hoofdstuk 3 Flashcards
wat zijn eukaryoten?
cellen met celkern, plasmamembraan, organellen
wat zijn prokaryoten? (geef een voorbeeld)
cellen zonder celkern, wel plasmamembraan
bacteriën
wat doet de celkern?
houdt DNA vast
waaruit bestaat het plasmamembraan?
dubbele fosfolipide laag (polaire kop, apolaire staart)
selectief doorlaatbaar
grens binnenste en buitenste van een cel
doe de afbeelding op p 47 in het boek
jow bro
waaruit bestaat de nucleus?
nucleaire envelop/ kernmembraan
chromatine
nucleolus
waaruit bestaat het endoplasmatisch reticulum?
RER, SER
waaruit bestaat het cytoskelet?
microtubili
intermediaire filamenten
actine filamenten
hoe is de eukaryote cel ontstaan? hoe verliep de ontwikkeling?
zie afbeelding 3.5 pagina 48 (+ uitleg SV)
wat is het vloeibare mozaïek model?
verwijst naar werking plasma membraan
tussen fosfolipidelaag: proteïnemoleculen (schuivend patroon)
wat zijn de verschillende processen in het plasmamembraan en waarvoor dienen ze?
selectieve doorlaatbaarheid door osmose diffusie gefaciliteerd transport actief transport bulk transport (endocytose en exocytose)
wat is diffusie?
een molecule dat beweegt van een regio met hoge concentratie naar een regio met lage concentratie (tot evenwicht bereikt)
is diffusie actief of passief?
passief
wat gebeurt er als er door diffusie een evenwicht is bereikt?
evenveel moleculen gaan in en uit de cel
wat is osmose?
de beweging van water door een semipermeabel membraan
waar is osmose van afhankelijk?
toniciteit
leg toniciteit uit
- hoe hoger concentratie opgeloste deeltjes, hoe lager
concentratie water in een oplossing (en omgekeerd) - water gaat altijd van een regio met minder opgeloste
deeltjes naar een regio met meer opgeloste deeltjes
leg uit: isotoon
aantal opgeloste deeltjes is gelijk in beide oplossingen