Hoofdstuk 3: religie Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van religie volgens Cicero?

A
  • Cicero heeft het woord ‘religie’ afgeleid uit het Latijn, relegere = opnieuw lezen. Het wezen van godsdienst bestaat uit het zorgvuldig overwegen van de realiteit.
  • Dit verwijst naar de reflexieve dimensie van religie, overwegen. Religie heeft te maken met nadenken over het leven, zoeken naar zin en diepte, bewustmaken van dingen die men anders over het hoofd ziet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van religie volgens Lactantius?

A
  • Lactantius zag in het woord religie het werkwoord religare = vastknopen. De essentievan religie zou daarom bestaan uit het verbinden van de wereld en in het bijzonder de mens met de bovenwereldse wezens.
  • Wijst op het meest fundamentele element van elke beschrijving van religie, met name de relatie tussen de mensen het heilige, het spirituele, het goddelijke.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van religie volgens Augustinus?

A
  • Van het Latijnse werkwoord reeligere = opnieuw uitkiezen. Religie betekent voor hem dat de mens God opnieuw uitkiest in de bekeringservaring.
  • Opnieuw kiezen voor God in een bekering, nadat de mens zich van God had afgewend in de zonde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de betekenis van “religie” (Latijns religio) in de oudheid en de middeleeuwen?

A
  • Van de oudheid tot in de middeleeuwen betekende het Latijnse woord religio een individueel geloofshouding, specifiek de verering van God.
  • Pas later begon men het woord religie te gebruiken voor gehele leerstellige geloofssystemen.
    • Jodendom, Christendom en islam zijn openbaringsreligies of openbaringsgodsdiensten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5a. Wat bedoelt de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer met “religieloos christendom”?

A
  • Protestantse theoloog en tegenstander van Hitler heeft kort voor zijn executie door het naziregime nagedacht over religieloos christendom, omdat naar zijn aanvoelen religie ongeloofwaardig en irrlevant was geworden en omdat de oorspronkelijke betekenis van het broege christendom niet in het systeem van een religie vervast was.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen functionele en substantiële definities van religie?

A
  • Functionele beschrijvingen van religie zeggen wat een religie doet in verband met de ultieme zin of betekenis van de realiteit.
    • Bv. Clifford Geertz: “Religion is a system of sumbols which acts to establish powerful, pervasive and long-lasting moods and motivations in men by formulating conceptions of a general order of existence and clothing these conceptions with such an aura of factuality that the moods and motivations seem uniquely realistic.
    • Thomas Luckmann is ervan overtuigd dat elke ‘world-view’, elke levensbeschouing als een ‘historical social reality’ een elemementaire vorm is van religie.
      • Binnenwereldse transcendentie van de mens, het feit dat hij zijn biologische, fysieke natuur overstijgt als een vorm van religie.
      • Die universele, onzichtbare religie is een onbewuste realiteit.
  • Substantiële definities beschrijven wat een religie is. De nadruk ligt daarbij op het specifieke sui generis aspect dat voor elke religie noodzakelijk of constitutief is = gerichtheid op een transcendente bovenmenselijke realiteit.
    • Valeer Neckebrouck: “Religie verwijst naar een andere zijde, andere dimensie, ander aspect of ander niveau van de werkelijkheid, verschillend van de realiteit van de gewone ervaring van het dagelijkse bestaan, op een of andere wijze gezien en beleefd als waarlijk bestaande en meestal als beslissend of superieur ten opzichte van de dagelijkse werkelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom heeft Peter Berger de definitie van religie door Thomas Luckmann als “assassination through definition” beschreven?

A
  • “Ze een quasi wetenschappelijke legitimatie bieden voor een geseculariseerde levensbeschouwing”. In de functionele definities moffelen de taalkzues weg wat religie werkelijk is. Volgens substantiële definities heeft religie altijd te maken met een andere dimensie, iets dat het menselijke of het wereldlijke overstijgt = het heilige, het mysterie, het transcendente en God.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is volgens de gangbare academische opvatting het verschil tussen theologie en religiewetenschap?

A
  • Theologie: als de studie van religie beoefend wordt door aanhangers van die religie zelf. Gekenmerkt door een binnenperspectief, door het feit dat de persoonlijke betrokkenheid en het geloof van een theoloog ook bij het beoefenen van de theologische wetenschap niet zomaar tussen haakjes wordt geplaats. Het is de kritische zelfreflectie va het geloof, het rationele doorgronden van de geloofservaring.
  • Religiewetenschap: bestuderen van een religie door mensen die er zelf niet in geloven, of die voor de tijd van het wetenschappelijk werk doen alsof ze niet geloven en dus vanuit een buitenperspectief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

8a. Wat is volgens de gangbare academische opvatting het verschil tussen theologie en religiewetenschap? Op welke gronden zou men deze opvatting in vraag kunnen stellen?

A
  • In welke zin theologie als ‘geloofswetenschap’ een wetenschappelijke discipline kan zijn die aan de universiteit een plaats heeft. Maar berust op een misverstand om theologie te verwerpen als wetenschappelijke discipline.
  • De geloofsovertuiging is geen argument, men argumenteert veleer met rationeel toestbare argumenten die ook een niet)geovige of andersgelovige collega kritisch kan bevragen. In bepaalde opzichtingen zijn theologen vanuit hun binnenperspectief en hun affiniteit met het onderwerp beter geschikt voor de studie van hun religie.
  • Maar ze hebben ook blinde vlekken die enkel een persoon met een buitenperspectief kan duidelijk maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke rol heeft men vanuit de Verlichting na de godsdienstoorlogen aan de theologie toebedeeld?

A
  • Theologie: Sterk beïnvloed door het Verlichtingsdenken = na godsdienstoorlogen en geweldpotentieel religie moest theologie een kritisch rationele studie van binnenuit om het fanatisme en het fundamentalisme onder kritiek te plaatsen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onder welke voorwaarde kan theologie een wetenschappelijke discipline zijn?

A
  • Geloofsovertuiging niet als argument, maar wel kritisch zijn over de positie = kritisch academische houding om bewust te worden van de geloofsovertuiging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is de theorie dat religiewetenschap het fenomeen religie vanuit een buitenperspectief bestudeert een illusie?

A
  • Theorie van een buitenperspectief is strikt genomen een illusie, geen enkele wetenschapper neofent de de wetenschap op een neutrale manier of zonder religieuze of niet-religieuze overtuigen. Ook de houding van een atheïst of een agnost is een geloofshouding. Iedereen brengt vooroordelen of voorverstaan mee in een academische studie. Een kritisch academische houding kan die weliswaar niet ongedaan maken maar wel bewust maken. Door velen wordt het voorverstaan vandaag zelfs begrepen als mogelijkheidsvoorwaarde van elk verstaan en elke wetenschappelijke studie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn volgens Sandra Schneiders (in de analyse van Kees Waaijman) de drie fundamentele kernmerken van een definitie van spiritualiteit?

A
  • Spiritualiteit draait om levensintegratie door zelftranscendentie, die gericht is op de uieinelijke waarde van het leven.
  • Kenmerken spiritualiteit:
  1. Spiritualiteit is een ‘project’, waarin iemand zijn leven tracht te iintegreren
  2. De weg waarlangs dit gebeurt, is de zelftranscendentie, gericht op de uiteindelijke waarde zoals men die opvat
  3. Het project wordt innerlijk bepaald door de ervaring daarin bewust betrokken te zijn. Het allesbepalende kenmerk is de ervaring.
  • Focus op het individu en niet de gemeenschap, gericht op de menselijke ervaring en iederen is er actief bij betrokken, bevordert de integratie in een diverse en chaotische wereld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom spreekt “spiritualiteit” volgens R. Bieringer mensen vandaag meer aan dan “religie”? (4 elementen)

A
  1. Spiritualiteit is een zeer open begrip dat iedereen de kans geeft de betekenis volgens de eigen voorkeur of keuze in te vullen = de uiteindelijke waarde zoals men die opvat.
  2. Focus eerder op het individu en niet opde gemeenschap
  3. Gericht op de menselijke ervaring en iedereen is er actief bij betrokken.
  4. Spirituelaiteit bevordert de integratie in een diverse en chaotische wereld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

. Wat heeft volgens R. Bieringer in een geseculariseerde context het contractuele denken te maken met het ritualistische?

A
  • Vergote beweert: religies zijn ritualistisch, in wezen betekent religie zelfs de riten voltrekken.
    • Offer: symboligsche handelingen waarbij de mens aan de goden iets waardevols aanbiedt om zo herkenning te geven aan de goden en gunsten van hen af te smeken.
    • Maar God laat zich niet zomaar omkopen. Het voltrekken van riten zonder aandacht voor rechtvaardigheid onder de mensen wordt beschouwd als huichelarij.
  • Het afsluiten van een contract tussen een werknemer en een werkgever kan vergeleken worden met een rituele handeling. In het contractuele denken wordt beweerd dat het naleven van een contract als dusdanig (gelijk van welke aard het contract is, of het rechtvaardig of onrechtvaardig is), als rechtvaardig moet worden beschouwd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

. Wat wordt bedoeld met de uitspraak: “In een door collectief oergeloof gekenmerkte samenleving is atheïsme of ongeloof per se onmogelijk”?

A
  • Collectief oergeloof: type van religieus bewustzijn dat niet gebaseerd is op een bewuste, individuele keuze maar eerder op een collectieve basishouding die niet onder kritiek kan worden geplaatst en dieniet in vraag kan worden gesteld. Atheïsme of ongeloof is in principe onmogelijk. Oergeloof wordt meegegeven in de opvoeding en de werkelijkheidsbenadering die eigen is aan een bepaalde religieuze levensbeschouwing. Een bekering is onmogelijk mar ook zich ervan afkeren. Men kiest niet voor deze levenscbewhouwing.
    • Geloving en ongevlig zijn in deze context onverstaanbaar.
  • Damascuservaring van Paulus: in bepaalde religieuze werkelijkheidsbenaderingen zou onlogelijk zijn, dus hier een bewuste afkeer van een bepaalde overtuiging en het zich keren naar een andere.
17
Q

Wat wordt bedoeld met de uitspraak: “In een geseculariseerde samenleving is theïsme of geloof per se onmogelijk”?

A
  • Een geseculariseerde versie van collectief oergeloof is aanwezig als mensen in groten getale hun popsterren of idolen navolgen of dictatoriale of autocratische heersers vereren.
  • Areligie is in deze samenleving het oergeloof. Je kan je er dus onmogelijk van afkeren.
18
Q

De Damascuservaring van de apostel Paulus wordt vaak als “bekering” geïnterpreteerd. Waarom kan dit tot misverstanden leiden?

A
  • Berekering van Paulus op weg naar Damascus = voorbeeld van mensen die zich tot een bepaalde vorm van geloof berkoren of er zich van afkeren.
  • ‘Bekering’ kan hier tot misverstanden leiden omdat het vandaag meestal een overgang van 1 religie naar een andere religie is en omdat de mensen die Paulus vervolgde en de mensen tot wie Paules als vervolger behoorde, niet tot verschillende religies behoorden.
    • Christendom en jodendom waren nog geen aparte religies en zelfs het concept religie is van een latere datum.
  • Maar hier wordt wel duidelijk dat er een bewuste afkeer van één bepaalde overtuiging of geloofskeer mogelijk is en het keren naar andere  onmogelijk in andere religieuze werkelijkheidsbenaderingen.
19
Q

Waarom is de tegenstelling “gelovig” – “ongelovig” onverstaanbaar in een door collectief oergeloof gekenmerkte samenleving?

A
  • Collectief oergeloof: type van religieus bewustzijn dat niet gebaseerd is op een bewuste, individuele keuze maar eerder op een collectieve basishouding die niet onder kritiek kan worden geplaatst en dieniet in vraag kan worden gesteld. Atheïsme of ongeloof is in principe onmogelijk. Oergeloof wordt meegegeven in de opvoeding en de werkelijkheidsbenadering die eigen is aan een bepaalde religieuze levensbeschouwing. Een bekering is onmogelijk mar ook zich ervan afkeren. Men kiest niet voor deze levenscbewhouwing.
20
Q

In het Jodendom en het christendom wordt de seksuele voortplantingskracht van de mens (en van dieren) niet vergoddelijkt. Wat komt in de plaats hiervan?

A
  • Seksualiteit en voortplanting blijven belangrijke onderwerpen binnen het joodse en christelijke geloof, maar door hen wordt de voortplantingskracht niet vergoddelijkt. God wordt als Vader voorgesteld (vooral in het Christendom), maar beslist niet in de fysieke, op voortplanting gerichte zin, maar veleer in de spirituele betekenis.
  • In geseculariseerde maatschappijen: scheiding tussen seksualiteit en voortplanting en voortplantingskracht slechts in beperkte mate als mysterie.
21
Q

Op welke manier overleeft in sommige geseculariseerde maatschappijen de onderscheiding tussen rein en onrein.

A
  • In geseculariseerde maatschappijen overleeft de onderscheiding van de wereld in rein en onrein in de vorm van soms overdreven hygiëne en de daarme verbonden angst voor besmetting.
22
Q

Waar is volgens de officiële documenten van de Katholieke Kerk de oorsprong van de godsdienstvrijheid?

A
  • Het Nieuwe Testamnt: Paulus hamert op het belang van de vijrheid van de mens met betrekking tot geloof, maar dat deze vrijheid niet misbruikt mag worden.
  • Tweede Vaticaans Concilie: Katholieke Kerk officieel een verklaring over de godsvrijheid (Dignitatis humanae = over de menselijke waardigheid) van 7 december 1965.
    • Recht op godsdienstvrijheid = haar oorsprong in de waardigheid van de menselijke persoon dus de natuur. Ze wordt niet verleend door de Staat of de Kerk maar de mens heeft hier recht op, zonder enige voorwaarde, alleen om wie de mens is. Die vrijheid blijft ook bestaan als mensen de waarheid niet zoeken. Staat & Kerk moeten deze vrijheid respecteren.
    • Plicht om de waarheid te zoeken
    • Deze tekst verwerpt elke vorm van dwang want de waarheid heeft geen ander instrument om te overtuigen dan de waarheid zelf. Het geloof is per definitie een vrije keuze. Als er geen vrijheid is, wordt monotheïstische religie zinloos.
23
Q

Waarom verwerpen de officiële documenten van de Katholieke Kerk elke vorm van dwang in verband met religie en geloof?

A
  • Deze tekst verwerpt elke vorm van dwang want de waarheid heeft geen ander instrument om te overtuigen dan de waarheid zelf. Het geloof is per definitie een vrije keuze. Als er geen vrijheid is, wordt monotheïstische religie zinloos.
24
Q

Waarom heeft vrijheid zo’n centrale plaats in de relatie tussen God en mens in het Jodendom en het christendom?

A
  • Het geloof is per definitie een vrije keuze. Als er geen vrijheid is, wordt monotheïstische religie zinloos. Deze tekst verwerpt elke vorm van dwang want de waarheid heeft geen ander instrument om te overtuigen dan de waarheid zelf.
  • De vrijheid van de partner in het verbond hoort essentieel bij het door God geschapen zijn en bij het sluiten van het verbond van de mens tegenover God. De mens wordt uitgenodigd een kritische houding aan te nemen die enkel mogelijk is als er vrijheid is.
25
Q

In de verklaring Dignitatis Humanae van het Tweede Vaticaans Concilie vinden we in art. 2 en 10 belangrijke passages over de godsdienstvrijheid. Noem drie belangrijke elementen die deze teksten onderstrepen.

A
  1. Recht op godsdienstvrijheid = haar oorsprong in de waardigheid van de menselijke persoon dus de natuur. Ze wordt niet verleend door de Staat of de Kerk maar de mens heeft hier recht op, zonder enige voorwaarde, alleen om wie de mens is. Die vrijheid blijft ook bestaan als mensen de waarheid niet zoeken. Staat & Kerk moeten deze vrijheid respecteren.
  2. Plicht om de waarheid te zoeken
  3. Deze tekst verwerpt elke vorm van dwang want de waarheid heeft geen ander instrument om te overtuigen dan de waarheid zelf. Het geloof is per definitie een vrije keuze. Als er geen vrijheid is, wordt monotheïstische religie zinloos.
26
Q

24a. Wat wordt bedoeld met de “theodiceevraag”?

A
  • Theodicee betekent de rechtvaardiging of verdediging van de almachtige God in het licht van het menselijk lijden. In de klassieke theologische discussie wordt gezegd dat het lijden van de mens impliceert dat God niet tegelijk almachtig en barmhartig kan zijn. Want als God almachtig is, dan bewijst het lijden van de mens dat God niet barmhartig is en omgekeerd. Het vraagstuk van de theodicee houdt zich bezig met deze problematiek.
27
Q

Welk antwoord geven dualistische levensbeschouwingen op de “theodiceevraag”?

A
  • Verklaring van het lijden als de prijs voor de menselijke vrijheid. Het kwade zou dus bestaan doordat God onze vrije keuzes respecteert.
  • Verlichting: de joden mogen zich in hun geloof niet gedragen zoals kleine kinderen die denken dat de hele wereld rond hen draait. Hun verstand moeten gebruiken en de theologie van de uitverkiezing van het joodse volk in vraag moeten stellen.
  • Professor strafrecht: pragmatische houding dat de nazi’s alles van de joden hebben afgenomen buiten hun geloof. Dus ze moeten blijven in god geloven, ook als ze tot de overtuiging komen dat God niet bestaat.
28
Q

Geef de dubbele vraag van Boethius weer in verband met het lijden.

A
  • Indien er wel een God is, waar komen dan de slechte dingen vandaan?
  • Maar waar komen de goede dingen vandaan, indien er geen God is.
29
Q

In welke zin is dit een aanvulling op de “theodiceevraag”?

A
  • We kunnen God niet begrijipen omdat de mens God niet is dus ook niet het lijden begrijpen.
30
Q

. In de documentaire God on Trial wordt het boek Job aangehaald waar geopperd wordt dat de mens niet kan begrijpen waarom hij moet lijden omdat hij niet God is. Men kan de redevoering van Rabbi Akiba die iets later volgt, begrijpen als een antwoord op Job. Wat zegt Akiba ten opzichte van de positie van Job?

A
  • Hij zegt: “God is not good, God was neever good, he was only on our side”. Hier betekent dit dat de manier waarop men God heeft voorgesteld, voor de slachtoffers niet voordelig was. Want men heeft het zo voorgesteld alsof God aan de kant van hun vijanden zou staan. Het gaat hier over de afgod die voor eigen doeleinden gebruikt wordt.
    • Dus: de god die als de ware god wordt voorgesteld maar in werkelijkheid een afgod is, is niet goed.
  • Proces gaf hoop: omdat men via een veroordeling van de afgod, die in dienst staat van haar eigen voordeel, de ware authentieke God opnieuw tevoorschijn komt.
  • Taak van theologie om altijd opnieuw het proces te maken van de afgoden die als de ware God worden voorgesteld, om op die wijze de waarheid van de authentieke God te doen oplichten.
31
Q

In de documentaire God on Trial ontmoeten we een mens die op grond van zijn mystieke ervaring spreekt. Wat wordt met mystieke ervaring bedoeld?

A
  • Mystieke mensen zijn mensen die ervaring hebben de diepste grond van het bestaan, God, onbemiddeld te ontmoeten en met hem één te worden. Op grond van die ervaring zijn mystieke mensen in staat te herkennen wat allemaal God beweert te zijn, maar het in werkelijkheid niet is. Een dergerlijke ervaring stelt mensen in staat de waarheid te herkennen en het inauthentieke in de betsaande godsbeelden aan te klagen. Als gevolg zijn authentieke atheïsten en authentieke mystiekers in hun religiekritiek vaak al niet te ver van elkaar verwijderd.
32
Q

Op het hoogtepunt van de documentaire God on Trial zegt Rabbijn Akiba “God is not good”. Wat bedoelt hij hiermee als gelovige jood?

A
  • Akiba zegt “God is not good, God was never good, he was only on our side”. Dit is geen uitspraak over de authentieke God tot wie men bidt en die er voor iedereen is. Dit is een uitspraak over de afgod die voor eigen doeleinden gebruikt wordt, “Gott-mit-uns’. De afgod brengt de slechte dingen en de ware, authentieke God brengt de goede dingen.
33
Q

Wat ligt volgens Bieringer aan de oorsprong van het potentieel tot geweld dat eigen is aan religies?

A
  • Religies zijn ambigu: ze hebben een groot potentieel om gebruikt te worden voor het goede en voor het kwade. De acherliggende reden hiervoor is dat het in religies over het absolute gaat, het transcendente niet-empirische absulte, de God die altijd groter is (deus semper maior). Maar mensen gebruiken deze altijd voor hun eigen doeleidnen om zich zo het absolute toe te eigenen. Ze treden op met de absoluutheidsclaim en de waarheidsclaim die alleen God toekomen en dan is het maar een kleine stap tot geweld.
34
Q

Wat ligt volgens Jan Assmann aan de oorsprong van het potentieel tot geweld dat eigen is aan religies?

A
  • Vertrekt vanuit het onderscheid tussen polytheïstische en monotheïstische religies, en dan vooral het keerpunt. Hierbij is de Mozaïsche onderscheiding van belang, de onderscheiding tussen afgod en ware God, waar en onwaar.
  • Polytheïstische religies zijn verdraagzaam omdat voor hen alle goden even waar zijn, maar er gebeurt een verschuiving vanaf dat men spreek over waar en onwaar. Vanaf dat moment is er een tegenreligie, een secundaire religie die zich afzet tegen en neerkijkt op de valse religie.
    • Dit waardeoordeel leidt tot intolerantie en geweld.
  • Keerpunt = onderscheid tussen rein en onrein wordt onderscheid waar – onwaar. Dit is de zondeval van de godsdienstgeschiedenis, omdat het het beginpunt was van de geweldadige geschiedenis van de seculaire religies.
35
Q

Noem vier verschillen op tussen primaire en secundaire religie.

A

Primaire religies

Secundaire religies

Oorspronkelijke religie, oerreligie

Tegenreligie

Rein – onrein

Waar – Onwaar

Polytheïsme

Monotheïsme

Cultuurreligie

Wereldreligie

Oergeloof

Openbaring, stichting

Mythos

Logos

Traditionele religie = stichter onbekend

Keuzereligie (bekende stichter)

36
Q

Wat is de kritiek van Erich Zenger ten opzichte van de stelling van Jan Assmann dat geweld “per se inherent” is aan monotheïsme?

A
  • Waardeoordeel (waar – onwaar) van het monotheïsme is niet numeriek, alsof het zou zeggen dat er één grotere waarde heeft van velen, maar gericht op vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Volgens Zenger draagt het monotheïsme niet per se bij tot oorlog en geweld, maar allen als het misbruikt wordt.
  • Zijn kritiek op de stelling van Assmann is op geen enkele manier bedoeld om het feitelijke geweld van religies te loochenen of af te zwakken.
37
Q

Wie de relatie tussen de monotheistische religies onderling wenst te beschrijven, heeft een keuze tussen vier modellen? Wat is het verschil tussen exclusivisme en inclusivisme?

A
  • Exclusivisme: aanhangers zijn ervan overtuigd dat er slechts 1 ware religie is en dat het doel moet zijn alle andere religies te overwinnen door hun volgelingen door missionering tot de ware religie te bekeren. Alle religies behalve de eigen religie zijn vals en hebben geen bestaansrecht.
    • Hier vallen christendom, jodendom en de islam onder.
  • Inclusivisme: de ene ware religie sluit het goede en ware van alle andere religies in. De ene, ware religie is de vervulling van de andere religies die al elementen van waarheid bevatten. Mensen uit andere religies of zonder die hun geweten volgen en een goed leven leiden, kunnen worden beschouwd als anonieme volgelingen van de ware religie.
    • Katholieke Kerk heeft sinds het Tweede Vaticaans Concilie afscheid genomen van het exclusivisme en nu een incluvistisch model.
  • Pluralisme: er is niet één ware religie. In feite worden alle religies beschouwd als menselijke en cultureel gebonden uitdrukkingen van de ene goddelijke realiteit. De nadruk ligt op datgene dat alle religies gemeenschappelijk hebben en dan hun allen gelijke waarde geeft. De missionering wordt hier vervangen door interreligieuze dialoog als weg naar vrede.
  • Interreligieuze dialoog: veel ware religies, maar de vrede en verdraagzaamheid onder de religies worden niet verwacht van de nadruk op hun onderlinge gelijkenissen, maar op het aanvaarden van de verschillen die het mogelijk maken van elkaar te leren.
38
Q
  1. Hoe beoordeelt Rabbijn Akiba in zijn redevoering op het hoogtepunt van de documentaire God on Trial de Bijbelse traditie van de uittocht uit Egypte en de intocht in Kanaan?
A
  • Hij gebruikt deze traditie ter staving van het argument dat God niet goed is, maar slecht aan hun zijde stond. Zo stuurde God allerhande plagen naar de Egyptenaren toen de farao weigerde het Joodse volk de vrijheid toe te kennen. God slachtte zo iedere eerstgeborenen, maar niet de farao zelf. En toen het Joodse volk de zee doorstak sloot God de zee niet om het pad van de Egyptenaren af te sluiten, maar verdronk ze.