BIJKOMENDE WOORDEN (huis) Flashcards
1
Q
de kelder
A
- la cave
2
Q
de eetkamer
A
- la salle à manger
3
Q
de hal
A
Le hall
4
Q
de garage
A
le garage
5
Q
Het tuinhuisje
A
LA cabine de jardin
6
Q
de zolder
A
le grenier
7
Q
het kantoor
A
le bureau
8
Q
de eerste verdieping
A
le premier étage
9
Q
de badkamer
A
le salle de bain
10
Q
de keuken
A
LA cuisine
11
Q
de woonkamer
A
le salle de séjour
12
Q
het terras
A
LA terrasse (2 r, 2 s)
13
Q
het toilet
A
les toilettes
14
Q
de (slaap)kamer
A
la chambre à coucher
15
Q
de begane grond!
A
le rez-de-chaussée
16
Q
een tandenborstel
A
Une brosse à dents
17
Q
een koffiezetapparaat
A
UNE cafetière
18
Q
een diepvriezer
A
un congélateur
19
Q
een oven
A
un four
20
Q
een elektrische scheerapparaat
A
un raisor électrique
21
Q
een magnetron!
A
un four à micro-ondes
22
Q
een wasmaschine
A
UNE machine à laver
23
Q
een vaatwasser
A
un lave-vaisselle (2s, 2l)
24
Q
een stofzuiger
A
un aspirateur
25
een koelkast
un réfrigétaur (!)
26
een haardroger
un sèche-cheveux
27
een frituur
UNE friteuse
28
een broodrooster
un grille-pain
29
een droger
un sèche-linge
30
een afzuigkap
une hotte
31
Een elektrische kookplaat
UNE plaque électrique
32
een strijkijzer
un fer à repasser (!)
33
Spoelbak
l'évier
34
DE AFSTANDSBEDIENING
LA télécommande
35
een lift
un ascenseur
36
De oppervlakte
la surface
37
een borg
un dépôt de garantie (!)
