Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Angst

A

Fysiologische en emotionele reactie van het czs op een dreiging voor de gezondheid van het organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Angstigheid

A

Milde vorm van angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gegeneraliseerde angststoornis

A

Uitgesproken gevoelens van angstigheid en zorgen over verschillende activiteiten en situaties. Constant gevoel van onrust dat niet wordt veroorzaakt door een bepaald aspect. Onophoudend piekeren. 4,5% van de mensen krijgt te maken met GAS.
Meestal rond de 30, weinig in adolescentie. 2 keer meer vrouwen dan mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Criteria gegeneraliseerde angststoornis

A

Criteria:
- meer dan 6 maanden last van oncontroleerbare en voortdurende angst .
- ten minste 3 van de volgende symptomen; gespannenheid, vermoeidheid, concentratieproblemen, geïrriteerd, spierspanning en slaapproblemen.
- significante/ subjectieve last in dagelijks leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gegeneraliseerde angststoornis in combi met;

A

Depressie
Agorafobie
Sociale angst stoornis
Paniekstoornis
Specifieke fobie
Obsessief compulsief stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verklaring gegeneraliseerde angststoornis sociocultureel perspectief

A

Ontwikkeld vaker bij mensen die zich omgeven in gevaarlijke sociale omstandigheden, daarbij hoort ook bv disciminatie en onveiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verklaring gegeneraliseerde angststoornis psychodynamisch perspectief

A

Freud; alle kinderen ervaren angst op een ander niveau van de 3 componenten;
- realistische angst; wanneer je in gevaar bent
- neurotische angst; wanneer men hun id niet kunnen uiten
- morele angst; wanneer je gestraft word voor het uiten van je id.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verklaring gegeneraliseerde angststoornis humanistisch perspectief

A

Stoornis ontstaat wanneer men niet zelf niet eerlijk en zelf accepterend is. Ontbrekende zelf acceptatie in de kindertijd kan lijden tot ‘conditions of worth’ en daarmee hoge zelf standaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verklaring gegeneraliseerde angststoornis cognitief-behavioristisch perspectief

A

Volgens dit perspectief veroorzaken problematische gedragingen en disfunctionele denkpatronen psychologische stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verklaring gegeneraliseerde angststoornis biologisch perspectief perspectief

A

GAS wordt veroorzaakt door biologische factoren, angstreacties zijn gerelateerd aan bepaalde hersengebieden. Angststoornis resulteert uit hersencircuits;
- amygdala; verbanden leggen tussen waargenomen info en emoties in het geheugen, hoge activiteit bij negativiteit.
- prefrontale corticale gebieden; zorgen voor cognitieve controle, lage activiteit bij negativiteit
- onregelmatigheid van neurotransmitters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling gegeneraliseerde angststoornis biologisch perspectief

A

Medicatie die geleidelijk opgebouwd word. Bij afbouwen kan het terug komen.
- antidepressiva
- antipsychotica
- benzodiazepinen
- barbituraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling gegeneraliseerde angststoornis Cognitief perspectief

A
  • Cognitieve therapie; leren om minder te piekeren en zorgen te maken
  • relaxtraining; ontspannen
  • exposure; omgaan met angstwekkende situaties
  • responspreventie; leren om te stoppen met vermijdingsgedrag
  • metacognitieve therapie; mensen leren omgaan met het feit dat ze zich zorgen maken, omdat ze zich zorgen maken
  • mindfulness
  • acceptance en commitment therapie
  • RET; veranderen van cognitieve emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Specifieke fobie

A

Langdurige uitgesproken en disproportionele angst voor een bepaald object of situatie, langer dan 6 maanden. Confrontatie met het object zorgt voor onmiddellijke angst en vermijding, wat weer zorgt dat de angst aanhoud. 8% van de mensen heeft een specifieke fobie die ontstaat in de kindertijd, 2 keer zoveel vrouwen als mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaring specifieke fobie behavioristische theorieën;

A
  • klassieke conditionering; de angst voor honden na een beet
  • modelering; angst over nemen via observaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verklaring specifieke fobie biologisch

A

Amygdala geeft over activiteit in angstige situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verklaring specifieke fobie evolutionair model

A

Sommige angsten zijn adaptief, vroeger was het goed om bang te zijn voor spinnen en slangen, aangezien je zo de dood kon ontsnappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling specifieke fobie;

A

Cognitieve gedragstherapie;
- exposure therapie; blootstelling in graduele toename
- systhematische desensilatie; systematisch minder bang maken door aanwezigheid of virtual reality
- flooding; direct naar de ultieme stap van directe blootstelling
- modelering; angst afleren door te kijken hoe anderen er normaal mee omgaan.

18
Q

Agrofobie

A

Herhaalde, uitgesproken en disproportionele angst voor tenminste 2 afgebakende situaties;
- gebruik maken van openbaar vervoer
- bevinden in een openbare ruimte
- zich in een afgesloten ruimte bevinden (claustrofobie)
- in de rij of menigte staan
- alleen buitenshuis zijn
Mensen gaan deze situaties uit de weg omdat ze denken niet te kunnen ontsnappen, slecht 1% van de bevolking. Vaak in late adolescentie of vroege volwassenheid. Gaat vaak gepaard met paniekstoornis

19
Q

Verklaring agrofobie biologisch model

A

-amygdala; komt tot uiting bij
Vermijdingsgedrag
- overprikkeling subcorticale systemen; waardoor een vals alarm word afgegeven
- verstoring noradrenerg systeem
- verstoring serotonine systeem

20
Q

Verklaring agrofobie behavioristische theorie

A

Exteroceptieve conditionering; specifieke plekken of objecten conditioneren aan paniek
Operante conditionering; gedrag aanleren door bekrachtiging; krijg je een paniekaanval in de trein, dan ga je de trein vermijden. Dit vermijden is dan je bekrachtiging.

21
Q

Behandeling specifieke fobie biologisch

A

Medicatie als antidepressiva

22
Q

Behandeling specifieke fobie cognitief model

A

Exposure model;
Langzaam wennen aan sensatie zodat je leert dat ze normaal zijn en niet altijd gevolgd hoeven te worden door paniekaanvallen
Paniekmanagement; combi van blootstelling en rationele herinterpretaties om aan te leren on met sensaties om te gaan.

23
Q

Sociale angststoornis

A

Angst in sociale situaties waar je blootgesteld KUNT worden aan het oordeel van anderen. Sociale situaties roepen daarom angst, de angst voor negatieve evaluaties en de angst om anderen te beledigen op, omdat de patiënt niet goed tegen kritiek kan. De patient gaat dan dus de situatie vermijden. De patiënt is onzeker. Grootste angsten in sociale situaties; blozen, trillen, zweten. 8-9% van de bevolking, vaak ontstaan in kindertijd of adolescentie. Gaaf vaak gepaard met depressieve stoornissen of middelengebruik.

24
Q

2 soorten sociale angststoornis

A

Gegeneraliseerde sociale angststoornis; angst voorkomend in verschillende sociale situaties
Specifieke sociale angststoornis; angst voorkomend in specifieke sociale situaties

25
Q

Verklaring sociale angststoornis cognitief behavioristisch model

A

Vermijdings- veiligheidsgedrag;
Om te voorkomen om afgewezen te worden, zwart om zweetvlekken tegen te gaan, veel make up, veel op de achtergrond treden.
- interpretatiebias; negatievere interpretatie dan de werkelijkheid
- spotlighteffect
- verstoorde aandacht; aandacht voor dingen die je vreest; iemand kijkt je raar aan bv.

26
Q

Behandeling sociale angststoornis biologisch model

A

Medicatie als benzodiazepinen

27
Q

Behandeling sociale angststoornis cognitief model

A
  • exposure therapie
  • sociale vaardigheidstraining
  • assertiviteitstraining
  • cognitieve herstructurering
  • ontspanningsoefeningen

Overige behandelingen;
- Mindfulness
- taalconcentratietechnieken
- cognitive bias modification; automatische aandacht/ interpretatie bias verwerpen
- interpersoonlijke technieken

28
Q

Paniek stoornis

A

Angststoornis gekenmerkt door terugkerende episodes van intense angst en paniek. Hoofdkenmerk is paniekaanvallen en de bezorgdheid hierover, die maladaptieve gedragsverandering teweeg brengt.

29
Q

Paniekaanval

A

Minstens 4 van onderstaande criteria;
Hartkloppingen
Trillingen in handen of voeten
Ademnood
Zweten
Koude rillingen of juist opvlieger
Beven
Pijn op de borst
Gevoel van stikken
Flauwvallen
Misselijkheid of maagklachten
Duizeligheid
Derealisatie en depersonalisatie
Vrees om het verlies van zelfbeheersing
Vrees om te sterven
4 % in begin

30
Q

Verklaring paniekaanval biologisch

A

Amygdala komt tot uiting
Lotus couruleus (abnormale activiteit)
Overprikkeling subcorticale ontwikkeling

31
Q

Verklaring paniekaanval

A

Ernstige misinterpretaties
Introspectieve condtionering (specifieke interne signalen associëren met paniek)

32
Q

Behandeling paniekatoornis biologisch perspectief

A

Medicatie alsantidepressiva

33
Q

Behandeling paniekaanval cognitief perspectief

A
  • Exposure therapie
  • paniekmanagement
34
Q

Obsessief compulsieve stoornis

A

Terugkerende obsessies, compulsies of een combi van. Deze nemen beide veel tijd in beslag. 1% van de mensen zal ooit kamoen met ocd die begint tijdens kindertijd of later. Evenveel mannen als vrouwen. Vaak gepaard met angststoornissen, bipolariteit enz

35
Q

Verklaring obsessief compulsieve stoornis biologisch

A
  • Tekort serotonine: onrustigheid
  • Teveel glutamaat; extra alertheid
  • Hyperactief cortico striaal thalamisch curcuit; teveel dopamine
  • Verstoorde amygdala
36
Q

Verklaring obsessief compulsieve stoornis cognitief perspectief

A

Normale menselijke eigenschappen om onaangename en ongewilde reacties te hebben. Mensen met ocd denken vaak aan het ergste.

37
Q

Behandeling obsessief compulsieve stoornis biologisch

A

Medicatie zoals antidepressiva

38
Q

Behandeling obsessief compulsieve stoornis cognitief

A

Exposure en respons preventie; dwang onder ogen komen en niet uitvoeren. Het niet uitvoeren van een handeling word dan steeds normaler (niet 2 keer iets aan raken maar 1 keer)
- deep brain stimulation

39
Q

Risicofactoren voor stoornissen

A
  • Genetische factoren
  • persoonlijkheidsfactoren (neuroticisme)
  • omgevingsfactoren; trauma, slechte jeugdervaring
  • biologische factoren; hyperactieve hersencurcuit
  • cognitieve factoren; maladaptieve gedachtepatronen.
40
Q

Obessief compulsief gerelateerde stoornissen

A
  • hoarding dissorder; drang om spullen de bewaren of verzamelen
  • trichotillomania; drang om haren uit je hoofd te trekken
  • excoriation disorder; drang om aan de huid te pulken
  • body dismorphic disorder; gedachte dat men gebreken aan zijn of haar lichaam heeft