hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

waar zorgen de organen van het ademhalingsstelsel voor?

A

zuurstof binnen en CO2 uit het lichaam (ventilatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat ademhaling?

A
  • inspiratie (inademen)
  • expiratie (uitademen)
  • ventilatie: inspiratie en expiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom is gasuitwisseling belangrijk?

A

de lichaamscellen doen aan cellulaire ademhaling om ATP (energie) te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waaruit bestaat de upper respiratory tract?

A
  • neus
  • keelholte/pharynx
  • glottis
  • strottenhoofd/larynx
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek de neus

A
  • neusgaten (nares, nostrils)
  • nasal cavities/neusholtes
    kanalen gescheiden door septum
    grote stijve haren (filteren)
    slijmvliesmembraan (stof opvangen en naar keel)
    submucosa (haarvaten om lucht te bevochtigen/verwaren)
    geurreceptoren (impulsen naar hersenen)
    sinussen
    nasopharynx (bovenste deel keelholte)
    auditory/ buis eustachius (verbinding oor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bespreek de keelholte/pharynx

A
  • nasale en orale holtes verbinden met larynx
  • nasopharynx
  • oropharynx
  • larypharinx
  • amandelen (lymfatisch weefsel en lymfocyten)
  • larynx (tegengestelde opening met slokdarm anders verslikken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat bedoelen ze met in het verkeerde keelgat schieten?

A

het eten komt in de larynx terecht ipv in de slokdarm, heel hard hoesten om het er weer uit te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bespreek de larynx

A
  • doorgang lucht tussen keelholte en luchtpijp
  • voice box: stembanden herbergen
  • glottis: streep tussen stembanden
  • epiglottis (voorkomt eten in strottenhoofd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ontstaat geluid

A

lucht door glottis, stembanden trillen, geluid

hoe smaller de glottis, hoe hoger de spanning op stembanden, hoe hoger het geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit bestaat de lower respiratory tract?

A
  • trachea/luchtpijp
  • bronchiale boom (bronchus, bronchiolen)
  • longen
  • alveoli/longblaasjes
  • diafragma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bespreek de luchtpijp

A
  • strottenhoofd verbinden met primaire bronchieën
  • wand (gladde spieren, bindweefsel, kraakbeenringen)
  • slijmvliesmembraan
    (bekercellen die slijm produceren om vuil in de lucht op te nemen en naar keelholte brengen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat doet roken?

A

trilharen vernietigen, roet komt in de longen en verzamelt –> hevige hoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe werkt hoesten?

A

wand luchtpijp trekt samen, diameter verkleint (lucht sneller door luchtpijp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een trancheostomie?

A

operatie voor kunstmatige luchtinlaat en uitlaatkanaal als luchtpijp geblokkeerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bespreek de bronchiale boom

A

luchtpijp –> linkse/rechte primaire bronchieën –> secundaire bronch. –> bronchioli –> longblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat gebeurt er bij een astma aanval

A

spieren bronchioli trekken samen –> bronchiale vernauwing –> piepende ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bespreek de longen

A
in ribbenkast
via pleura vast aan borstwand
rechterlong (3 lobben)
linkerlong (2 lobben, ruimte hart)
lobben --> lubuli --> bronchiolen --> longblaasjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de pleura

A

borstvlies dat long omsluit (2 lagen en sereuze vloeistof)
pariëtaal: aan borstholtewand
visceraal: aan oppervlak long
de 2 lagen blijven bij elkaar door surface tension

19
Q

wat is pleuritis?

A

pleurale lagen zijn ontstoken

20
Q

bespreek de longblaasjes

A
  • 300 miljoen in de longen
  • alveoli –> alveolaire zakjes omgeven door bloedhaarvaten
  • gasuitwisseling tussen lucht in longblaasjes en bloed in haarvaten/capillairen
21
Q

welke 2 fases van ademhaling zijn er?

A

inspiratie (actief) en expiratie (passief)

22
Q

wat zegt de wet van boyle

A

basis ventilatie/ademhaling

contstante T –> druk bepaalde hoeveelheid gas OE met volume

23
Q

bespreek de actieve fase van ademenen

A
  • inspiratie
    diafragma en externe intercostale spieren trekken samen (ribbenkast omhoog en omlaag)
    –> borstholte groter
    –> longvolume groter (want long vast aan BH)
    –> luchtdruk in alveoli kleiner (lucht toelaten)
24
Q

welke vormen kan diafragma hebben?

A
koepelvormig (relax)
platte spier (contractie)
25
Q

forceert lucht de longen open te gaan?

A

nee, longen zijn al open

26
Q

bespreek de passieve fase van het ademen

A
  • expiratie (geen impulsen nodig om te functioneren)
    diafragma en externe intercostale spieren ontspannen
    ribbenkast weer naar oorspronkelijke plaats
    –> longen trekken terug
    –> stijging volume en luchtdruk
27
Q

kunnen de longblaasjes instorten?

A

nee, er is oppervlakteactieve stof aanwezig die oppervlaktespanning in longblaasjes verlaagt

28
Q

bespreek de soorten longvolumes

A
  • tidal volume
    (ontspannen, kleine hoev. luchtbeweging)
  • vital capacity
    (maximum luchtvolume dat in- en uitgeademd kan worden in 1 adenhaling)
  • inspiratoir en expiratoir reservevolume
    (meer inademen door borst uit te zetten)
  • restvolume
    (lucht die niet uitgeademd kan worden door longen)
29
Q

wat is dead air space?

A

lucht die nooit in de longen geraakt (nasale holtes, luchtpijp, broncioli, …)

30
Q

hoe wordt ademen gecontroleerd?

A
  • nervous control

- chemical control

31
Q

bespreek nervous control of breathing

A
  • ritme ventilatie gecontroleerd door controlecenter in hersenen (medulla oblongata)
  • -> zendt zenuwsignalen daar diafragma en spieren ribbenkast = inademen (geen sign. = uitademen)
32
Q

wat is SIDS?

A

sudden infant death dyndrome

  • wiegendood
  • onverwacht
  • miscommunicatie hersenen en longen kan oorzaak zijn
33
Q

bespreek de chemische controle van ademen

A
  • lichaamscellen produceren CO2 –> in bloed –> combi met water –> zuur vormen –> breekt af (hydrogenionen afgeven)
  • chemo-receptoren = gevoelig samenstelling luchtstoffen
34
Q

welke 2 sets van chemoreceptoren zijn er en wat doen ze?

A
  • centrally placed set
  • periphally set
  • gevoelig voor pH en versnelde ademhaling veroorzaken
    (pH zuurder/kleiner –> sneller en dieper ademen)
35
Q

wat gebeurt er als je je adem inhoudt?

A

CO2 stapelt zich op in bloed
meer waterstofionen
bloed zuurder

36
Q

waarvoor dient gasuitwisseling in het lichaam?

A

homeostase behouden
O2 binnen, CO2 buiten
ook in weefsels, niet enkel longen

37
Q

wat is diffusie?

A
  • deze principes bepalen of er 02/CO2 binnenkomt/verwijderd wordt
  • pariëtale druk gassen (diffusie van hoge druk naar lage druk bv 02)
38
Q

bespreek external respiration

A
  • uitw. gassen tussen longblaasjes en bloed
39
Q

bekijk hyperventilatie en hypoventilatie in het boek

A

bekijk ook de afbeeldingen!

40
Q

bespreek internal respiration

A
  • uitw. gassen tussen bloed en weefselcellen
  • O2 diffundeert uit bloed in weefsels
    (PD inter. vloeistof < bloed, omdat vellen cellen continu 02 gebruiken)
  • CO2 diffundeert uit weefsels in bloed
    (PD inter. vloeistof > bloed)
41
Q

welke mogelijke upper respiratory tract infecties zijn er?

A
sinusitis
keelontsteking
otitis media (infectie middenoor)
tonsillitis (infectie amandelen)
laryngitis (infectie strottenhoofd, heesheid)
info --> samenvatting
42
Q

welke mogelijke under respiratory tract disorders zijn er?

A

acute bronchitis
pneumonie
TBC
info –> samenvatting

43
Q

welke restrictieve longaandoeningen zijn er?

A
  • longfibrose
  • obstructief:
    chronische bronchitis
    emfyseem
    astma
  • long kanker
    info –> samenvatting
44
Q

wat zijn de stappen van longkanker?

A
  • eelt en verdikking bronchieën
  • trilharen kapot, geen stof/vuiligheid tegenhouden
  • stof/vuiligheid kan zich nestelen in longen
  • in eeltlaag: cellen met atypische kernen
  • tumor
  • metastase