hoofdstuk 4 Flashcards
Wat is de periode van het laatpaleolithicum in NW-Europa?
40-10 KA.
Welke tijd en klimaat kenmerken het laatpaleolithicum?
De tweede helft van de laatste ijstijd zeer koud.
Wat was de maximale uitbreiding van het ijs in NW-Europa?
Tot Engeland Denemarken en Polen.
Hoeveel meter was de zeespiegel gedaald tijdens het laatpaleolithicum?
Tot 120 m onder het huidige peil.
Hoe waren de Britse eilanden verbonden met het Europees vasteland?
Door de gedaalde zeespiegel.
Wat zijn eolische sedimenten?
Afzetting door noordwestelijke poolwinden bestaand uit zand en loess.
Wat typeert de vegetatie tijdens het laatpaleolithicum?
Poolwoestijn sub-arctische prairie en toendra met mos en gras op permafrost.
Wat is permafrost?
Quasi-permanent bevroren ondergrond.
Welke fauna was typerend voor de sub-arctische steppe?
Mammoet rendier bison paard saga-antilope en poolhaas.
Wat is het gedrag van de dieren in het laatpaleolithicum?
Dieren leven in kuddes en migreren naar het zuiden in de wintermaanden.
Wat was de menselijke aanwezigheid in de noordelijke regio’s tijdens het laatpaleolithicum?
Hoogstens aanwezigheid van de meest noordelijke laatpaleolithische culturen zonder menselijke bewoning tijdens de koudste periode.
Wanneer vond systematische bewoning door de moderne mens plaats in Vlaanderen?
Tijdens het laat-glaciaal aan het einde van de laatste ijstijd.
Wat zijn refugia in de zuidelijke regio’s?
Goede omgevingscondities voor intensieve bewoning zoals in Dordogne en mediterrane gebieden.
Wat zijn enkele kenmerken van de cultuur en kunst in het laatpaleolithicum?
Talrijke kunstuitingen typisch voor het laatpaleolithicum.
Wat zijn de algemene conclusies over het laatpaleolithicum?
Er zijn grote geografische klimatologische en ecologische verschillen tussen noordelijke en zuidelijke streken.
Wat zijn de basis van de economie tijdens het laatpaleolithicum?
Gebaseerd op voedsel- en grondstoffenverwerving.
Wat zijn de technieken voor voedselverwerving tijdens het laatpaleolithicum?
Jacht en visvangst met grootschalige en efficiënte technieken zoals speerdrijvers.
Wat is de functie van een speerdrijver?
Het verlengt de reikwijdte van de arm ideaal voor groepsjacht op kuddes in de ijstijd.
Wanneer werd de pijl en boog mogelijk in gebruik genomen?
Tegen het einde van het laatpaleolithicum.
Wat zijn de bronnen van voedsel tijdens het laatpaleolithicum?
Grootwild (herbivoren) kleinwild en gevogelte (patrijzen ganzen eenden).
Welke vissoorten werden gevangen tijdens het laatpaleolithicum?
Vooral zalm bewezen door teruggevonden harpoenen.
Welke grondstoffen werden gebruikt door de mensen tijdens het laatpaleolithicum?
Huiden beenderen gewei vet tanden hoeven pezen en darmen.
Wat zijn enkele voorbeelden van het gebruik van grondstoffen in het laatpaleolithicum?
Kleding tentzeilen naalden harpoenen lijm draden.
Wat zijn de redenen voor mobiliteit tijdens het laatpaleolithicum?
Uitputting van lokale grondstoffen het opzetten van nieuwe kampplaatsen en expedities om bestaande kampen te bevoorraden.
Wat zijn de types kampen die bestonden tijdens het laatpaleolithicum?
Basiskampen (residentieel) en gespecialiseerde kampen (bijvoorbeeld jachtkampen observatieposten).
Wat zijn sociale netwerken tijdens het laatpaleolithicum?
Grote allianties over uitgestrekte gebieden mogelijk verklaring voor uniforme materiële cultuur.