Hoofdstuk 1: Evolutie en gedragsgenetica Flashcards
Overerving
Er zijn overerfbare eigenschappen
Variatie
Er bestaat variabiliteit in deze eigenschappen
Selectie
Sommige van deze overerfbare eigenschappen hangen in een bepaalde context samen met groter reproductief succes
→ Niet per se de sterkste/slimste
Verwantenselectie
‘Ik zou met plezier het leven geven voor twee broers, twee kinderen of acht kozijnen’
Seksuele selectie
Je wordt geselecteerd op kenmerken die rechtstreeks je aantrekkelijkheid voor seksuele partners kan vergroten
Obstretisch dilemma-hypothese
Groot brein + smal geboortekanaal (door rechtop te lopen) → complicaties bij het baren
Verklaring voor rijpingsvertraging: kinderen worden geboren met zeer immatuur brein
Pruning
Op 2 – 3 jaar 50% meer verbindingen dan als volwassene, dan tot zeker in late adolescentie belangrijke reductie; ‘te veel’ connecties aanmaken om de beste te behouden
Sociale brein-hypothese
Complexiteit van sociaal leven als drijvende factor achter vergroting van (vooral frontale) cortex hoe groter groep waarin je leeft, hoe groter volume cortex
Heritabiliteit
Mate waarin variabiliteit in een eigenschap verklaard wordt door genetische variabiliteit – steeds in een bepaalde omgeving of groep
Concordantie
Mate waarin tweelingen eenzelfde eigenschap vertonen
Formule van Falconer
(concordantie MZ - concordantie DZ) x2
Menselijk genoom
Genetisch materiaal in elke celkern, ingedeeld in 23 paar dus 46 chromosomen
Genotype
Genetische code van een individu
Fenotype
Observeerbare eigenschappen van een individu, gevolg van samenspel genotype en omgeving
Junk DNA
Staat in voor regulatie
99% van het DNA