Hoofdstuk 14: Leren en geheugen Flashcards
Wat is leren?
Een relatief permanente verandering in gedrag als gevolg van ervaringen
Wat is geheugen?
Het vermogen om eerdere ervaringen te herinneren of te herkennen
Mentale representaties
Zijn het resultaat van fysieke veranderingen in het brein, zowel op niveau van de synapsen (synaptogenese) als op structureel celniveau (neurogenese)
Twee klassieke vormen van leren
- Klassieke conditionering
- koppelen neutrale stimulus aan ongeconditioneerde stimulus - Operante conditionering
- leren door bekrachtiging
- gevolgen van bepaald gedrag verhogen of verminderen de kans op het wederom uitoefenen van dit gedrag
Zijn allebei vormen van impliciet leren
Angst conditionering –> amygdala
Motorisch conditionering –> basale ganglia, cerebellum
Soorten geheugen
Expliciet geheugen ‘declaratief’:
- bewust
- semantisch (feiten kennis), episodisch (persoonlijk)
- top-down
- weten / dat-wat
- kennis voor een tentamen, bewust zoeken naar specifiek object
Impliciet geheugen ‘procedureel’:
- onbewust
- vaardigheden, gewoontes
- bottom-up, aangestuurd door sensorische input
- weten HOE
- gewoonten, vaardigheden als fietsen maar ook objecten kunnen herkennen
Emotioneel geheugen:
- Amygdala
- kan zowel expliciet als impliciet zijn
Amnesie - geheugenverlies
Verlies van expliciet geheugen:
- geen bewuste herinnering WAT er gebeurde
Intact impliciet geheugen:
- wel onbewust weten HOE incomplete figuren te herkennen
-Anterograde amnesie = geen opslag van nieuwe herinneringen
-Retrograde amnesie = verlies van bestaande herinneringen (kan ook incompleet zijn)
Syndroom van Korsakoff
Symptomen:
- retrograde + anterograde amnesie, en aangetast korte-termijn geheugen (progressief)
Oorzaak: langdurig tekort aan thiamine (vitamine B1), meestal door langdurig kwalitatieve ondervoeding i.c.m. chronisch alcohol misbruik.
Mechanisme:
Afsterven van cellen in tussenhersenen, waaronder mediale thalamus en corpora mammillaria in hypothalamus, ook cortical atrofie (algeheel verlies hersenweefsel)
Consolidatie van geheugen
3 stadia:
1. Encoderen:
- fragiele staat, sterke competitie van bestaande en nieuwe herinneringen en daardoor groot risico op uitwisselen of vervliegen (meestal overdag, want meest actief)
2. Opslag:
- relatief permanente representatie, vereist structurele veranderingen in de hersenen –> essentieel om dingen te leren (meest effectief in prikkelarme omgeving / slaap)
3. Ophalen
- ophalen van herinneringen, integratie met bestaande herinneringen, open voor verdere consolidatie –> re-consolidatie (meestal overdag, misschien ook tijdens slaap).
In welk hersengebied, vindt geheugen plaats
Geheugen kan niet worden toegeschreven aan één specifiek hersengebied, maar lijkt gedistribueerd te zijn over meerdere hersengebieden
Neuroanatomie van (korte-/lange termijn) geheugen
Kortetermijngeheugen:
- Vooral frontaalkwab (prefrontale cortex)
Langetermijngeheugen (consolidatie):
Expliciet geheugen :
- vooral mediale temporaalkwab (waaronder hippocampus en amygdala)
- Semantisch: default mode network (H8)
- Episodisch: hippocampus, ventromediale prefrontale cortex
Impliciet geheugen:
- vooral basale ganglia (motorisch leren), ook cerebellum
Vermogen om nieuwe dingen op te slaan –> mediale temporaalkwab ; hippocampus / amygdala
Anatomie van de mediale temporaalkwab
Meerdere kernen –> alle verbindingen tussen de kernen zijn wederkerig = bidirectioneel = tweerichtingsverkeer
- Perirhinale cortex = visueel object geheugen
- Parahippocampale cortex = visuospatieel geheugen
- Entorhinale cortex = integratie van visueel geheugen
- Hippocampus = voornamelijk spatieel geheugen (plaatsen, object locaties)