H3.1: Cellen van het zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Membraan

A

Opgebouwd uit dubbele lipidenlaag met tal van membraaneiwitten in verankerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cytoplasma

A

Waterige, gelatineuze massa
Bevat celorganellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cytoskelet

A

Opgebouwd uit proteïnestrengen
Geeft cel structuur/stevigheid en vorm
Functies in oa. transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nucleus

A

Productie ribosomen in nucleolus
Transcriptie: aanmaak mRNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Transcriptie

A

Gebeurt in de nucleus
Proces waarbij de nucleotidevolgorde van een stuk DNA naar messenger-RNA (mRNA) wordt overgeschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ribosomen

A

‘Vrije’ ribosomen in cytoplasma
Gebonden aan ER voor extern gebruik of membraaneiwitten
Translatie: mRNA → eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Translatie

A

Proces waarbij de eiwitcoderende sequentie van een mRNA-molecuul gebruikt wordt voor de synthese van een eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Enzymen

A

Producten die chemische reactie beïnvloeden, maar zelf niet veranderen en dus aanwezig blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nissl-substantie

A

Korreltjes die veel ribosomen bevatten
Komen vooral voor in (grote) neuronen
Wijzen op grote synthetische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Endoplasmatisch reticulum

A

Opgebouwd uit parallelle membraanlagen
Aanmaak eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ruw endoplasmatisch reticulum

A

Ribosomen aangehecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Glad endoplamatisch reticulum

A

Zonder ribosomen
Productie van lipiden
Sorteren van moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Golgi-apparaat

A

Specifiek type glad endoplasmatisch reticulum
Verpakken van producten in membraanblaasjes (= vesikels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mitochondria

A

Cruciale rol in energiehuishouding
Betrokken bij omzetten van voedingsstoffen in ATP
Hebben hun eigen DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Endosymbiose theorie

A

De complexe levende wezens die nu de aarde bevolken ontstaan zijn door het versmelten van verschillende soorten en typen bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Basisstructuur neuron

A

Soma (cellichaam)
Dendrieten (voelertjes)
Axon (zender)
Axonheuvel
Eindknopen

17
Q

Dendrieten

A

Ontvangen communicatie van andere neuronen
Meer of minder vertakt

18
Q

Axonen

A

Zender, éénrichtingsverker, elektrische boodschap
Isolerende myelineschede: bijna alle aconen in CZS, meeste aconen in PZS
Extreme lengte mogelijk

19
Q

Myelineschede

A

Isolerende laag rond een axon
Vetachtig buisje opgebouwd uit lange segmenten
Knoop van Ranvier: tussen segmenten ongeveer 1 µm ‘bloot’ axon

20
Q

Eindknopen

A

Indien elektrische boodschap uiteinde van axon bereikt: vrijgave van boodschapperstof die ander neuron zal beïnvloeden

21
Q

Axoplasmatisch transport

A

Proces waarbij eiwitten en andere stoffen die in het neurosoom worden gesynthetiseerd, via het cytoskelet naar de zenuwuiteinden worden getransporteerd (actief: kost energie)
→ Transport van en naar soma

22
Q

Anterograde transport

A

Fysiologische materialen verplaatsen naar presynaptische terminals
Soma → eindknoop

23
Q

Retrograde transport

A

Fysiologische materialen verplaatsen vanuit periferie naar cellichaam
Eindknoop → soma

24
Q

Glia

A

CZS: astrocyten, oligodendrocyten, microglia
PZS: Schwann-cellen
Cognitieve functies, bijeenhouden ZS, …

25
Q

Astrocyten

A

Functies: fysieke ondersteuning, synapsen isoleren, rommel opruimen, energietoevoer, …
Beperkte rechtstreekse opname glucose uit haarvaatjes in neuronen
Glucose → lactaat → neuronen
Beperkte opslag energiereserves: glycogeen
Fagocytose of vermeerden om dode cellen op te ruimen

26
Q

Oligodendrocyten

A

Ondersteunen axonen en vormen myelineschede

27
Q

Microglia

A

Betrokken bij fagocytose, immuunrespons, ontstekingen tgv. hersenschade

28
Q

Schwann-cellen

A

Gelijkaardige functie als oligodendrocyten, maar belangrijke verschillen:
Elke Schwann-cell vormt één myeline-segment
Opruimen debris
Vormen buizen waardoor nieuwgevormde axonale uitlopers oorspronkelijke contacten kunnen herstellen
Andere chemische samenstelling myeline

29
Q

Bloed-breinbarrière

A

Selectief permeabele barrière tussen bloed en CZS
Bescherming en bewaren balans extracellulair milieu
Zwakker in area postrema (controle van braken)