Hoofdstuk 4: De staatsstructuur Flashcards

hoorcollege 4

1
Q

Eenheidsstaat?

A

1 land met 1 parlement (senaat en kamer van volksvertegenwoordigers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Federale staat?

A

Gemeenschappen en gewesten staan op hetzelfde niveau als federaal parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Centrifugaal federalisme?

A

overgang van eenheidsstaat naar federale staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Centripetaal federalisme?

A

Verschillende deelstaten worden 1 bv. VS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de taalgebieden?

A

1) Nederlands
2) Frans
3) Duits
4) Nederlands-Frans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een faciliteitengemeente?

A

Een gemeente gelegen in een eentalig gebied waar communicatie van overheid aan de burgers in een andere taal mag verlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de gewesten?

A

1) Vlaams gewest: NL gebied
2) Brussels hoofdstedelijk gewest: 2-talig gebied
3) Waals gewest: FR en Dui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de gemeenschappen?

A

1) Duitsalig gemeenschap: Dui
2) Nederlandstalige gemeenschap: NL incl. BXL
3) Franstalige gemeenschap: FR incl. BXL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Residuaire bevoegdheid?

A

Dat is wanneer iets niet in de wet staat/geregld is, is het automatisch toegewezen aan het federale parlement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Naar welke 2 zaken moet je kijken om te zien wie er bevoegd is?

A

1) materiële bevoegdheid: gemeenschap, gewest, federaal?
2) territoriale bevoegdheid: plek op grondgebeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is gedeelde exclusieve bevoegdheid?

A

bepaalde aspecten/onderdelen van een bevoegdheid worden toegekend aan één overheid, terwijl andere aspecten van diezelfde bevoegdheid worden toegekend aan een andere overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Parallelle bevoegdheid?

A

Verschillende deelstaten zijn gelijktijdig bevoegd voor eenzelfde materie binnen 1 gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Concurrerende bevoegdheid?

A

Meerdere regelgevers zijn gelijktijdig bevoegd, maar er is toch een hiërarchie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Integraal concurrerende bevoegdheid?

A

Deelstaat mag iets regelen, tenzij de federale overheid het al geregeld heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beperkt concurrerend?

A

federale regelgever maakt basisregels en deelstaat mag aanvullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Impliciete bevoegdheid?

A

Dit zijn bevoegdheden die je nodig hebt om een taak goed te kunnen uitvoeren, ook al staan ze niet letterlijk in de wet.

17
Q

Inherente bevoegdheid?

A

Dit zijn bevoegdheden die je vanzelf hebt omdat ze bij je rol horen, zonder dat iemand dat expliciet hoeft te zeggen.

18
Q

Wat zijn de bevoegdheden van de gemeenschappen?

A

art 127 en 130 GW en art. 4 en 5 BWHI
1) culturele aangelegenheid
2) onderwijs
3) persoonsgebonden aangelegenheid

19
Q

Bevoegdheid van de gewesten?

A

art 39 GW en art 6 BWHI

20
Q

Bevoegdheid gemeenschappelijke gemeenschapscommissie?

A

personen in Brussel (bipersoonsgebonden)