hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

wat zijn de functies van the urinary system?

A
  • metabolisch afval verwijderen
  • water-zout balans behouden
  • zuur-base balans behouden (nieren)
  • hormonen afscheiden (nieren)
    (+ extra functie nieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat metabolisch afval?

A

stikstofhoudend afval

  • ureum
  • creatinine (afbraak creatinefosfaat)
  • ammonium
  • urinezuur (uit metabolische processen nucleotiden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe ontstaat ureum?

A

lever: aminozuren afgebroken en ammonium vrij

- -> combinatie ammonium en CO2 –> ureum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is uremie?

A

te veel ureum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom zout-water balans onder controle houden?

A

zout heeft invloed op snelheid en richting osmose (meer zout –> meer bloedvolume en -druk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat moeten de ph zijn van urine en bloed?

A

max 6 en 7,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doet renin?

A

enzyme dat leidt tot uitscheiding aldosteron (hormoon voor regulatie water-zout balans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de extra functie van de nieren?

A

opnieuw gefilterde voedingsstoffen absorberen en vitamine D synthetiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de organen van the urinary system?

A

nieren
urineleiders (urine nieren –> blaas)
blaas (opslag urine tot excretie)
urinebuis (urine uit lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit bestaan de nieren?

A
  • bedekt met niercapsule (vezelig bindweefsel) en vetweefsel
  • nierslagader: brengt bloed naar nieren
  • nierader: gefilterd bloed wegvoeren
  • rechter lager dan linker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een drijvende nier?

A

= nefroptose

  • de nier komt los van zijn positie, beweegt vrij onder buikvlies
  • kan knik in urineleider veroorzaken –> urine terug in de nier –> schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waaruit bestaan de urineleiders?

A

3 lagen

  • innerlijke slijmvliezen
  • gladde spierlaag
  • buitenste vezelachtige laag bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe komt urine in de blaas?

A

peristaltische samentrekkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waaruit bestaat de blaas?

A
3 openingen: 2 voor urineleiders, 1 voor urinebuis
blaaswand: 
- uitzetbaar 
- laag overgangsepithelium
- middelste laag ronde vezels en gladde spieren
- 2 lagen longitudinale gladde spieren
rugae
2 sluitspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 2 sluitspieren zijn er in de blaas?

A

innerlijke: gladde spier, onvrijwillige controle
uiterlijke: skeletspier, vrijwillige controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe werkt regae precies?

A

epithelium van slijmvlies wordt dunner en plooien in slijmvlies –> plooien werken als klep tegen terugstroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe werkt urineren?

A
  • zintuiglijke impulsen naar RM en hersenen (kan drang onderdrukken)
  • plassen: motorische zenuwimpulsen
  • -> samentrekken blaas
  • -> ontspannen sluitspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een overactieve blaas?

A

spieren van de blaas trekken samen, zelfs als de blaas niet vol is (geeft gevoel dat je dringend naar de wc moet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

verschil vrouwen en mannen in urinebuis

A
  • vrouwen, 4cm, gevoelig bact. inf., reproductieve en urinaire systemen niet verbonden
  • mannen, 20 cm, 2 systemen wel verbonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke 3 regio’s zijn er van de nier?

A
renal cortex 
(buitenste gekorrelde laag)
renal medulla 
(kegelvormig weefselmassa, renal pyramids)
renal pelvis
(centrale ruimte/holte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn de basiseenheden van de nier?

A

nefronen, filteren bloed en produceren urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bespreek de anatomie van een nefron

A

elk eigen bloedtoevoer, 2 capillaire regio’s

1) glomerulus
2) peritubular capillairy network (verdeling efferente arteriole)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke baan volgt het bloed in de nieren?

A

afferente arteroile –> glomerulus –> efferente ateriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat zijn de verschillende delen van een nefron?

A
- glomerular capsule
(gesloten uiteinde nefron, cup-structuur, 2 lagen)
- proximal convoluted tubule
(mitochondriën, lus van Henle)
- distal convoluted tubule
(ion-uitwisseling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is glomerulaire filtratie?

A

podocyten vast aan capillaire wanden van glomerus

–> poriën verlaten –> kleine moleculen kunnen makkelijk passeren (glomerus –> binnenkant capsule)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe werkt reabsorptie en waar?

A
  • proximal convoluted tubule
  • epitheelcellen binnenkant nefron: microvilli die borstelrand vormen –> vergroot oppervlak voor tubulaire reabsorptie van componenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kan de distal convuluted tubule ook aan reabsorptie doen?

A

nee, geen microvilli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

waarvoor dienen mitochondriën?

A

energie leveren voor actief transport van moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

waarvoor dient de lus van Henle?

A

dalende ledemaat: water kan diffunderen in het weefsel rond nefron
stijgende ledemaat: zout actief transporteren van lumen naar weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

welke 3 processen zijn betrokken bij urine vorming?

A
  • glumerular filtration
  • tubular reabsorptie
  • tubular secretion
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

bespreek glumerular filtration

A
  • bloed binnen in glomerulus via afferente arteriole
  • -> eff. art. is smaller dan aff. art.
  • -> stijging bloeddruk
  • -> water en kleine moleculen van glomerus naar binnenkant capsule (grote mol. kunnen niet door cappilaire wand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

welke porties heeft bloed in de glomerus?

A

filterbaar, onfilterbaar

uitleg sv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

bespreek tubular reabsoption

A
  • moleculen en ionen geresorbeerd vanuit nefron in bloed van peritubilaire netwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoe worden natriumionen actief getransporteerd?

A

door 2 types transporteiwitten
- symport
(gekoppeld aan verplaatsing grotere oplossingen, samen dus)
- antiport
(natriumionen verplaatsen in de cel en waterstofionen uit cel transporteren)
(natriumionen verplaatst: chorideionen volgen passies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

waarom reguleert antiport van natriumionen de pH balans van het bloed?

A

verplaatsing van waterstofionen vermindert zuurtegraad

36
Q

wat is diabetes mellitus?

A
  • lever en spieren slaan glucose niet op als glycogeen
  • -> bloedglucosespiegel hoger dan normaal –> glucose in urine
  • overtollig glucose in filtraat –> osmolariteit stijgt –> minder water opgenomen in peritub. cap. netwerk
  • vaak plassen en meer dorst
37
Q

leg tubular secretion uit

A

2de manier om stoffen uit bloed te verwijderen en toevoegen aan buisvormige vloeistof

38
Q

welke nier functie ziektes zijn er?

A
diabetes
hypertension
inherited conditions
infecties 
nierstenen
--> progressieve nierziektes en nierfalen
39
Q

wat is urethritis?

A

infectie in de urinebuis

40
Q

wat is cystitis?

A

infectie in de blaas

41
Q

wat is pyelonephritis?

A

infectie wanneer nieren zijn aangetast

42
Q

wat zijn nierstenen

A
  • harde korrel (calcium, fosfaat, urinezuur, eiwitten)
  • gevormd in nierbekken
  • kunnen nierbekken of urineleider blokkeren –> omgekeerde druk –> nefronen vernietigd
43
Q

wat is oedeem?

A

vochtophoping in de lichaamsweefsels

44
Q

wat als er een neuron beschadigd wordt?

A
  • RBC of WBC in urine

- ureum en andere afvalstoffen hopen op in urine

45
Q

wat is uremie

A

meer ureum in bloed, niervergiftiging

46
Q

leg uit: nieren en homeostase

A
  • afvalstoffen uitscheiden
  • water-zout balans behouden
  • zuurbasisbalans van lichaamsvloeistoffen behouden
47
Q

leg uit: afscheiding afvalstoffen

A
  • !! homeostase

- afvalstoffen= eindproduct metabolsime, moet uit bloed verwijderd worden

48
Q

geef voorbeelden van afvalproducten

A
  • ureum (door nieren en lever)

- creatinine (door spieren)

49
Q

waardoor worden nieren ondersteund?

A

zweetklieren, mengsel zout/water/ureum afscheiden

50
Q

wat gebeurt er bij nierfalen?

A
  • ureum uitgescheiden door zweetklieren (uremische vorst op huid)
51
Q

vergelijk osmose vs reabsorptie

A

water terug aan bloed gegeven vs water stroomt door waterkanalen (aquaporins)

52
Q

doe 11.4 op de samenvatting

A

komt goed!

53
Q

wat is hemodialyse?

A
  • een nierfunctievervangende therapie gebaseerd op de principes van diffusie en osmose, vaak gecombineerd met ultrafiltratie
  • de uitwisseling van vocht, zouten, zuren en afvalstoffen tussen uw bloed en een spoelvloeistof (badwater) door een filter (membraan) waarbij overtollige stoffen worden verwijderd en nuttige worden toegevoegd. Die filter bevindt zich in de ‘kunstnier’. De toegang tot uw bloedbaan verloopt via een ‘fistel’ of ‘centrale katheter’
54
Q

wat hebben nieren met homeostase te maken?

A
  • verbonden met elk ander orgaansysteem
  • afval moleculen uitscheiden
  • water-zout balans onderhouden
  • zuurbasebalans onderhouden
  • andere systemen assisteren
55
Q

hoe scheiden nieren afvalmoleculen uit?

A
  • bloed constant reinigen van afvalstoffen (eindproduct metabolisme)
  • uitscheiden ureum
  • uitscheiden creatine
56
Q

waar komt ureum vandaan?

A

afvalstof uit lever

57
Q

waar komt creatine vandaan?

A

afvalstof uit spieren

58
Q

waardoor worden nieren ondersteund?

A

door zweetklieren van de huid

59
Q

wat gebeurt er bij nierfalen?

A

zweetklieren gaan ureum afscheiden, stof op de huid

60
Q

wat gebeurt er met het meeste van het water na filtratie?

A

nefronen zorgen voor reabsorptie van het water, door water kanalen (aquaporines)

61
Q

wat gaat er altijd vooraf aan de reabsorptie van water? welk proces zorgt dus eigenlijk voor de reabsorptie?

A

de reabsorptie van zout, osmose

62
Q

waaruit bestaat de renal cortex?

A
  • proximal convoluted tube
  • distal convoluted tube
  • corticale porie van verzamenkanalen
63
Q

wat hebben hormonen te maken met de zout water balans? (door nieren)

A

reguleren de reabsorptie van sodium en water in de distal convoluted tube

64
Q

welke hormonen spelen een rol bij de zout water balans onderhouding door de nieren?

A

aldosteron
renine
antidiuretisch hormoon ADH
atriaal natriuretisch hormoon ANH

65
Q

wat doet aldosteron? (hormoon)

A

promoot ion uitwisseling

66
Q

wat doet renine?

A

contact regio afferente arteriole en distal conv. tube:

renine afgescheiden om filtratie mogelijk te maken

67
Q

wat gebeurt er als er teveel renine wordt afgescheiden?

A

teveel renine afscheiding–> teveel reabsorptie van water en zout –> te hoge bloeddruk

68
Q

wanneer wordt ADH afgescheiden?

A

als we te weinig water hebben ingenomen

69
Q

wat doet ANH?

A

remt uitscheiding renine
remt uitscheiding aldosteron
zorgt voor natriuresis: uitscheiding Na+ bevorderen

70
Q

hoe kan je de toniciteit van urine bepalen? wat heb je daarvoor nodig?

A
  • werk van medullaire porties van nefron/ loop van nefron /loop van henle
  • verzamelkanaal
    (lezen in SV)
71
Q

wat wordt er getroffen als we het bloed niet de juiste zout water balans heeft?

A

bloeddruk en bloedvolume

72
Q

wat gebeurt er als je niet genoeg Na ionen hebt in je bloed en in je intersist. vloeistof?

A

bloeddrukval:
aldosterone en renine gaan werken:
nieren vergroten reabsorptie van natrium

73
Q

waarom mag een marathonrunner niet te snel drinken?

A

kan natriumconcentratie verminderen

74
Q

wat gebeurt er als je gezouten popcorn eet?

A

zout opgenomen door SVS
natriuminhoud groter dan normaal
verhoogd bloedvolume
atria in hart wordt uitgerokken –> ANH uitscheiding
geen sodium en water reabsorptie meer (meer in urine)
bloedvolume daalt

75
Q

wat zijn diuretics?

A

chemicaliën die die urine flow bevorderen
veroorzaakt door alcohol te drinken
veroorzaakt zelf dehydratatie

76
Q

waarvoor dienen diuretic drugs?

A

hoge bloeddruk tegen gaan

77
Q

wat is alkalosis?

A

pH boven 7, 45

78
Q

wat is acidosis?

A

pH onder 7, 35

79
Q

welke mechanismen zorgen ervoor dat onze pH constant blijft?

A

zuur base buffersystemen
ademhalingscentrum in medulla oblongata
nieren

80
Q

hoe werken zuur base buffersystemen?

A

buffers: chemicaliën die een teveel aan H+ / OH- opnemen

81
Q

wat doet het ademhalingscentrum voor zuur base balans?

A

ademhalingssnelheid verhogen wanneer waterstofionenconcentratie in bloed stijgt

82
Q

hoe helpen de nieren om een ph van 7 te houden?

A

reabsorptie van bicarbonaationen

uitscheiding watersofionen

83
Q

wat doen de nieren als het bloed zuur is?

A

waterstofionen uitscheiden en bicarbonaationen ge-re-absorbeerd

84
Q

wat doen de nieren als het bloed basisch is?

A

waterstofionen niet uitscheiden en bicarbonaationen niet reabsorberen

85
Q

lees nog eventjes bij 11.4 hoe de nieten andere systemen assisteren

A

niet veel hoor