Hoofdstuk 2: Algemene anesthesie Flashcards

1
Q

Basisprincipe

Wat zijn de basiselementen van AA?

A
  1. Bewustzijnsverlies
  2. Sympathische stabiliteit
    +
    Eventueel spierrelaxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Basisprincipe

Waarvoor zorgt bewustzijnsverlies?

A

Onderdrukken van de werking van CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basisprincipe

Wat is sympathische stabiliteit?

A

Dempen van reacties op pijnprikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basisprincipe

Welke middelen zijn nodig voor AA?

A
  1. Hypnoticum/dampvormig anestheticum > bewustzijnsverlies
    +
  2. Analgeticum > sympathische stabiliteit

Toevoeging curares hoeft niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basisprincipe

Uit welke 3 onderdelen bestaat het basisprincipe van AA?

A
  1. Inductie
  2. Onderhouden
  3. Uitleiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Basisprincipe

Welke verschillende stadia in de diepte van anesthesie kennen we?

Synoniem?

A
  1. Stadium I
  2. Stadium II
  3. Stadium III
  4. Stadium IV

Schema van Guedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium I van anesthesie in?

A
  • Start bij inleiding met bewustzijnsverlies
  • Pijngewaarwording: intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium II van anesthesie in?

Synoniem?

A
  • Gekenmerkt door onrust
  • Wijde pupillen/onregelmatige AH
  • Prikkels leiden tot: hoesten, spasmen strottenhoofd, hypertensie & snelle pols

Excitatiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium III van anesthesie in?

Synoniem?

A
  • Voldoende diepte anesthesie
  • Geen reactie op chirurgische prikkels

Chirurgische fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium IV van anesthesie in?

Synoniem?

A

Volledige ademstilstand door verlamming AHspieren > pt beademen

Toxisch stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Basisprincipe

Wat wordt er in elk van de stadia van anesthesie geobserveerd?

A
  1. AH
  2. Pupilreacties
  3. Oogbewegingen
  4. Reflexen
  5. Circulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bewustzijnsverlies

Op welke manieren kan bewustzijnsverlies bekomen worden?

A
  1. Intraveneuze hypnotica
  2. Inhalatie anesthetica

Kan ook gecombineerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Hoe gebruikt men intraveneuze hypnotica?

Wie?

A
  • Snelle werking, maar niet lang (CZS 30’ orgaan 10’)
  • Bolusinjectie + onderhoud via spuitpomp of TCI-pomp

Target Controlled Infusion

Volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Hoe werken intraveneuze hypnotica?

A
  • Binden aan receptor voor GABA in CZS > °inhiberend effect neurotransmitter versterkt
  • Geen spierrelatie/analgesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef enkele voorbeelden van intraveneuze hypnotica

A
  • Propofol
  • Thiopental
  • Etomidaat
  • Ketamine
  • Midazolam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Propofol

A
  • Bekendste IV hypnoticum
  • Snelle werking
  • Sterke RR daling door vasodilatie & myocarddepressie
  • Onderdrukt luchtwegreflexen > gebruik larynxmasker
  • Geschikt voor continue infusie > inductie + onderhoud
  • Pijnlijke injectie > lidocaïne toegevoegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Wat zijn indicaties voor het gebruik van Propofol?

A
  • Inleiding & onderhoud anesthesie
  • Achtergrondsedatie bij loco-regionale anesthesie
  • Sedatie beademde pt op ICU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Thiopental

Gebruikt bij?

A
  • Snelst werkend IV hypnoticum
  • Sterke RR daling & ademhalingsdepressie
  • Niet geschikt voor continue infusie
    » NIET meer gebruikt op OK

Euthanasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Etomidaat

A
  • Inleiding van cardiaal belaste pt
  • Geringe ademhalingsdepressie
  • Misselijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Ketamine

A
  • Sterk analgetisch
  • Kleine, korte ingrepen
  • Spontane ademhaling blijft intact
  • Stijging HR & RR
  • Hallucinogene effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Midazolam

A
  • Sederend & anticolvusieve eigenschappen
  • Pre-operatief IM > kalmerend effect
  • Milde daling RR & AH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wanneer gebruikt men inhalatie anesthetica?

A
  • Inductie bij kinderen
  • Onderhoud bij kinderen/volwassenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat is een nadeel van inhalatie anesthetica?

A

Misselijker na operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat zijn voordelen van inhalatie anesthetica?

A
  • Gering analgetisch
  • Gering spierverslappend
  • Goed stuurbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Welke 2 groepen inhalatie anesthetica zijn er?

A
  1. Gasvormig
  2. Dampvormig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat zijn dampvormige anesthetica?

A

Kamertemperatuurvloeistoffen die met verdampers omgezet tot dampvormige anesthetica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Dampvormige anesthetica moet je steeds combineren met..

Voorbeelden

A

Een geschikt draaggas

O2 of lachgas + perslucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Hoe worden dampvormige anesthetica ingedeeld?

A

MAC-waarde volgens sterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Waarvoor staat MAC?
& definitie

A

Minimum alveolaire concentratie
= waarde waarbij 50% pt geen beweging meer vertonen bij standaard stimulatie

Hoe lager, hoe sterker product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat is het effect van dampvormige anesthetica?

A
  • Bewustzijnsverlies
  • Sedatie
  • Enige spierverslapping
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat zijn nadelen van dampvormige anesthetica?

A
  • PONV
  • Maligne hyperthermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Wat is maligne hyperthermie?

A

= erfelijke aandoening spieren waarbij ze afwijkend reageren op anesthesiegassen & bepaalde spierverslappers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Wat zijn gevolgen van maligne hyperthermie?

A
  • Temperatuursstijging van hele lichaam
  • Rigiditeit van de spieren
  • Rabdomyolyse (afbraak dwarsgestreepte spieren)
  • Hartritmestoornissen
  • Nierinsufficiëntie
  • Overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef enkele voorbeelden van dampvormige anesthetica

A
  • Sevofluraan > Sevorane
  • Desfluraan > Suprane
  • Isofluraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over Sevofluraan

Voorbeeld

A
  • Geen prikkelend effect luchtwegen
  • Snelle bewusteloosheid
  • Kinderen & volwassen
  • Snel herstel
  • Inductie

Sevorane

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over Desfluraan

Voorbeeld

A
  • Sterk prikkelend effect luchtwegen > niet bij inductie anesthesie
  • Zeer snelle werking > sneller ontwaken

Suprane

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over Isofluraan

A

Prikkelend effect luchtwegen > niet bij inductie anesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over gasvormig lachgas

A
  • Analgetisch effect
  • Hoge dosis > ter ondersteuning inhalatie of IV anesthesie
  • Combineren met andere middelen om hypoxie te voorkomen
  • Voornamelijk als draaggas gebruikt in OK
  • Lage dosis > bevallingen NL & UK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat is Kalinox?
Geef wat extra info

A
  • Lachgas in combinatie met zuurstof (50/50)
  • Via masker met ballon
  • Vooral bij kinderen voor korte ingrepen > °roes
  • Bevallingen in UK & NL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Pijnbestrijding

Waarom is pijnbestrijding noodzakelijk?

A
  1. Laryngeale reflexen onderdrukken
  2. Sympathische reflexen onderdrukken
    die ontstaan bij pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Pijnbestrijding

Wat is een subdoel van opioïdengebruik?

A

Zorgen voor sterke werking hypnoticum > minder hypnoticum nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Pijnbestrijding

Waarom wordt opioïdvrije anesthesie meer aangewend?

A

Er zijn hypnotica met een hoger veiligheidsprofiel beschikbaar > slecht behandelde comorbiditeiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Pijnbestrijding

Wat zijn voordelen van opioïdvrije anesthesie?

A
  • Minder immunosuppressie
  • Betere wondheling
  • Betere outcome bij oncologische pt
  • Minder cerebrale dysfunctie bij neonaat
  • Minder chronische pijnsyndromen
44
Q

Pijnbestrijding

Bij wie vooral opioïdvrije anesthesie?

A
  • Obesitas
  • OSAS
  • Opiaataddictie
  • Hyperalgesie
45
Q

Pijnbestrijding

Bij wie geen opioïdvrije anesthesie gebruiken?

A
  • Cardiaal belaste pt
  • Stoornissen AZS
  • Ischemisch hartlijden
46
Q

Pijnbestrijding

Geef enkele voorbeelden van opioïden

A
  • Rapifen
  • Dipidolor
  • Fentanyl
47
Q

Spierrelaxantia

Welke verschillende spierrelaxantia zijn er?

A
  1. Niet-depolariserende
  2. Depolariserende
48
Q

Spierrelaxantia

Wat zijn synoniemen voor niet-depolariserende spierverslappers?

Opvallend?

Voorbeeld

A

Curare of curarisantia

Alle producten hebben ‘cur’ in hun naam

49
Q

Spierrelaxantia

Wanneer is het gebruik van curare geïndiceerd?

A
  • Bij abdominale & thoraxchirurgie > betere operatiecondities
  • Soms IZ bij beademde pt
50
Q

Spierrelaxantia

Wat zijn voordelen van curaregebruik?

A
  • Betere intubatiecondities (Makkelijker intuberen, minder post-op heesheid, beter beademing)
  • Betere operatiecondities
51
Q

Spierrelaxantia

Hoe ontstaat spierrelaxatie?

A

Acetylcholine bindt op receptoren > spier trekt samen (depolarisatie)
vs
Medicatie bindt op receptoren > acetylcholine kan niet binden > 70% receptoren bezet > °spierrelaxatie

52
Q

Spierrelaxantia

Hoe werken niet-depolariserende spierverslappers?

A

Spierfunctie herstelt door cholinesteraseremmer > acetylcholine bindt terug op receptoren wat hogere concentratie > °spiersamentrekking

53
Q

Spierrelaxantia

Geef voorbeelden van niet-depolariserende spierverslappers

A
  • Rocuronium > Esmeron
  • Mivacurium > Mivacron
  • Pavulon
54
Q

Spierrelaxantia

Wat is een antidotum voor niet-depolariserende spierverslappers?

A

Bridion

55
Q

Spierrelaxantia

Wat is een cholinesteraseremmer?

Bijwerking?

Voorkomen bijwerking?

A

= parasympaticomimeticum

Bradycardie

Parasympathicolyticum toedienen

56
Q

Spierrelaxantia

Hoe wordt de keuze van het niet-depolariserend middel bepaald?

A
  1. Inwerkingstijd
  2. Werkingsduur
  3. Metabolisatie
57
Q

Spierrelaxantia

Hoe werken depolariserende spierverslappers?

A

Medicatie bindt aan receptor > geen afbraak door cholinesterase > spiervezel depolariseert > geen repolarisatie want bezetting receptoren wordt niet hernieuwd > acetylcholine bij volgende stimulus heeft geen effect > uitputting spier

58
Q

Spierrelaxantia

Wanneer worden depolariserende spierverslappers gebruikt?

Voorbeeld

A

Bij spoedintubaties > snelle & korte werking

Suxamethonium

59
Q

Spierrelaxantia

Wat is het gevolg van geen antidotum?

A

Dagen na operatie nog spiersamenstrekkingen > spierpijn & hypoxie

60
Q

Spierrelaxantia

Voor welke soort spierrelaxatie bestaat geen antidotum?

A

Depolariserende spierverslappers

61
Q

Voorbereiding

Wat zijn de verschillende aspecten bij de voorbereiding van de pt?

A
  1. Pre-operatief onderzoek
  2. Beleid inzake nuchter zijn
  3. Premedicatie
  4. Medicamenteuze profylaxe
62
Q

Pre operatief onderzoek, leg uit:

A
  • klinisch onderzoek en anamnese door anesthesist/vooropname vpk bij geplande opname
  • ASA score wordt toegekend = risicoinschatting
    -ASA1
    -ASA2
    -ASA3
    -ASA4
    -ASA5
    -E toevoeging ( spoed ingreep)

aanvullend onderzoek indien nodig, labo, rx, ECG

63
Q

beleid in zake nuchter zijn, leg uit?

A
  • veiligheidsreden om aspiratiepneumonie te voorkomen
  • afhankelijk per land
  • onderzoek toonde aan, onnodig lang nuchter meer kans op complicaties
  • suikerdrankje voor de operatie toonde gunstig effect op immuun systeem
  • bij spoedoperaties toediening PPI of Histamine H2 receptor blokkers
  • of snelle intubatoe in comnie met crush inductie
64
Q

richtlijnen nuchter:

A
  • vast voedsel 6u voor ingreep
  • BV 4u voor ingreep
  • helder/vloeibaar 2u voor ingreep
65
Q

Waarom waterijsjes?

A
  • morfine belangrijkste voorspeller misselijkheid na operatie
  • na operatie waterijsje beduidend minder misselijkheid
  • invoering ijsje na OK
66
Q

richtlijnen tot premedicatie?

A
  • vooral uit angst, sedatie, amnesie, minder post op pijn, minder kans op aspiratie zure maaginhoud
  • voordeel van NIET toedienen, heldere patient, sneller onstlag
67
Q

Indien er wel premedicatie wordt gegeven welke dan en wanneer?

A
  • niet nodig voor AA, wel voor gevoel patiënt
  • vaak avond voor operatie slaapmiddel gegeven, 1,5u voor operatie benzodiapine
  • bij dagopname vaak onmogelijk
  1. benzodiapines
  2. Opiöden
  3. Anticholinergica
68
Q

Wat is een benzodiapine?
+ vb

A

(diazepam, lorazepam, midazolam)
-angstreducerend, bevordere retrograde amnesie, geen pijnstillende eigenschappen
-kan paradoxale effecten hebben bij ouderen en kinderen

ouderen + gestoorde levefunctie kunnen enkele dagen sedatie hebben daardoor

69
Q

Wat is een opiaat?

A

-enkel bij pt die pre op al pijn hebben, in combi met benzo veroorzaakt sedatie –>AHdepressie

70
Q

Wat is een anticholinergica?

A

-vroeger standaard toediening wegens vermindering speeksel en slijm in de luchtwegen
-vermindering stimulatie nervus vagus (voorkomen bradycardie)
-door moderne anesthetica minder nodig
-word nog gebruikt om IV inleiding AA te doen
(gewenst effect wordt bereikt en minder bijwerkingen)

vb: atropine

71
Q

Soorten medicamenteuze profylaxe?

A
  1. Preventie DVT
  2. Antibiotica
  3. diversen zoals bronchodilatoren en ondersteunen hartfunctie
72
Q

Preventie DVT?

A
  • preventie bij ouderen, grote abdominale of orthopedische operaties
  • indien al anti stollingsmiddel –>protocol stoppen
  • onmiddelijke tromboseprofylaxe –> clexane, fraxiparine
73
Q

Waarom preventief antibiotica?

A
  • pt met verhoogd risico op onsteking vb bij klepgebrek of vaatprothese (recent)
  • bij prothese gebruik
  • endocarditisprofylaxe is alleen nodig bij vuile operaties (mond, BLW, abces)
  • bij COPD bronchodilatoren owv risico op post op atelectase
  • hypnotica werkt hypotensief, preventief ondervulling en mindere hartactie gecorrigeerd

wordt een 30 min tot een uur voor incisie gegeven

74
Q

Inleiden van de AA, leg uit:

A
  1. Materiaal wordt klaargelegd (medicatie voor AA, intubatiemateriaal, materiaal
    voor locoregionale anesthesie)
  2. Er wordt een ‘SIGN IN’ gedaan a d h v de SSCL (deel 1)
  3. Patiënt wordt aangesloten aan monitor (RR, SPO2, ECG)
  4. Préoxygenatie met beademingsmasker (enkel indien men wil intuberen)
    Indien FRC van 2liter (gezond persoon), heeft men gedurende 7 à 10 min
    zuurstofreserve (zonder preoxygeneren is dat 1à2 min)
  5. Toediening van analgetica (onderdrukt stress-reactie bij intuberen)
  6. De patient wordt in slaap gebracht met IV hypnoticum of Inhalatieanestheticum
    (Pt blijft spontaan ademen)
  7. Curare wordt toegediend (enkel indien men wil intuberen) – waarna balloneren
    tot curare voldoende werkt.
  8. luchtwegmanagement:
    * Spontane AH (dus ook géén masker of mayo-canule)
    * Via beademingsmasker + ev. mayocanule (vooral tijdens korte ingrepen)
    * Via ET-tube of larynxmasker ?
    Voorkeur: larynxmasker
  9. Alvorens chirurg insijdt wordt ‘TIME OUT’ gedaan a d h v SSCL (deel 2)
75
Q

SIGN IN, fiche

A
76
Q

TIME OUT fiche

A
77
Q

Bij wie wordt inhalatie anesthesie toegepast?

A
  • voor inleiding bij kinderen
  • volwassenen die moeilijk te prikken zijn
  • bij tracheostoma of tube
  • bij verwachte intubatie of beademingprob

bij volwassenen minder graag, duur lang tegen dat narcose bereikt word. –> groter distributievolume

78
Q

Hoe wordt inhalatie anesthesie bij verricht?

A
  • inleiding AA via IV anesthetica
  • rustige omgeving, pt geruststellen
  • saturatie aanschakelen
  • liggend op bed of kinderen op schoot
  • beademingsmasker op neus en mond
  • O² + anestheticum
  • andere bewaking inschakelen + infuus
  • aanvullen met pijnstilling IV, anesthetica, en spierverslappers
  • larynxmasker of endotracheale tube ingebracht
79
Q

IV anesthesie, werkwijze?

bij welke patienten?

A
  • bij pt met IV infuus
  • bij wie spontane ademhaling tijdens inleiding en anesthesie niet noodzakelijk is.
  • iedere pt eerst preoxygenase (enkele min 100% O²)
  • toedienen opioïd –> stressreactie verminderen
  • daarna toedienen hypnoticum tot geen reactie en geen wimperreflex meer is
  • indien intubatie nodig is spierverslapper toedienen
80
Q

Welke manieren bestaan er in het luchtwegmanagement, en waarvoor worden ze gebruikt?

A
  1. beademingsmasker
    * O² toedienen
    * toedienen dampvormige anestheticum
    * beademing bij korte ingrepen
  2. larynxmasker
    * langer durende ingrepen
  3. endotracheale tube
    * ingrepen thorax en buikholte
    * tijdens ingreep luchtweg nt meer toegankelijk
81
Q

Leg het beademingsmasker specifieker uit

A
  • goed sluitende verbinden tussen gezicht en mond en het beademingssysteem
  • luchtweg moet wel goed doorgankelijk zijn
  • indien luchtweg belemmerd door tong –> mayotube
  • bij maskerbedeming 1 lid constant bezig met openhouden v/d luchtweg
  • minste prikkeling voor pt
  • meeste lekkage
82
Q

Leg het larynxmasker verder uit?

A
  • beademingsslang die uitloopt tot elliptisch masker
  • tot aan oesofagusingang
  • ligt boven de stembanden
  • door opblazen rand, gasdichte afsluiting
  • anesthesie moet voldoende diep zijn –> propofol
  • pt kan spontaan ademen of beademd worden
  • in verschillende maten beschikbaar
83
Q

Welke voordelen van het larynxmasker?

A
  • geen curares nodig
  • minder trauma
  • minder pijnlijke keel
  • goede luchtweg zelfs bij moeilijke intubaties
84
Q

Welke nadelen larynxmasker?

A
  • constant toezicht
  • gn bescherming tegen aspiratie pneumonie
  • kunnen de maag onder spanning zetten met gas
  • nt geschikt bij obese pt
  • nt elke positie mogelijk
85
Q

Leg de ETT verder uit?

voordeel?

nadeel?

A
  • enige methode op zeker luchtweg
  • meest invasieve methode
  • oraal of nasaal

open luchtweg zeker
hoge beademingsdrukken mogelijk
elke positie mogelij

stressverhogende methode voor pt, keelpijn nadien, letsels aan tanden

86
Q

Welke hulpmiddelen nodig bij standaardintubatie?

A
  • laryngoscoop
  • ETT v/h goed type en de juiste maat + een maat kleiner
  • glijmiddel
  • opblasspuit 20ml om de cuff op te blazen
  • cuffdrukmeter
  • fixatiemateriaal voor de ETT
  • mond/keelpijpje om dichtbijten te voorkomen
  • verbindingstuk om aansluiting te voorzien
  • toedieningsysteem
  • stethoscoop
87
Q

Wat zie je bij een correcte plaatsing ETT?

A
  • beide thorax helften gaan op en neer
  • de tube dampt aan
88
Q

Welke zijn de gevaren bij ETT?

A
  • mislukkne
  • te langdurige pogingen
  • oesophagale intubatie
  • uitlokken braken
  • intubatie 1 bronchus
  • letsels aan tand, lip…
  • afknikken tube
89
Q

Wat wordt tenslotte nog gedaan bij inleiding AA?

A
  • ogen worden beschermd met zalf, druppels of pleister
  • ev maagsonde
  • ev urinekatheter
  • ev arterielijn
  • ev en centrale lijn
90
Q

Welke inleidingstechniek voorkeur bij niet nuchtere patienten?

A
  • liefst locoregionale techniek
  • in geval van AA RSI of rapid sequence induction
    = selleck maneuvre of cricoid druk
    –> om tijd tussen bewustzijn en intubatie zo kort mogelijk te houden
91
Q

Werkwijze van SRI?

A
  1. preoxygenase
  2. aspiratie materiaal klaarleggen
  3. tube met voersonde (mandrin)
  4. geen opioïde
  5. anestheticum + snel werkend spierverslapper (suxamethonium)
  6. cricoïd druk ( duim en wijsvinger op crocoïd) eerst 10Newton druk -> 30Newton druk
  7. gn beademing tussen stop v/d spontane AH en het correct plaatsen van de tube
  8. correcte plaatsing dan druk opgeven
  9. opioïden geven
  10. meestal maagsonde om maaginhoud te verwijderen
92
Q

Wat is de belangrijkste reden van afkoeling tijdens anesthesie?

A
  • anesthesie zelf
  • volatiele, IV, en enesthetica, opioïden tasten de termoregulatie aan
  • hebben effect op vasoconstrictie en rillen
  • zorgt voor minder metabole warmteproductie
  • locoregionale anesthesie zorgt voor blokkade v/d signalen die van de regio komen en gaan
  • inductie v/d AA algemene vasodilatatie waardoor warmteproductie daalt met 5%, verlies van kerntemperatuur
  • verlies van warmte gaat verder door blootstellen huid en organen aan koude omgeving
93
Q

Postoperatieve complicaties door afkoelen?

A
  • hartslag en contractiliteit neemt af
  • verlengd postanesthesie herstel
  • onderdrukken AH centrum
  • lever verliest ontgiftend vermogen
  • werking van curare houdt langer aan bij lagere lichaamstemperaturen
  • bloedstolling wordt ernstig verstoord door afname stollingsfactor
94
Q

acties bij temperatuur regulatie?

A
  • meten
  • vaak met oesofagale sonde
  • pt toedekken
  • warmeluchtdekens
  • OK temperatuur zo hoog mogelijk
  • infuusvloeistoffen opwarmen
  • beademingsgassen vochtig en warm maken
95
Q

hoe wordt de AA onderhouden na inleiding?

A
  • inhalatie door dampvormige anesthetica via beademingssysteem
  • IV door contunue infuus
96
Q

Hoe wordt een anesthesie met zowel inleiding als onderhoud door IV genoemd?

A
  • TIVA, totale intraveneuze anesthesie
97
Q

wat is TCI of TCA

A
  • target controlled infusion
  • target controlled anesthesia
  • gewenste concentratie kan worden ingesteld en pomp dient berekend propofol toe
98
Q

Wat gebruiken ze voor onderdrukking prikkels tijdens onderhoud anesthesie?

A
  • opioïden( duur operatie en verwachte post op pijn)
  • bij dosering wordt gelet op waarden en verandering RR, HF, CO² prod, transpireren, tranen
99
Q

Welke manieren van ventilatie tijdens onderhoudsfase?

A
  1. spontaan
  2. geassisteerd
    * handmatig of machinaal
    * in stand houden adequate ventilatie
  3. gecontroleerd
    * door anesthesietoestel
    -drukgecontroleerd
    -volumegecontroleerd

bij alle beademingstechnieken worden PEEP (post eindexpiratoire druk) gegeven
-voorkomen dat longblaasjes samenvallen
-vooral bij ETT, en afhankelijk van lichaamsboud en conditie

100
Q

Hoe wordt de ventilatie gecontrolleerd?

A
  • O² z-meting in:
    1. beademingsgassen
    2. teugvolume
    3. beademingsdrukken
    4. CO² productie
    5. saturatie
101
Q

Hoe wordt de hemodynamiek bewaakt?

A
  • HF
  • RR
  • saturatie
  • CO²
  • urineproductie

-kunnen gecorrigeerd worden door extra infusie van elektrolyten en colloïden
-bij bloedverlies bloed of bloedproducten gegeven
-bij vaatverwijding en RR daling wordt fenylefrine, efedrine, noradrenaline gegeven

102
Q

Post operatieve pijn opvangen, hoe?

A
  • Niet- opioïde analgetica toedienen pre- of intra- operatief toedienen
    – Paracetamol tegen einde ingreep
    – NSAID onmiddellijk na inleiding
  • Taradyl ® (niet steroïdaal antiflogisticum
    – Anti- inflammatie
    – Antipyretisch
    – Analgetisch
  • Opioïde
    – Zwakke: tramadol ® of Codeïne ®
    – Sterke: Dipidolor ® of morfine
103
Q

Postoperatieve nausea en braken opvangen?

A

PONV = postoperatieve nausea en vomiting
* Risico inschatten op basis:
– Patiëntfactoren: ↑ vrouw, niet- rokers, wagenziekte, antecedenten, kinderen,
– Aard van de operatie: ingrepen buikholte, spoed OK, cosmetische ingreep,
ingrepen oor- en evenwichtsorgaan
– Gebruikte middelen: postoperatief gebruik opioïde
* Profylactisch gebruik van anti- emetica

104
Q

Hoe wordt de uitleiding gestart?

A
  • aan eind operatie
  • toediening anesthetica wordt gestaakt (tijdig–>communicatie)
  • beademingsinstellingen worden aangepast
  • CO² stijgt en voldoende ademprikkel onstaat
  • curares moeten uitgewerkt zijn
  • omgekeerde volgorde als de inleiding
  • sterke prikkels tijdens excitatiefase kunnen bronchospasmen veroorzaken
105
Q

Welke criteria tot extubatie zijn er?

A
  • spontane respiratie via tube met 40% O²
  • pt moet zelfstandig kunnen ademen
  • pt moet luchtweg kunnen beschermen vb hoesten
  • stabiele vitale parameters
106
Q

Procedure extubatie?

A
  • 2 personen
  • materiaal re intubatie klaar
  • atropine klaar
  • pt informeren en pre oxygeneren
  • aspiratie keelholte
  • fixatie losn cuff leegn tube verwijderen
  • pt laten hoesten en diepe AH
  • extra O² toedienen via master
  • indien parameters goed –> recovery