Hoofdstuk 2 het weer Flashcards
1
Q
Het weer
A
El tiempo
2
Q
Het is mooi weer
A
Hace buen tiempo
3
Q
Het is slecht weer
A
Hace mal tiempo
4
Q
Het is behoorlijk warm
A
Hace bastante calor
5
Q
Het is heel warm
A
Hace mucho calor
6
Q
Het is erg koud
A
Hace mucho frío
7
Q
Het is een zonnige dag
A
El día esta soleado
8
Q
Het is dertig graden
A
Estamos a treinta grados
9
Q
Ik heb het koud/warm
A
Tengo frío / calor
10
Q
Het is bewolkt
A
Está nublado
11
Q
Het is onbewolkt
A
El ciel esta despejado
12
Q
Wat voor weer wordt het vandaag?
A
¿Cómo estará el tiempo hoy?
13
Q
Gaat het vandaag regenen?
A
?Va a llover hoy?
14
Q
Het regent
A
Esta lloviendo