Hoofdstuk 2 globalisering vwo5 Flashcards

1
Q

ruimtelijke interactie

A

uitwisseling van goederen, mensen, kapitaal en informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

binnen het wereldsysteem kun je een indeling maken in groepen landen op grond van twee criteria

A
  1. de omvang en de soort economische activiteiten

2. de soort (economische en politieke) relaties met andere landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

drie typen landen

A
  • centrumlanden of kernregios
  • semiperifere regios
  • perifere regios
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

centrumlanden of kernregios

A

economisch hoog ontwikkeld, veel wetenschappelijke kennis en geavanceerde technologie. er wordt veel geproduceerd en er is een grote arbeidsproductiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

semiperifere regio

A

worden vanuit de centrumregios gedomineerd, industrie vanuit de kernlanden is hier vanwege de lagere loonkosten. grote industrialisatiegraad.(brazilie, mexico)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

perifere regio

A

economische activiteiten zijn sterk afgestemd op de behoeften van het centrum en de semi periferie. land en mijnbouw producten of laagwaardige industrieel goederen. lage productiviteit en daarmee ook het inkomen per hoofd. (Afrika)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kolonie

A

een buiten de staat gelegen, meestal overzees gebied, dat op een gewelddadige of vreedzame manier in bezit is gekomen van die staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het succes van de west-europese landen kan toegeschreven worden aan diverse factoren, waarvan 2 erg belangrijk zijn

A

factor 1: de kracht van een kapitalistische markteconomie.

factor 2: de stimulerende rol van de moderne staten in West-Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vestigingskolonies

A

gebieden waar Europeanen naartoe migreerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1783

A

dertien vestigingskolonies werden zelfstandig: de verenigde staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hegemoniale staat

A

een staat die met politieke, economische en militaire middelen een overheersende en beslissende rol speelt in de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

planeconomie

A

economie waarbij de collectieve doelstellingen voor de productie centraal worden aangestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de Pacific Rim

A

een groot aantal landen rond de grote oceaan die een sterke economische positie aan het verwerven zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de uitschuiving

A

het verplaatsen van economische activiteiten vanuit een economisch verder ontwikkeld gebied naar een gebied met lagere lonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

internationale arbeidsverdeling

A

de wijze waarop de primaire, secundaire en tertiaire activiteiten over de landen verdeeld zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de triade

A

de drie kernregio’s: Japan, de EU en Noord-Amerika

17
Q

economische vervlechting in het huidige wereldsysteem samengevat

A
  • veel handelsrelaties
  • conjunctuurschommelingen/crisis in de financiële wereld
  • vestigingsgedrag van bedrijven
18
Q

relatieve ligging

A

de bereikbaarheid van plaatsen vanuit andere gebieden

19
Q

absolute afstand

A

afstanden, gemeten in kilometers

20
Q

relatieve afstand

A

afstanden, gemeten in tijd en moeite om absolute afstanden te overbruggen

21
Q

infrastructuur

A

alle materiële voorzieningen die het vervoer van mensen, goederen of informatie mogelijk maken (denk aan spoorwegen, kanalen, pijpleidingen)

22
Q

een hub

A

een knooppunt, in een hub worden goederen verzameld, overgeladen, verdeeld of doorgevoerd

23
Q

de spokes

A

de transportlijnen tussen de plaatsen

24
Q

de mainports

A

intercontinentale knooppunten

25
Q

het just-in-time principe

A

door snelle informatie uitwisseling kunnen bedrijven nauwkeurig aangeven wanneer ze welke goederen in het productieproces nodig hebben

26
Q

de aantrekkelijkheid van een land voor bedrijven hangt samen met drie politieke factoren

A
  • de stabiliteit van de regering
  • de mate waarin de overheid zich met het bedrijfsleven bemoeit
  • de overheid kan indirect nog invloed uitoefenen op de kenmerken van het land, die het vestigingsgedrag van bedrijven beïnvloeden
27
Q

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

A
  • liberaliseren van de wereldeconomie

- het afschaffen van belemmeringen voor het vrijemarktmechanisme

28
Q

liberalisering van WTO heeft betrekking op drie soorten relaties:

A
  1. het weghalen van handelsbelemmeringen, zoals invoerrechten of exportsubsidies
  2. het stimuleren van het vrije kapitaalverkeer
  3. een vrij verkeer van personen
29
Q

overal hebben staten zich georganiseerd in economische en /of politieke samenwerkingsvormen. de blokvorming kan de volgende vier gedaanten aannemen:

A
  1. vrijhandelszone
  2. de douane-unie
  3. gemeenschappelijke markt
  4. economische unie
30
Q

lokalisering

A

het baseren van de economie op lokale natuurlijke hulpbronnen

31
Q

global governance

A

de rol van de staat veranderd en wordt vervangen door organisaties op wereldniveau

32
Q

global culture

A

een wereld met uniforme cultuurkenmerken

33
Q

backwasheffecten

A

economisch en sociaal nadelige effecten als gevolg van de ontwikkeling van een ander gebied

34
Q

spreadeffecten

A

gebieden die in de buurt van de stedelijke netwerken liggen, profiteren vaak mee van de groei van de steden

35
Q

fast world

A

waar de toegankelijkheid van het internet groot is

36
Q

slow world

A

waar de betrokkenheid bij de internationale productie en consumptie klein is

37
Q

clusters

A

ruimtelijke concentraties van onderling verbonden ondernemingen en instellingen uit 1 of enkele bedrijfstakken en de overheid.