hoofdstuk 5 Flashcards
Wat is de tijdsperiode van het mesolithicum?
10.000 - 5000 v.C.
Wat zijn de algemene kenmerken van de milieu tijdens het vroegholoceen?
- Laatste ernstige koude-opstoot van het pleistoceen (de jonge dryas).
- Verbetering van het klimaat na 10.000 BP.
- Eerste helft van het holoceen met gemiddelde juli-temperaturen: Preboreaal 12-14°C Atlanticum 18°C.
- Flora- en faunavariatie.
Welke bomen waren aanvankelijk aanwezig in het boslandschap tijdens het mesolithicum?
Berk den hazelaar.
Welke bomen verschenen later tijdens het mesolithicum?
Eik els linde.
Wat zijn enkele van de dieren die zich aanpasten aan het veranderde klimaat?
Edelhert ree wild zwijn oerrund vos bever otter.
Wat zijn de belangrijkste jacht- en voedselbronnen tijdens het mesolithicum?
Jacht op kleinwild vogelvangst schelpdieren vis (snoek karper steur) zeehonden aan de kust.
Welke eetbare vruchten werden verzameld tijdens het mesolithicum?
Wilde aardbei framboos braambes veenbes wilde appel.
Wat zijn de belangrijkste middelen voor voedselverzameling tijdens het mesolithicum?
Inzameling van vruchten en andere eetbare producten.
Wat is de eerste documentatie van honinginzameling?
Bron Spaanse rotstekeningen.
Hoe beïnvloedde het veranderende milieu sociale territoria tijdens het mesolithicum?
Bijgedragen aan kleinere sociale territoria.
Wat is de betekenis van ‘breed-spectrum-economie’ in de context van het mesolithicum?
Beperktere mobiliteit door grotere beschikbaarheid van voedsel.
Wat leidde tot de toegenomen draagkracht van het milieu in het mesolithicum?
Gematigd klimaat en toegenomen voedselrijkdom.
Wat zijn half-permanente nederzettingen?
Nederzettingen die ontstaan door afname van mobiliteit vooral in kustgebieden.
Wat is het effect van de zeespiegelstijging tijdens het mesolithicum?
Vruchtbare gebieden werden ontoegankelijk.
Wat zijn de kenmerken van begraafplaatsen in het mesolithicum?
Ontstaan van begraafplaatsen met meerdere begravingen over de jaren.