Hoofdstuk 2: fundamentele beginselen Flashcards
hoorcollege 2
Wat zijn rechtssubjecten?
Een persoon die titularis is van subjectieve rechten en plichten.
1) natuurlijke personen
2) rechtspersonen
Wat is een natuurlijke persoon?
een mens
wat is een rechtspersoon?
Juridische structuur opgericht door de wet of door natuurlijke personen. Ze kan in eigen naam en voor eigen rekening optreden in het rechtsverkeer. Ze heeft een eigen vermogen.
Wat zijn de 2 basisprincipes van een rechtspersoon?
1) wettelijkheidsbeginsel: wettelijke basis is nodig om het oprichten
2) doelbeperking: aangeven in statuut wat het voorwerp is
Wat is een feitelijke vereneging?
groepje mensen die eigen geld gebruiken, hun vermogens zijn dus de vermogens van de vereneging.
Rechtsbekwaamheid?
Heb je het recht?
Handelingsbekwaamheid?
Mag je het recht zelf(standig) uitvoeren?
Wilsbekwaamheid?
Kan je het recht zelf(standig) uitoefenen
Wat is een materiële bron van recht?
De inhoudelijke regel die zegt wat mijn recht is.
Wat is een formele bron van recht?
De juridische bron waarin deze regel staat
Wat zijn bindende (formele) bronnen van het recht?
1) wetgeving
2) de gewoontes
3) algemene rechtsbeginselen
Wat zijn wetten?
Vastgelegde rechtsnormen die tot stand zijn gebracht door een bevoegd orgaan.
Wat is een formele wetgeving?
Elke akte die uitgaat van de wetgevende machten.
Wat is een materiële wetgeving?
Alle normel opgelegd door een bevoegd orgaan zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met aard of bevoegdheidsniveau van dit orgaan. De algemene bindende inhoud van de norm is doorslaggevend en niet het orgaan dat de norm uitvaardigd. Koninklijke en ministeriële besluiten!
Hoe wetsconflicten vermijden a.d.h.v. de hiërarchie der normen?
1) de hogere wet gaat voor op de lagere
2) de nieuwe wet gaat voor op de oude
3) de bijzondere wet gaat voor op de algemene