Criminaliteit begrippen H6 Flashcards
Handhaven van de openbare orde
: de politietaak om wanorde of rellen te voorkomen of te bestrijden.
Hulpverlening
de politietaak om mensen in vervelende situaties of in nood te helpen
Opsporing:
de politietaak om te onderzoeken wat er bij een strafbaar feit is gebeurd en wie erbij betrokken zijn.
Preventie:
maatregelen om misdaad te voorkomen.
Dienstverlening:
de politietaak om mensen te adviseren en service te verlenen.
Bevoegdheden
handelingen die personen of instanties in bepaalde situaties mogen doen.
Staande houden
: iemand laten stilstaan en naar zijn naam en adres vragen.
Aanhouden
een verdachte arresteren en meenemen naar het politiebureau
Vasthouden:
een verdachte tijdelijk in een politiecel stoppen.
Fouilleren:
de politie onderzoekt de kleding en het lichaam van een verdachte.
Rechter-commissaris
een rechter met speciale taken, zoals toestemming geven voor het gebruik van zware opsporingsmiddelen.
Boa’s of buitengewone opsporingsambtenaren
buitengewone opsporingsambtenaren die de politie bijstaan bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
(handhaving)
Officier van justitie
een speciale ambtenaar die namens de samenleving bewijzen zoekt tegen een verdachte en een straf tegen hem kan eisen.
Openbaar Ministerie
alle officieren van justitie bij elkaar.
Opsporingsonderzoek
de politie zoekt naar bewijzen van een gepleegd strafbaar feit.
Proces-verbaal:
een officieel schriftelijk verslag van een strafbaar feit.
Strafdossier
: alle gegevens van het delict: verslagen, bewijsmateriaal, getuigenverklaringen, enzovoort.
Seponeren
afzien van verdere rechtsvervolging.
Schikken / transactie / strafbeschikking
: de officier van justitie stelt de verdachte een straf voor, meestal een boete. Er komt dan geen rechtszaak.
Vervolgen
de officier van justitie besluit dat er een rechtszaak komt.
Openbare aanklager
officier van justitie.