H4.1: Beïnvloeden van functies Flashcards

1
Q

Laesie-studies

A

Het bestuderen van de relatie tussen natuurlijk voorkomend letsel en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Expressieve afasie

A

Het selectieve onvermogen om zich verbaal uit te drukken bij gepreserveerd verbaal begrip
Schade in de linker anterieure hersenhelft (‘zone van Broca’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nadelen laesie-studies (5)

A

Geen informatie over functioneren vóór leasie
Schade vaak niet beperkt tot één welbepaalde structuur → moeilijk om precieze banden vast te stellen
Geen experimentele controlefuncties
Sommige regio’s vatbaarder dan andere: selectiebias
Vroeger: noodzaak autopsie (→ lang wachten, drop-out)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Experimentele ablatie

A

Weefsel doelbewust vernietigen
Bv. lobotomie: witte stof in frontale kwab verwijderen
Nog steeds toegepast voor klinische doeleinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drie soorten experimentele ablatie

A

Radiofrequente (RF-) laesie
Excito-toxische laesie
Immuunmethodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Radiofrequente (RF-) laesie

A
  1. Draadvormige elektrode wordt in hersenen gebracht, geïsoleerd behalve punt
  2. Hoog-(radio)-frequente wisselstroom door draad
  3. Vernietigt/verbrandt alle weefsels in nabijheid van elektrode (cellichamen én axonen)
  4. Gedragsobservatie en verificatie locatie laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Excito-toxische laesie

A
  1. Cannula wordt ingebracht
  2. Infusie van exciterend aminozuur loopt door buisje in hersenen
  3. Vernietigt cellichamen die zich aan uitgang buisje bevinden, spaart nabijgelegen axonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Immuunmethodes

A
  1. Toxische proteïne wordt gekoppeld aan antilichaampjes
  2. Antilichaampjes binden selectief aan bepaalde eiwitten, die enkel voorkomen in specifieke neuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voordeel experimentele ablatie

A

Laten onderzoeken van causale verbanden toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nadelen experimentele ablatie (3)

A

Al deze methoden zijn onomkeerbaar → impliceert between-subjects methodes
Al deze methoden produceren bijkomstige schade → noodzaak adequate controleprocedures (‘sham laesie’)
Veroorzaken leed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soorten tijdelijke beïnvloeding (6)

A
  1. Lokale anesthesie (chemische inhibitie)
  2. Elektrische stimulatie
  3. Chemische stimulatie
  4. Optogenetica
  5. Non-invasieve hersenstimulatie
  6. Targeted mutation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lokale anesthesie (chemische inhibitie)

A

Lokale injectie
Bv. muscimol: GABA agonist die het doorgeven van actiepotentiale in bepaalde regio’s voorkomt → tijdelijke verstoring in activiteit in deze regio omdat neuronen geen actiepotentiaal vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elektrische stimulatie

A

Inplanting elektrode die cellen exciteert dmv elektrische stimulatie
Techniek gelijkend aan RF-laesie
Activeert zowel cellichamen als passerende axonen
Weinig specifiek/geïsoleerd, weinig ecologisch valide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Chemische stimulatie

A

Infusie door al dan niet tijdelijke cannula
Exciterende aminozuren: kaïnezuur en glutamaat
Stimuleren specifieker (alleen soma en dendrieten)
Weinig specifiek/geïsoleerd, weinig ecologisch valide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Optogenetica

A

! Enkel op proefdieren, niet op mensen
Genetische manipulatie van virussen die worden geïnjecteerd en neuronen infecteren
Zorgen voor productie lichtgevoelige proteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Non-invasieve hersenstimulatie:
Transcraniële magnetische stimulatie (TMS)

A

Brengt het weefsel geen schade op
Exciteren of verstoren functie van bepaalde regio dmv sterke magnetische (ritmische) pulsen
Tijdelijke effecten
Klinische toepassing bij depressie en diagnostiek functies

17
Q

Non-invasieve hersenstimulatie:
Transcraniële direct current stimulatie (tDCS)

A

Functies van hersenen testen
Kan enkel de oppervlakte van weefsel beïnvloeden
Verhogen of verlagen van prikkelbaarheid neuronen ↔ TMS: laten vuren
Vergelijking met TMS: minder focaal, veel goedkoper, draagbaar

18
Q

Targeted mutation

A

Gemuteerde genen inbrengen in chromosomen
(Voorwaardelijke) Knock-out / Knock-in genen

19
Q

Knock-out genen

A

Verhinderen genetische expressie

20
Q

Knock-in genen

A

Stimuleren genetische expressie

21
Q

Voorwaardelijke knock-out genen

A

Activeren enkel na toediening van een bepaalde substantie