Hoofdstuk 2 - Consumentengedrag Flashcards

1
Q

Hoe beslist de consument?

A
  1. Consumentenpsychologie
  2. Klassieke beslissingsmodel
  3. Customer Journey
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 4 factoren bestaat consumentenpsychologie?

A
  1. Perceptie
  2. Emoties en gemoedstoestanden
  3. Motivatie
  4. Sociale aspecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is perceptie?

A

Het proces waarbij men informatie input selecteert, organiseert en interpreteert om zo een betekenisvol beeld van de wereld te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 onderdelen van perceptie?

A
  1. Selective attention
  2. Selective retention
  3. Selective distortion
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is selective attention?

A

Men kan niet alles verwerken dus er is een verdeling van aandacht op input.

Niet alles komt naar binnen, maar alleen belangrijke dingen.

Het verwerken van een bepaalde prikkel kan komen door een instructie of door een bepaalde mening -> dit houdt in dat elke prikkel maar een bepaalde toegewezen verwerkingscapaciteit heeft. Dit kan op 2 manieren:
- Instructed: let op de gele auto’s, waardoor men rode
auto’s niet meer ziet
- Beliefs: ik vind alleen Coca-Cola lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is selective retention?

A

Mensen selecteren ook in hun herinneringen.

Het brein kan niet alles onthouden, maar slechts een selectie van prikkels

Memory: not remember everything, but rather a selection

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is selective distortion?

A

Mensen hebben stereotypen en baseren hier hun verwachtingen op.

Bv: Turd cakes

Verwachtingen beïnvloeden productervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emoties van gemoedstoestanden?

A

Mensen nemen veel beslissingen o.b.v emotie en gemoedsstanden en niet rationeel

Er zijn 2 gemoedsstanden:
- Cold state= rationeel
- Hot state= affectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Motivatie?

A

Mensen hebben bij sommige producten minder motivatie om er informatie over te zoeken.

Of mensen een lage of hoge motivatie hebben hangt dus af van wat het product is.

  • Low involvement = wc-papier
  • High involvement = huis kopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 2 systemen voor de beslissingsprocessen?

A

Systeem 1 en Systeem 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt Systeem 1 in?

A

Automatische beslissingen waar niet veel over nagedacht hoeft te worden; impulsief, snel, weinig inspanning en emotioneel

Bv: kiezen welke sokken je vandaag aandoet

  • FRAMING
  • PROCESSING FLUENCY
  • AVAILABILITY
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is framing?

A

Woorden en beelden zo kiezen dat er een andere beeld beschreven wordt.

Bv: deze yoghurt bevat 20% vet of deze yoghurt is voor 80% vetvrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Processing fluency?

A

Hoe makkelijk de verwerking van informatie gaat, beïnvloedt de beslissingen.

Als iets er moeilijk uitziet word je toegewezen aan het product wat er moeilijker uitziet.

(Mis)attributie naar producten verandert de perceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is availability?

A

Evaluaties of beslissingen baseren op het eerste wat in je opkomt -> wat als eerste beschikbaar is in je omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt Systeem 2 in?

A

Beslissingen waar veel meer involvement is.

Deze woorden minder automatisch en trager genomen

Bv: huis kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de sociale aspecten?

A

Consumenten baseren hun beslissingen op hun medemensen, hun referentiegroepen, uit werkkringen, vriendengroepen of religie

De rol van technologie is heel belangrijk geworden in de sociale aspecten
Bv: review sites zoals Facebook

Door de opkomst van technologie wordt het steeds makkelijker om beïnvloed te worden in beslissingen door medemens.
Bv: Tripadvisor

17
Q

Wat is klassieke beslissingsmodel?

A

Mensen worden beïnvloed door psychologische factoren (emoties, perceptie, motivatie en de sociale aspecten).

Deze zijn over het algemeen genuanceerd en hebben geen duidelijk overzicht/model.

Mensen worden beïnvloed door modellen: hoe maken mensen beslissingen? via klassieke beslissingsmodel en Customer Journey

Voordeel: het geeft een overzicht

Nadeel: het is een (over)simplificatie van realiteit

18
Q

Uit welke 4 stappen bestaat Klassieke beslissingsmodel?

A
  1. Need recognition
  2. Information search
  3. Evaluation & Choice/purchase
  4. Post-choice Evaluation
19
Q

Need recognition?

A

Mensen hebben verschillende typen behoeften.

Pyramide van Maslow -> men begint onderin en verschuift pas naar de volgende laag als de daarin liggende behoefte is voorzien
- deze theorie is niet helmaal kloppend, omdat een
bepaald product in verschillende situaties, verschillende
behoeften kan vervullen

Interne triggers-> iemand is bewust van zijn of haar behoeften

Externe triggers-> weet dat er een behoefte is, maar moet gestimuleerd worden

Voorbeeld
Waarom drinken mensen Heineken?
Psychological needs: ik drink dit biertje om mijn dorst te lessen
Social needs: ik drink dit biertje om erbij te horen
Esteem needs: ik drink dit biertje om aan anderen te laten zien dat ik intelligent ben

20
Q

Information search?

A

Klanten gaan zoeken naar informatie over de producten.

De informatie die verzameld wordt is in te delen in 3 categorieën:
-Prior experience: eerdere ervaringen, voorkeuren en meningen
-Marketers: opgevangen reclame
-Others: informatie van anderen

P+M+O= purchase decision

21
Q

Evaluation & Choice/purchase?

A

. Alternatieven worden gezocht
. Alternatieven worden geëvalueerd
. Het beste alternatief wordt gekozen. Er zijn factoren die het niveau van betrokkenheid bepalen:

-> zelfbeeld: hoe voel ik mezelf na deze aankoop?
-> waargenomen risico: heeft de aankoop veel
                                           consequenties?
-> sociale invloed: wat zullen anderen ervan vinden?
-> hedonistische invloed: hoe goed kan ik ervan genieten?
22
Q

Post-choice evaluation?

A

Na de keuze is er een grote mate van onzekerheid, dus moet er goed ingespeeld worden op klanttevredenheid.

23
Q

Customer Journey?

A

Wat in het klassieke beslissingsmodel ontbreekt is het veranderende karakter van de consumentenbetrokkenheid.

In het klassieke beslissingsmodel wordt uitgegaan van een lineair verloop van keuzes nemen, terwijl dat tegenwoordig steeds meer cyclische vorm aan neemt.

Wanneer een consument een positieve post-choice evaluation heeft, zal hij dan sneller de volgende keer voor hetzelfde product kiezen.
Langetermijnvisie-belangrijk
Kortetermijnvisie- vaak negatieve uitkomst

Zie boek

24
Q

Kosten van het korte termijn denken?

A
  • positieve verwachtingen van waarde (wat je belooft)
  • klant kiest jouw aanbieding (door te misleiden)
  • er wordt niet voldaan aan de positieve verwachtingen
  • negatieve perceptie van waarde
    * ontevredenheid
    * negatieve word of mouth
    * customer churn
25
Q

Net Promoter Score (NPS)?

A

Net Promoter Score = %Promoters- %Detractors