Hoofdstuk 3 Flashcards
1
Q
is celebrating
A
viert (vieren)
2
Q
birthday
A
de verjaardag
3
Q
cafe
A
het café
4
Q
together
A
samen
5
Q
happy birthday
A
gefeliciteerd
6
Q
thank you
A
dank je wel
7
Q
this is
A
dt is
8
Q
pleased to meet you
A
prettig met je kennis te maken
9
Q
know (people)
A
kennen
10
Q
drink
A
drinken
11
Q
its my treat
A
ik takteer (trakteren)
12
Q
would like
A
wil graag
13
Q
beer
A
het bier
14
Q
have (take)
A
nemen
15
Q
red
A
rood
16
Q
wine
A
de wijn
17
Q
call
A
roepen
18
Q
waiter
A
de ober
19
Q
may
A
mogen
20
Q
order
A
bestellen