Hoofdstuk 4: De staatsstructuur Flashcards
hoorcollege 4
Eenheidsstaat?
1 land met 1 parlement (senaat en kamer van volksvertegenwoordigers)
Federale staat?
Gemeenschappen en gewesten staan op hetzelfde niveau als federaal parlement
Centrifugaal federalisme?
overgang van eenheidsstaat naar federale staat
Centripetaal federalisme?
Verschillende deelstaten worden 1 bv. VS
Wat zijn de taalgebieden?
1) Nederlands
2) Frans
3) Duits
4) Nederlands-Frans
Wat is een faciliteitengemeente?
Een gemeente gelegen in een eentalig gebied waar communicatie van overheid aan de burgers in een andere taal mag verlopen.
Wat zijn de gewesten?
1) Vlaams gewest: NL gebied
2) Brussels hoofdstedelijk gewest: 2-talig gebied
3) Waals gewest: FR en Dui
Wat zijn de gemeenschappen?
1) Duitsalig gemeenschap: Dui
2) Nederlandstalige gemeenschap: NL incl. BXL
3) Franstalige gemeenschap: FR incl. BXL
Residuaire bevoegdheid?
Dat is wanneer iets niet in de wet staat/geregld is, is het automatisch toegewezen aan het federale parlement.
Naar welke 2 zaken moet je kijken om te zien wie er bevoegd is?
1) materiële bevoegdheid: gemeenschap, gewest, federaal?
2) territoriale bevoegdheid: plek op grondgebeid
Wat is gedeelde exclusieve bevoegdheid?
bepaalde aspecten/onderdelen van een bevoegdheid worden toegekend aan één overheid, terwijl andere aspecten van diezelfde bevoegdheid worden toegekend aan een andere overheid.
Parallelle bevoegdheid?
Verschillende deelstaten zijn gelijktijdig bevoegd voor eenzelfde materie binnen 1 gebied.
Concurrerende bevoegdheid?
Meerdere regelgevers zijn gelijktijdig bevoegd, maar er is toch een hiërarchie.
Integraal concurrerende bevoegdheid?
Deelstaat mag iets regelen, tenzij de federale overheid het al geregeld heeft.
Beperkt concurrerend?
federale regelgever maakt basisregels en deelstaat mag aanvullen.