Hoofdstuk 21 Flashcards
De aristocratie
L’aristocratie (vrouwelijk)
een group
un groupe
het kosmopolitisme
Le cosmopolitisme
een immigrant
un immigré
de emancipatie
l’émancipation (vrouwelijk)
Het conformisme
Le conformisme
een gastarbeider
un travailleur immigré
de armoede
la pauvreté
bevolkt
peuplé
een volk
un peuple
achtenswaardig, bescheiden, nederige
Respectable, modeste
-gemeenschappen
communautés
de beweging
le mouvement
een instelling
un établissement / une institution
Algemene vergadering, bijeenkomstig
Assemblée générale (vrouwelijk)
Kwam samen, stroomde samen !
Se rassembler, Se réunir
de toespraak
le discours
staatsburger
citoyen
de burgerij
la bourgeoisie
de stand
le rang
misbruiken
abus (m)
vakbonsafgevaardigden
délégues syndicaux (m)
een kring
un cercle
voeren
mener (mènent)