H24 SEM 2 Flashcards
importeren / exporteren
importer / exporter
een factuur
une facture
een cliënteel
une clientèle
de concurrentie
la concurrence
een inventaris
un inventaire
de handel
le commerce
een handelaar
un commerçant(e)
een koopster
une acheteuse
ee, kassier(ster)
un cAIssier (ière vrouwelijk)
een ontvangstbewijs
un reçu
een contract
UN CONTRAT
de publiciteit
la publicité
een prospectus
un prospectus
een deficit, een tekort
un déficit
een accountant
un export-comptable
de boekhouding
LA comptabilité
een beheerder
un gérant
de index, het indexcijfer
l’index / l’indice (F)
een salaris
un salaire
een premie
une PRIME
een balans
un bilan
in ruil voor
en échange d’
een inkomen
un revenu
uitgaven
LA dépenses
geruïneerd
ruinés
schulden !
de dettes (F)
zich te verrijken
s’enrichir
contant
comptant
de betaling
le paiement
gespaard
épargné (économisé)
bezuinigen
économiser ( épargner)
zuinig
économique
met pensioen
à la retraite (retraité)
bronnen van inkomsten
ressources (F) (moyens d’existence)
profiteert van !
profite de (jouit de)
de gepensioneerden !
les retraites (les pensionnés)
de winst
le profit (le bénéfice)
een stijging
UNE augmentation (UNE hausse)
is gedaald / is gestegen
a baissé / a augmenté
vastgesteld
fixés (déterminés)
overschrijden
dépasser
verzekerd !
assurée
omnium - allrisk
tous risques (un risque)
de bevoorrading !
l’approvisionnement (le ravitaillement)
voorraad, provisie
provisions
opzij
en réserve (de côté, en stock)
het fonds
le fonds
Hhandelsreiziger
voyageur de commerce
verplaatsingskosten
frais de déplacement
verkrijgen
se procurer (obtenir, trouver)
voordelig
avantageux
met verlies
à perte (F)
een vennoot
un associé
verrijkt
enrichi
renten
LA rentes
welvaart
prospérité
de spaarkas !
la caisse d’épargne
handelsbalans
La balance commerciale
overschotten
le surplus (le excédents)