Hoofdstuk 2 Systeem Aarde Samenvatting Vwo5 Flashcards
Vier sferen
- atmosfeer
- hydrosfeer
- biosfeer
- lithosfeer
Atmosfeer
Bestaat uit (onder naar boven) troposfeer (8-18km), stratosfeer (tot 50 km), mesosfeer, thermosfeer en exosfeer. -belangrijkste gassen in troposfeer: stikstof (78%) zuurstof (21%) en argon (0,9%) verder CO2, ch4, ozon en waterdamp
Functie stratosfeer
Bevat ozon dat ultraviolet licht tegenhoudt
Hydrosfeer
Alles op aarde wat met water te maken heeft.
97% van water is zout
2% in ijskappen
1% in meren, atmosfeer, grondwater en bodemwater
Biosfeer
Alle levende organismen op aarde
Kringlopen
Laten relaties tussen sferen zien
Waterkringloop
Gas, vloeibaar en vast. Water verdampt uit zee, condenseert, wolkvorming, neerslag, infiltratie en afstroming komt het weer in zee
Energiebalans
Zonlicht dat de dampkring binnendringt, wordt deels weerkaatst door wolken en aardoppervlak. Een ander deel wordt opgenomen en omgezet in warmte en uitgestraald.
Broeikaseffect
Stralingsbalans
Verschilt gedurende 24 uur, seizoenen en per breedtegraad (invalshoek) , albedo
Luchtcirculatie
Laag-hoog-laag-hoog-laag
Wet van buys ballot/corioliseffect
Zuidelijk halfrond wind in de rug naar links. Noordelijk naar rechts
ITC
Juli -> noordelijker dan evenaar (natte moessons)
Winter -> ten zuiden (droge moessons)
Termohaline zeestroom
IJsland en Groenland -> water koud en zout (zwaarder) gaat over de bodem richting Antarctica. In de Grote oceaan mengt het zich met warm water en gaat als oppervlaktestroom weer naar het westen en naar het noorden.
Als het niet goed afzinkt -> ijstijd
Kerstkind (el Nino)
Water visrijk bij Peru. 1 keer in de 7 jaar niet. Geen koud water welt op dus geen vis. En ineens regens in dit droge gebied : el Nino
Temperatuursfactoren:
- invalshoek van zonnestralen
- hoogteligging
- aan zee of landinwaarts
- koude of warme zeestromen
Neerslagfactoren
- luchtdrukgebieden
- ligging aan zee of landinwaarts
- ligging van gebergten
A klimaat
Hele jaar warmer dan 18 graden
Af hele jaar neerslag
B klimaten
Droog, minder dan 400 mm neerslag
C klimaten
Gematigde klimaten winter tussen -3 en 18
D klimaten
Landklimaten
Zomer meer dan 10 graden winter minder dan -3
E klimaat
Polaire klimaten
Hele jaar kouder dan 10
waterkringloop
gas, vloeibaar en vast. water verdampt uit de zee, condenseert, wolkenvorming, neerslag, en infiltratie in de bodem en afstroming komt het weer in zee.