien is op een medium (app)
- mensen hun mond snoeien.
- eenzijdig beeld van de werkelijkheid door de algoritmes
lage drempel op sociale media
een negatieve kant van de media.
- dat iedereen makkelijk op sociale media dingen kan verspreiden.
-makkelijk iets schrijven wat je niet tegen iemand in het echt zegt.
-aan te pakken met boetes maar is moeilijk.
leugens op sociale media (Negatieve kant)
niemand controleerd of het informatie echt is doordat er geen redactie is.’
- voorkomen door disclaimers op posts.
- moeilijker aan te pakken dus dan maar zelf controleren.