Hoofdstuk 13 Flashcards

1
Q

telemetrie

A

proces waarbij elektrische signalen van de persoon naar de polygraaf worden gestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

electrodermale activiteit

A

directe activiteit van het sympatisch zenuwstelsel meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

electrodermale activiteit meting

A
  1. elektroden worden in de palm van de hand geplaatst
  2. toediening lage voltage elektriciteit
  3. hoe beter het sympatisch zenuwstelsel reageert
    > hoe meer zweet in de handen
    > hoe betere geleiding elektriciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dialostische druk

A

rustdruk tussen hartcontracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

systolische druk

A

druk als de hartspier samentrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

seriële substractie

A

iemand moet 784 door 7 delen tot het niet meer kan en dan tegelijkertijd zijn hartslag en bloeddruk meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

EEG

A

meten dmv elektroden op hoofd welke hersengebieden actief worden bij welke stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

evoked potential techniek

A

dmv EEG kijken welke hersenreacties iemand heeft op stimuli, bijvoorbeeld een lichtflits

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fMRI

A

kijken welk hersendeel actief is bij uitvoeren van een specifieke taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eysenck theorie intro - extra

A

extraverten zijn minder snel aroused dan introverten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eysenck personality questionnaire

A

vragenlijst om verschillen intro en extra te achterhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Russell Geen theorie intro extra

A
  • intro en extra kiezen verschillende niveaus van stimulantie
  • onder bepaald niveau van stimulantie ervaren ze wel gelijke arousal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gray theorie straf en beloning

A

reinforcement sensitivity theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behavioral inhibition system

A
  • reageren op straf, frustratie en onzekerheid
  • motiveert inhibitie
  • angst
  • introversie
  • neurocitisme
  • sneller leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behavioral activation system

A
  • regulatie van de toegankelijkheid van prikkels
  • impulsiviteit
  • extraversie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hebb theorie prikkels

A

mensen zijn altijd op zoek naar een optimaal niveau van arousal

17
Q

Zuckermann en Haber theorie sensation seeking

A

sensation seekers = mensen die minder goed bestand zijn tegen deprivatie

18
Q

MAO

A

neurotransmitter die fysiologsiche basis legt voor sensation seeking

19
Q

Weinig MAO

A

meer sensation seeking

20
Q

comorbiditeit

A

samen voorkomen van stoornissen

21
Q

Cloninger 3 dimensionaal persoonlijkheidsmodel

A
  1. abnormaliteit serotinine > vermijding van onplezierige stimuli voorkomen
  2. laag dopamineniveau > gericht op sensationseeking
  3. laag norepifrinenievau > afhankelijk van beloning
22
Q

hersenen links

A

plezierige emoties

23
Q

hersenen rechts

A

onplezierige emoties