hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de periodes die worden aangeduid met pre- en protohistorie?

A

Periodes uit het menselijk verleden waaruit geschreven bronnen ontbreken of er te weinig waren om een reconstructie van dat verleden op te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bestudeert de wetenschappelijke discipline van pre- en protohistorie?

A

Menselijk gedrag en samenleving in de periode, gebaseerd op archeologisch onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verschilt het verhaal van de prehistorie?

A

Het is anoniem, er zijn nog geen namen omdat er geen schrift is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat waren de impulsen voor de ontwikkeling van prehistorische archeologie?

A
  • Nationale identiteit
  • Geologie + biologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie was Charles Lyell en wat was zijn bijdrage?

A

Geoloog, stelde 4004 v.C. als ontstaansdatum van de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie was Charles Darwin en wat was zijn bijdrage?

A

Bioloog, bestudeerde het ontstaan van dierlijk en menselijk leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de driedeling van de oudheidkundige collectie volgens Christian Thomsen?

A
  • Steentijd
  • Bronstijd
  • IJzertijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is archeologische stratigrafie en wie ontwikkelde het?

A

Ontwikkeld door Jens Worsaae, bestudeert de lagen van archeologische vondsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de typologische methode en wie introduceerde deze?

A

Een methode ontwikkeld door Oscar Montelius voor het ordenen van vondsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de theorie van sociale evolutie in?

A
  • Savagery
  • Barbarism
  • Civilization
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie was V. Gordon Childe en wat was zijn bijdrage aan de archeologie?

A

Introduced de cultuurhistorische benadering, definieerde archeologische cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van archeologische cultuur?

A

Wordt gevormd door artefacten die in onderling verband in een gebied voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het doel van processuele archeologie?

A

Richten op het reconstrueren en verklaren van processen op grond van wetmatigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de belangrijkste visie van post-processuele archeologie?

A

Stelt het individu binnen een specifieke historische context centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is hermeneutiek in de context van post-processuele archeologie?

A

Interpretatie van binnen uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn enkele partnerwetenschappen van de prehistorische archeologie?

A
  • Geografie
  • Biologie
  • Antropologie
  • Etnografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de archeologische methode?

A

Systematisch opsporen, bestuderen, interpreteren van materiële resten die in of boven de grond bewaard zijn, om kennis te verwerven over menselijke samenlevingen uit het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is tafonomie?

A

Transformatieprocessen die optreden tussen het al dan niet vrijwillig achterlaten van materiële ‘getuigenissen’ in het verleden en het uiteindelijke ‘lezen’ door de archeoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn abris-sous-roche en grotsites?

A

Prehistorische rotskunst in diepe grotten en woonplaatsen in ondiepe grotten of overhangende rotsen

Abris-sous-roche verwijst naar onderliggende rotsen waar mensen konden wonen of schuilen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het belang van kalkrijke milieus voor beendermateriaal?

A

Zorgt voor goede conservatie van beendermateriaal

Kalkrijke milieus zijn cruciaal voor de bewaring van organisch materiaal.

21
Q

Wat zijn de kenmerken van openluchtnederzettingen?

A

Constructies zoals houten gebouwen en minder permanente hutten/tenten

Ze vertegenwoordigen vaak de sporen van sedentair bestaan.

22
Q

Wat zijn de nadelen van openluchtnederzettingen?

A

Aangetast door intens gebruik van het huidige landschap en beperkte archeologische waarde

Vooral oppervlaktevondsten zijn vaak minder waardevol voor archeologisch onderzoek.

23
Q

Wat zijn begraven sites?

A

Sites waarvan de bewaringstoestand afhankelijk is van de context

Dit omvat alluviale sites, eolische sedimenten, organische sedimenten, en antropogene sedimentatie.

24
Q

Wat zijn alluviale sites?

A

Gevonden in afzettingen van een rivier met belangrijke informatie over milieu-evolutie

De nabijheid van water is cruciaal voor de aanwezigheid van archeologische vondsten.

25
Q

Wat is het effect van eolische sedimenten op archeologische vindplaatsen?

A

Dynamisch karakter leidt vaak tot verplaatsing van artefacten

Eolische sedimenten zijn sedimenten die door de wind zijn afgezet.

26
Q

Wat zijn organische sedimenten?

A

Sedimenten van meren die verlanden door de groei van veen, met veel organische resten

Ze bieden gedetailleerde informatie voor milieu-reconstructie.

27
Q

Wat zijn antropogene sedimenten?

A

Sedimenten gevormd door menselijke activiteiten, zoals afval en bouwpuin

Deze kunnen leiden tot tells, grote heuvels van menselijke resten.

28
Q

Wat zijn afvalhopen en wat voor informatie bieden ze?

A

Hopen van voedselresten of keukenafval die informatie geven over bewoners en consumptie

Afvalhopen kunnen tot 3 meter hoog zijn en zijn waardevol voor archeologisch onderzoek.

29
Q

Wat is het doel van begraafplaatsen in archeologisch onderzoek?

A

Ze bieden beperkte informatie over populaties en sociale analyses

Intentionele begravingen zijn belangrijke bronnen voor het laatneolithicum en de metaaltijden.

30
Q

Wat zijn depots in de archeologie?

A

Bewust begraven voorwerpen of ensembles met onbekende betekenis

Deze kunnen ook toevalsvondsten zonder context omvatten.

31
Q

Wat zijn monumentale structuren in het archeologisch onderzoek?

A

Eerste monumentale bouwwerken zoals dolmen en menhirs, zichtbaar in het landschap

Deze structuren zijn vaak verbonden met de neolithische periode.

32
Q

Wat zijn lithische artefacten?

A

Belangrijke artefacten uit de steentijd, vaak goed bewaard

Vuursteen is een veelgebruikte grondstof voor lithische artefacten.

33
Q

Wat zijn de stappen in het reductieproces van lithische artefacten?

A
  1. Grondstofverwerving 2. Selectie 3. Debitage

Deze stappen zijn cruciaal voor het maken van werktuigen.

34
Q

Wat zijn de verschillende soorten werktuigen in de prehistorie?

A

Kernwerktuigen zoals choppers en polijste bijlen, en afslagsystemen zoals schrabbers en pijlpunten

Deze werken zijn essentieel voor de dagelijkse activiteiten van prehistorische mensen.

35
Q

Wat zijn de belangrijkste aspecten van aardewerkonderzoek?

A

Vorm, kwaliteit, magering, opbouwtechniek, baktemperatuur, afwerking, decoratie

Residuanalyse helpt bij het bepalen van de functie van keramiek.

36
Q

Wat is het belang van glas in de archeologie?

A

Kralen en armbanden zijn belangrijke artefacten vanaf de ijzertijd

Glasblazen is rond de jaartelling ontwikkeld.

37
Q

Wat zijn de kenmerken van metalen voorwerpen in de archeologie?

A

Langer levensduur dan steen, maar beperkte archeologische waarde door recycling

Technologische evolutie in metalen voorwerpen is besproken in de metaaltijden.

38
Q

Wat zijn vergankelijke materialen in archeologisch onderzoek?

A

Hout, schors, vlechtwerk, huiden, pezen, etc. die moeilijk te bewaren zijn

Deze materialen kunnen een groot deel van de materiële productie vertegenwoordigen.

39
Q

Wat zijn de twee hoofdgroepen van ecofacten?

A

Fauna en flora

Ecofacten zijn organisch materiaal dat belangrijke informatie biedt voor archeologisch onderzoek.

40
Q

Wat is palynologie?

A

Stuifmeelonderzoek voor vegetatiereconstructie

Het helpt bij het begrijpen van de plantengroei in het verleden.

41
Q

Wat is het belang van microfauna in archeologisch onderzoek?

A

Geeft informatie over milieucondities

Microfauna zoals muizen en insecten zijn essentieel voor reconstructies.

42
Q

Beschrijf relatieve datering.

A

Relatieve datering is een methode om de ouderdom van objecten of aardlagen te bepalen in relatie tot elkaar, zonder exacte jaartallen te geven.

43
Q

Wat is stratigrafie?

A

Stratigrafie is de studie van aardlagen, waarbij de oudste lagen onderaan liggen en rekening wordt gehouden met sedimentatie, stabiliteit en erosie.

44
Q

Leg uit wat seriatie inhoudt.

A

Seriatie is het opstellen van typologische reeksen en het bestuderen van de evolutie van artefacten.

45
Q

Hoe werkt kruisdatering?

A

Kruisdatering houdt in dat men objecten in correlatie brengt met gedateerde objecten uit andere regio’s om de ouderdom te bepalen.

46
Q

Definieer absolute datering.

A

Absolute datering is een methode om de exacte ouderdom van objecten of aardlagen te bepalen, vaak met behulp van wetenschappelijke technieken.

47
Q

Wat is dendrochronologie?

A

Dendrochronologie is de studie van jaarringen van bomen, die kan worden gebruikt om de ouderdom tot 10.000 jaar terug in Europa te bepalen.

48
Q

Hoe werkt de 14C-methode?

A

De 14C-methode, of koolstofdatering, kan de ouderdom van organisch materiaal tot 50.000 jaar bepalen, maar de resultaten hebben statistische onzekerheden die kalibratie vereisen.