Hoofdstuk 1: achtergrond van de studie van psychologie Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 fundamentele ideeën ad grondslag van de psychologie?
Betekenis?
Wegbereider?

A

Materialisme = opvatting dat gedrag en mentale ervaringen altijd een fysieke (lichamelijke) oorzaak hebben. Descartes = ziel (gedachten) in direct contact met het lichaam en Hobbes: zelfs geen ziel nodig

Empirisme = opvatting dat de mens als een tabula rasa geboren wordt - een blanke lei en dat gedrag, gedachten en gevoelens het gevolg zijn van wat er geleerd wordt uit de omgeving (opdoen van ervaringen). John Locke (uit het extreme materialisme van Hobbes vloeit voort dat wanneer het lichaam incl de mentale ervaringen een materiële machine is, dan is de omgeving, via de zintuigen, verantwoordelijk voor de kennis aanwezig in dit lichaam.

Nativisme en Natuurlijke selectie (evolutionisme). We bezitten aangeboren kennis structuren (nativisme - a priori kennis) om te overleven onstaan door natuurlijke selectie (Kant, Leibniz en Darwin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Focus 2: Wat is Descartes (1637 - 1649) versie van Dualisme?

A

Dualisme = idee dat de mens uit een lichaam (natuurlijk en wetenschappelijk te bestuderen) en ziel bestaat (supernatural)
Descartes idee was dat de ziel enkel de gedachten (bewuste beraadslaging - en dieren hebben geen ziel = cfr kerk) voortbrengt en dat zelfs complexe gedragingen puur mechanisch kunnen ontstaan zonder de ziel.
MAAR om nuttig te zijn moeten deze gedachten (ontstaan id ziel) reageren op zintuigelijke input en moet het denken in staat zijn om de beweging van het lichaam te beheersen door op de spieren in te werken.

Lichaam en geest/ziel zijn verschillende (onafhankelijke) substanties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Descartes - dualisme

A

Descartes paste het mechanistisch wereldbeeld toe op de mens.

Niet alles past in dit mechanistische wereldbeeld: het ‘denken’ schrijft Descartes toe aan een immateriële ziel.

  • Res extensa* (letterlijk: de substantie die ruimte inneemt).
  • Het lichaam als complexe materiële machine
  • Fysieke oorzaak voor gedrag (onderzoekbaar)
  • Res cogitans*: (letterlijk: de denkende substantie).
  • Denken is onstoffelijk (onafhankelijk van het lichaam)
  • Neemt geen ruimte in, niet-fysiek (niet onderzoekbaar)

Descartes famously postulated two kinds of “substance” in the universe, res extensa and res cogitans. Res extensa is, the physical world. Res cogitans is, mind and consciousness. This view of two kinds of substances is called “dualism”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe deed het dualisme van Descartes een bijdrage aan het leggen van de weg naar de wetenschap van de psychologie? En wat is hierbij een probleem?

A

In Descartes mening was het lichaam / de machine verantwoordelijk voor gedrag en mentale processen en het lichaam is wetenschappelijk te bestuderen.

Descartes paste het mechanistisch wereldbeeld toe op de mens.

MAAR

Niet alles past in dit mechanistische wereldbeeld: het ‘denken’ schrijft Descartes toe aan een immateriële ziel.

Descartes stelde dat ziel en lichaam interacteren via de pijnappelklier (epifyse)

Hoe kan de onstoffelijke geest invloed uitoefenen op materie en vice versa?

Dit idee schendt de wet van behoud van energie

De wet van behoud van energie bestaat uit twee delen: Energie kan van de ene vorm omgezet worden in de andere, maar verdwijnt nooit zomaar. … De totale energie in een gesloten systeem verandert nooit! De totale hoeveelheid energie blijft gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Focus 3: Welke redenen zijn er dat Descartes theorie ondanks de initiele aantrekkingskracht toch ongeschikt bleek voor een volledige psychologie?

A

Het lichaam kan dan wel bestudeerd worden maar in Descartes’s visie was het de ziel (een immateriele entiteit) die het lichaam in beweging kreeg door pure wil.

Filosofische beperking; hoe kan een immateriele entiteit een materieel efect (beweging) hebben op het lichaam? Hoe kan een supernatuurlijke ziel impact hebben op een lichaam dat de natuurwetten volgt?

Psychologische beperking: de gedachten en alle gedragingen veroorzaakt door gedachten die het product zijn van een ziel (met een wil) kunnen niet wetenschappelijk geanalyseerd worden daar de ziel immaterieel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Focus 4: Hoe hielp het materialisme van Hobbes (zelfde tijd als Descartes - 1651) om het grondwerk te leggen voor de wetenschap van de psychologie?

A

Hobbes plaatst de ziel helemaal buiten spel. Omdat volgens hem de fysieke processen in het lichaam (voornamelijk de hersenen) helemaal verantwoordelijk zijn voor alle menselijk gedrag en bewuste gedachten (materialisme). Deze fysieke processen kunnen wetenschappelijk bestudeerd worden zonder uitzondering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Focus 5: Hoe inspireerde het 19 de eeuwse begrip van het zenuwstelsel de gedragstheorie , reflexologie?

A

Fysiologie uit de 19e eeuw•Reflexenleer (Sechenov, Pavlov) – hogere mentale processen als uitbreiding van reflexen

  1. De basisorganisatie van het zenuwstelsel, bestaande uit centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en perifere zenuwen die het CZS verbindt met zintuig-organen en spieren was bekend in begin vd 19 de eeuw
  2. 1822: Francois Magendie toonde aan dat zenuwen die het ruggenmerg binnengaan 2 aparte paden hebben: een voor boodschappen vanuit de zintuig receptoren op de huid naar het CZS (input) en 1 van de hersenen (CZS) naar de spieren (output)
  3. Door experimenten ontdekten ze over de neurale verbindingen als basis van eenvoudige reflexen (bvb terugtrekken bij speldenprik)
  4. Deze wetenschappers ontdekten ook dat bepaalde hersengebieden, wanneer actief, deze reflexen kunnen verbeteren of tegenhouden
  5. Op basis van het voorgaande besloten een aantal fysiologen dat alle menselijk gedrag (zelfs de vrijwillige acties) het gevolg is van reflexen (met betrokkenheid van de hogere delen van de hersenen) = dit standpunt wordt reflexologie genoemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Focus 6: Hoe hielp de ontdekking van localisatie van hersenfuncties bij het ontwikkelen van het idee dat de geest/ gedachten wetenschappelijk bestudeerd kan worden?

19 de eeuw

A

Verschillende gebieden van de hersenen hebben verschillende functies in het veroorzaken van mentale ervaringen en gedrag.

Vb Müller: verschillende zintuigelijke ervaring komt voort uit het feit dat de zenuwen van de verschillende zintuigelijke organen andere gebieden in de hersenen activeren.

Vb. Pierre Flourens: schade aan verschillende delen van de hersenen veroorzaken verschillende gebreken in het vermogen van wezens om te bewegen.

Vb. Paul Broca: schade in een bepaald klein gebied van de linker hemisfeer zorgt voor een fluent Afasie (werkwoorden en zelfstandige naamwoorden, geen lidwoorden / voorzetsels en een beperkt aantal zinnen na elkaar.

Al deze bewijzen van relaties tussen de hersenen en gedachten / geest / mentale processen geeft inhoud aan het idee dat er een materiêle basis is voor mentale procesen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empirisme : wie / wat?

A

Wie: John Locke

Gedrag ontstaat door aangeleerde ervaringen in contact met de omgeving. Bij de geboorte is ons brein een tabula rasa, ons gedrag en onze psyche worden gevormd door ervaringen (door nurture)

Law of association by contiguity: door gelijktijdige of opeenvolgende sensorische ervaringen komen complexe associaties tot stand.

Complexe gedachten komen voort uit het combineren van elementaire associaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Focus 7:

  1. Hoe ontstaan volgens de Britse empiristen complexe ideeën en gedachten?
  2. Welke rol speelt de associatie van nabijheid ? Associaton by contiguity hierbij?
A
  1. Volgens de empiristen komt al de inhoud van de geest vanuit ervaringen uit de omgeving. De mens wordt geboren als een tabula rasa / witte lei.

De fundamentele gedachten vd geest zijn elementaire ideeën die direct voortvloeien uit zintuigelijke ervaringen uit de omgeving. Deze elementaire ideeën worden samengevoegd / geconnecteerd om complexe ideeën en gedachten te vormen.

  1. Het meest basic principe hierbij is volgens de empiristen (John Locke) de wet van de associatie van nabijheid (association by contiguity- nabijheid in ruimte of tijd - oorspronkelijk werd dit idee geïntroduceerd door Aristoteles id 4 de eeuw voor Christus) .

Deze wet luidt als volgt; wanneer iemand 2 gebeurtenissen in de omgeving (stimuli of sensaties) ervaart op hetzelfde moment of de ene direct volgend op de andere gebeurtenis worden deze 2 gebeurtenissen in de hersenen aan elkaar gelinkt. Hierdoor zal de gedachte aan 1 van deze 2 gebeurtenissen tegelijk ook de gedachte aan de andere gebeurtenis oproepen.

Volgens de empiristen kunnen hun eigen complexe filosofische bedenkingen verstaan worden als een mix / combinatie van elementaire ideeën aan elkaar gelinkt door de nabijheid van hun ervaringen. John Stuart Mill verwees naar dit soort analyse als mentale chemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Focus 8: Invloed van empiristische filosofie op psychologie

A
  • Tot op dit moment wordt de wet van associatie door nabijheid beschouwd als een fundamenteel principe van leren en geheugen.
  • Een groot deel van psychologie omvat het bestuderen van de impact van de omgeving op het gedrag, gedachten en gevoelens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Focus 9 a: Waarom is het vermogen tot leren afhankelijk van aangeboren kennis (volgens de nativisten)?

A

Nativisme: de meeste fundamentele (basic) vormen van menselijke kennis en de fundamentele werkzame eigenschappen van de geest die de basis van de menselijke natuur vormen zijn aangeboren.

Volgens deze zienswijze kan een entiteit niets leren als er niet al een basis / intieel ingebouwd mechanisme is bij geboorte. Minimaal moet dit mechanisme over het vermogen beschikken om aspecten van de omgeving to voelen / ervaren . Daarenboven moet het over een methode beschikken om:

  • deze input / sensaties uit de omgeving te interpereteren,
  • op te slaan
  • te combineren
  • en terug naar boven te halen wanneer nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Focus 9b. In Kant zijn (+/- 1780) nativistische visie, wat is het onderscheid tss 2 soorten kennis?

A

A priori kennis: aangeboren kennis - ingebouwd in de hersenen - deel dat niet aangeleerd moet worden

A Postiori kennis: kennis opgedaan door ervaringen in de omgeving

Zonder het eerste kan iemand niet het tweede vergaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Focus 10: Hoe verschaftte de theorie van natuurlijke selectie van Darwin een wetenschappelijke benadering voor het uitleggen van gedrag door de functie van het gedrag te beschrijven?

A

Hetzelfde principe dat van toepassing is op anatomie is ook van toepassing op gedrag.

Levende wezens hebben de tendens ontwikkeld om zich te gedragen op manieren die als functie hebben hun overleving en voortplanting te promoten.

Fysiologen bestudeerden de neurale mechanismes van gedrag, empiristen bestudeerden de wetmatige relaties tussen gedrag en omgeving. Maar Darwin bestudeerde de functie van gedrag. De manieren waarop gedrag organismes helpen te overleven en zich voort te planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Focus 10: Hoe verschaftte Darwin’s theorie van natuurlijke selectie een basis voor het begrijpen van de oorsprong van “a priori” kennis?

A

Deze overgeërfde mechanismes (aangeboren universele neigingen tot gedrag) van menselijke emoties, drijfveren, perceptie, leren en redeneren zijn langzaam aan ontstaan omdat ze voordelig bleken te zijn voor het overleven en voortplanten van onze voorouders. Daarom kunnen we deze eigenschappen verstaan door het analyseren van hun evolutionaire functies (de specifieke manier waarop ze voordelig zijn voor voortplanting en overleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de negen typen verklaringen die in de psychologie worden gebruikt om het bestaan van die gevoelens, gedachten en gedragingen - en de samenhang daartussen - te verklaren.

A

Biologische verklaringen

Neurale verklaringen: (CZS - hersenen en ruggenmerg) de structuur en activiteit van het zenuwstelsel als oorzaak

Fysiologische verklaringen: interne chemische processen zoals hormonen zijn de oorzaak

Genetische verklaringen: verschillen van genen in individuen als oorzaak

Evolutionaire verklaringen: natuurlijke selectie (overleving of voortplanting bevorderend) als oorzaak

Leerervaringen (mbt ervaring en kennis)

Leertheoretische verklaringen: voorafgaandelijke ervaringen uit de omgeving zijn de oorzaak

Cognitieve verklaringen; kennis en overtuiging van een individu (bewust en onbewuste) opgeslagen in de hersenen is de oorzaak. Focus op denkpatronen

Sociale verklaringen: de invloed van andere mensen als oorzaak (onze perceptie van andermans verwachtingen). sociale interactie

Culturele verklaringen: de culturele (algemene gewoontes en geloof van een sociale groep) context waar men in opgroeit als verklaring. Levensstijl

Ontwikkelings- theoretische verklaringen: de ontwikkelingsfase als oorzaak (leeftijdsverschillen hoe mensen denken en zich gedragen) . Vb depressie als ontwikkelingsstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Focus 12 2: Hoe wordt sexuele jaloezie uitgelegd door Neurale, fysiologische, genetische en evolutionaire verklaringen (de biologische verklaringen)?

A

Neurale verklaring: jaloezie: meer acitvatie van de linker frontale cortex ‘activatie van de linker frontale cortex wordt geassocieerd met toenadering motivatie (approach motivation) - rechterhelft terugtrekking motivatie (withdrawal-motivation - terugtrekking weg van negatieve stimuli) . Ander onderzoek toonde geslachtsverschillen in de reactie in de hersenen aan bij verbeelde sexuele en emotionele jaloezie.

Fysiologische verklaring: Geary rapporteerde bvb dat niveaus van estradiol en progesteron relateren aan de intentiteit van de jaloerse gevoelens (hoger in de vruchtbare periode) . Dit suggereert een link tussen hormonen en sexuele jaloezie

Genetische verklaring: Mensen verschillen in de mate dat ze gevoelig zijn voor jaloezie. Jaloezie bij identieke tweelingen wordt onderzocht en vergeleken met jaloezie bij niet identieke tweelingen om de mate van erfelijkheid te bepalen van dit gedrag. Een volgende stap zou kunnen zijn om uit te zoeken welke genen hierbij betrokken zijn.

Evolutionaire verklaring: jaloezie als functie voor voortplanting: jaloezie is voordelig om langere termijn partner binding te bekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Level of analysis

A

Niveau of type van oorzakelijke processen / verklaringen van wat bestudeerd wordt.

  • Er is in de psychologie zelden één enkel juist verklaringsniveau voor een psychologisch fenomeen.
  • Er is in de psychologie zelden één enkele oorzaak voor een fenomeen
  • Verklaringsniveaus in de psychologie zijn meestal complementair.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De negen types van verklaringen (level of analysis) worden opgedeeld in 2 groepen , de biologische (nativisme en natuurlijke selectie) en de empirische (invloed van de omgeving) - waarom is de categorie van ontwikkelings theoretische verklaringen een beetje vreemd in de empirische groep?

A

Ontwikkeling wordt vaak niet alleen door de omgeving in gang gezet (empirisch), maar ook door aangeboren factoren (biologische verklaringen) die zich pas later in het leven ontvouwen. Juist in de ontwikkelingspsychologie tiert de discussie tussen nativisten en empiristen dan ook welig, in de vorm van het zogeheten nature-nurturedebat.

20
Q

Verstand / Geest (mind)

A

De geest zijn de subjectieve ervaringen van een persoon

VBs sensaties, waarnemingen, gedachten, dromen, percepties, beweegredenen (motieven), emotionele gevoelens en andere subjectieve waarnemingen.

21
Q

Focus 12 1:

Hoe verschillen neurale, fysiologische, genetische en evolutionare verklaringen van elkaar?

A

Biologische verklaringen

Neurale verklaringen: (CZS - hersenen en ruggenmerg) de structuur en activiteit van het zenuwstelsel als oorzaak

Fysiologische verklaringen: interne chemische processen zoals hormonen zijn de oorzaak

Genetische verklaringen: verschillen van genen in individuen als oorzaak

Evolutionaire verklaringen: natuurlijke selectie (overleving of voortplanting bevorderend) als oorzaak

22
Q

Focus 13:

  1. Wat is het verschil tussen cognitieve en leertheoretische verklaringen?
  2. Hoe zou je deze verklaringen toepassen op sexuele jaloersheid?
A

Cognitie, in tegenstelling tot het leren, wordt nooit rechstreeks gemeten maar wordt afgeleid van waarneembaar gedrag.

Cognitie verschilt ook van de psychologie van leren door de focus op de geest.

  1. Leer-theoretische psychologen linken leervervaringen direct aan gedragsveranderingen. Cognitieve psychologen zijn geïnteresseerd in de mentale processen die de relatie tussen kennis / gedachten veroorzaken / uitleggen.

Dus voor een theoretische-leer (learning) psycholoog leidt ervaring in de omgeving rechtstreeks tot een gedragsverandering.

Voor een cognitieve psycholoog leidt ervaring in de omgeving tot een verandering in geloof of kennis wat op zijn beurt weer leidt tot een verandering van gedrag.

  1. Learning: jaloerse reacties die effectief bleken te zijn (vb. wegtrekken van partner bij een ander of terug meer aandacht) zullen herhaald worden en ineffectieve acties dalen. Ervaringen van ontrouw leiden tot meer jaloezie. Leren van de tekenen die wijzen op ontrouw.

Cognitief: jaloezie als een aantal overtuigingen over het gedrag van de partner en de ander, over de kwetsbaarheid van de bestaande relatie, over de gepaste manier van reageren - wat er dan omgaat in de gedachten en gevoelsbeleving en dan de genomen acties in relatie ervan.

23
Q

Wat zijn de onderzoeksspecialiteiten in de psychologie die vooral gedefinieerd worden door de verklaringen (level of analysis)?

A

Neurale/neurologische verklaringen:

  • Gedragsneurowetenschap:* hoe veroorzaakt het ZS een bepaald gedrag of ervaring,
  • Cognitieve neurowetenschap: h*oe gebeuren cognitieve processen - verwerken van informatie - in het menselijke brein),
  • Ontwikkelingsneurowetenschap,*
  • Sociale neurowetenschap,*
  • Klinische neurowetenschap:* aftakking van gedragswetenschappen die focust op de wetenschappelijke studie van fundamentele mechanismes die aan de basis liggen van ziektes en kwalen van de hersenen en het CZS. Het zoekt naar nieuwe manieren van diagnosticeren en zo naar behandelingswijzes.

Fysiologische verkaringen: fysiologische psychologie = bio psychologie bestuderen de manier waarop hormonen, medicijnen en drugs ervaring en gedrag beïnvloeden.

Genetische verklaringen: Gedragsgenetica: fysiologische verschillen tss individuen worden uitgelegd adhv. verschillen in hun genen.

Evolutionaire verklaringen: Evolutionaire psychologie (het verklaren van gedrag adhv hun functie voor natuurlijke selectie (promoten overleving en voortplanting)

Leertheoretische verklaringen: learning psychologie = gedragspsychologie (alle menselijk gedrag en mentale ervaringen zijn veranderbaar door leren (voorafgaande ervaringen bepalen ons gedrag)

Cognitieve verklaringen: cognitieve psychologie: bewuste en onbewuste kennis (incl gedachten, overtuigingen, herinneringen) als oorzaak vzan gedrag

Sociale verklaringen: Sociale Psychologie (de poging om te begrijpen hoe de gedachten, gedrag, gevoelens van individuen beïnvloed worden door de echte, ingebeelde of vermoedde goedkeuring van andere individuen.

Culturele verklaringen; culturele psychologie (algemene gewoontes overtuigingen van een sociale groep als waarin men opgroeit als verklaring voor gedrag)

Ontwikkelingstheoretische verklaringen: ontwikkelingspsychologie: documenteert en omschrijft typische leeftijdsverschillen in gedrag/ ervaringen. Voornamelijk interesse in het verstaan hoe ervaringen op eender welke leeftijd / ontwikkelingsstadium het gedrag in een later ontwikkelingsstadium kan veranderen.

24
Q

Focus 16: Wat zijn enkele onderzoeksspecialiteiten in de psychologie die NIET primair gedefinieerd worden door de verklaringen (level of analysis)?

A

Deze worden eerder gedefinieerd door de topics die bestudeerd worden en niet op de level of analysis.

VB’en zijn

Sensorische psychologie = de studie van basis vermogen van het zien, horen, voelen, proeven en ruiken van de omgeving.

Perceptuele psychologie: de study hoe dieren en mensen de input die ze ontvangen via hun zintuigen interpreteren of er zin aan geven

Motivatiepsychologie of emotie psychologie

Deze specialisten kunnen gebruik maken van sommige of alle manieren om bepaalde fenomenen te verstaan. Dan zijn er nog psychologen die topics combineren (vb cognitieve culturele psycholoog)

25
Q

Focus 17. 1

Wat zijn de 3 voornaamste onderverdelingen (divisies) van academische studies?

A

Academische studies worden onderverdeeld in 3 categorieën :

  1. Natuurwetenschappen: biologie, chemie en fysica
  2. Sociale wetenschappen: sociologie, antropologie, politieke wetenschappen en economie.
  3. Humane wetenschappen: talen, filosofie, kunst en muziek.
26
Q

Focus 17: 2

Hoe linkt psychologie de 3 domeinen van academische studies, (i.e. natuurwetenschappen, social wetenschappen en humane wetenschappen) aan elkaar?

A

Psychologie is de studie van al wat mensen doen.

Directe link met biologie door gedragsneurowetenschappen, gedragsgenetica, en evolutionaire psychologie.

Directe link met sociologie (is de wetenschappelijke studie van de maatschappij en haar interne verhoudingen, processen en structuren. Centraal staat het menselijk gedrag en de patronen en mechanismen die zich daar in uiten) en antropologie (menskunde of mensleer is een wetenschap die de mens in al zijn aspecten, zowel fysiek als cultureel, bestudeert. Door sociale en culturele psychologie.

Daarenboven verbindt psychologie het hele spectrum van wetenschappen met de humane domeinen door de interesse in hoe mensen talen, filosofieën, kunst en muziek voortbrengen en verstaan.

27
Q

Hoe valt de psychologie uiteen in diverse subdisciplines en hoe staat psychologie in verband met aangrenzende disciplines?

A

Met subdisciplines worden hier de verschillende specialisaties binnen de psychologie genoemd, zoals: klinische psychologie, sociale psychologie, neuropsychologie en gezondheidspsychologie (blz 17 onderaan).

Wat betreft de verbanden met de aangrenzende disciplines kun je de figuur op pagina 19 eens nakijken. Psychologisch onderzoek wordt beschouwd als een centaal onderzoeksveld, waar aangrenzende wetenschappen (antropologie, sociologie, neurowetenschap) kennis uit kunnen putten als het gaat om het begrijpen van menselijk gedrag.

28
Q

Wat is het verschil tussen materialisme en rationalisme

A

Het rationalisme verdedigt het idee dat de rede (logica, ratio) de enige betrouwbare bron van kennis is (in de filosofie zeggen we ook wel dat dit een epistemologische - de leer van de kennis, oftewel filosofische kennisleer - positie is, want het gaat over kennis). Het empirisme stelt juist dat onze zintuigen de enige betrouwbare bron van kennis zijn.

Materialisme (lichaam) en dualisme (lichaam en geest/ziel) zijn posities in het lichaam-geest debat en worden in de filosofie ook wel ontologische posities genoemd (want het gaat over zijnsleer: oftewel, wat er ‘bestaat’).

Ontologie is een tak binnen de filosofie waarin het ‘zijn’ van het geheel van dingen wordt behandeld. Ontologie wordt daarom ook wel de zijnsleer genoemd. … In andere woorden, de ontologie behandelt de vraag wat het betekent om te zijn of bestaan.

Er zijn dualisten maar ook materialisten die het rationalisme of het empirisme verdedigen.

29
Q

Gedrag / behaviour

A

Handelingen/gedragingen van een persoon of van een dier die men kan waarnemen.

30
Q

Wetenschap

A

Pogingen om antwoorden op bepaalde vragen te verkrijgen door de systematische verzameling en logische analyses van data welke objectief wordt geobserveerd.

31
Q

Materialisme

A

HOBBES: Lichaam en psyche delen dezelfde materiele basis:

  • Thomas Hobbes voerde het idee van fysieke oorzaak van psychologische verschijnselen veel verder door (dan Descartes met dualisme).
  • Immateriële ziel (of geest) is betekenisloos concept en er bestaat niets meer dan materie en energie.
  • Gedachten, emoties en bewustzijn vloeien voort uit lichamelijke processen en maken dus deel uit van de materiële wereld.
  • Nadruk op het brein: psychologische functies zijn wel onderzoekbaar.

Deze materialistische filosofie ligt ten grondslag aan de moderne psychologie

32
Q

Localisation of function

A

Specifieke delen van het brein dienen specifieke functies bij de productie van de mentale ervaring en gedrag.

33
Q

Wet van associatie van nabijheid /law of association by contiguity

A

Contiguity = nabijheid in ruimte en tijd.

Als een persoon twee gebeurtenissen (stimuli) in de omgeving (op hetzelfde moment of kort na elkaar) ervaart, worden die gebeurtenissen met elkaar geassocieerd in het brein, zodat later het denken aan de ene gebeurtenis automatisch leidt tot het denken aan de ander.

34
Q

Wat zijn evolutionaire functies?

A

In Darwin’s natuurlijke selectie ligt de focus van oorzaak van bepaalde gedragingen of kenmerken van individuen bij de evolutionaire functie die deze gedragingen / kenmerken hebben.

Deze functies zijn voordelen van overleving of reproductie (het zich kunnen voortplanten en genen doorgeven aan de volgende generatie)

35
Q

Nativisme

A

Tegenovergestelde van empirisme (mensen worden geboren als tabula rasa en worden gevormd door ervaring uit de omgeving), dat sommige kennis, aanleg (tot leren van talen bvb) en regels aangeboren zijn - en niet door middel van ervaring verkregen hoeven te worden (a priori kennis - Kant).

A postiori is volgens het nativisme de kennis die wordt vergaard door middel van ervaring in de omgeving. Eerst is hiervoor a priori kennis / aanleg nodig.

36
Q

Wat is frenologie?

A

Frenologie (knobbelleer) (Gall) – extreme lokalisatie van functie

Frenologie is de theorie waarbij men ervan uitgaat dat aanleg en persoonlijkheid afgeleid kunnen worden aan de vorm van de schedel. ‘

Beoordeling van karakter en geestelijke vermogens naar de vorm van de schedel’ voor het eerst aangetroffen rond 1800.

Franz Josef Gall was a German neuroanatomist

37
Q

Wie was Phineas Gage?

A

Manager mijnwerker kreeg een staaf door zijn prefrontal cortex. Inhibitie processen werken niet meer - impulsen niet meer onder controle.

Na dit incident zeiden zijn collega’s:

Het evenwicht tussen zijn intellectuele vermogens en dierlijke neigingen, lijkt te zijn vernietigd. Hij is grillig, oneerbiedig, geeft zich soms over aan de grofste godslastering (wat voorheen niet zijn gewoonte was), toont maar weinig respect voor zijn medemensen, ongeduldig tov of advies wanneer dit in strijd is met zijn verlangens, soms hardnekkig koppig, maar toch grillig en weifelend, veel plannen voor toekomstige operaties bedenkend, die eerder worden opgegeven voor ze geregeld zijn omdat andere plannen meer haalbaar lijken. Een kind in zijn intellectuele capaciteiten en manifestaties, hij heeft de dierlijke hartstochten van een sterke man. Voorafgaand aan zijn blessure, hoewel hij niet getraind was op scholen, bezat hij een evenwichtige geest en werd hij door degenen die hem kenden beschouwd als een sluwe, slimme zakenman, zeer energiek en volhardend in het uitvoeren van al zijn operatieplannen. In dit opzicht was zijn geest radicaal veranderd, zo beslist dat zijn vrienden en kennissen zeiden dat hij “niet langer Gage” was.

38
Q

Focus 14 1:

Hoe verschillen sociale en culturele verklaringen van elkaar?

A

Beide verklaringen zijn gebaseerd op interactie met anderen.

Sociale verklaringen hebben meer betrekking op de invloed van andere mensen uit onze de omgeving (vooral van onze perceptie van anderen) - we willen goedkeuring, sociaal aanvaard gedrag tonen. Sociale verklaringen zijn meer gericht op onmiddellijke sociale invloeden van de omgeving (anderen) . Comformiteit en gehoorzaamheid.

Culturele verklaringen zijn meer gerelateerd aan de specifieke cultuur waarin iemand opgroeit, deel van uitmaakt zoals een bepaalde religie, bepaalde groep/ regio met typische gewoontes, overtuigingen, unieke geschiedenis, economie als referentiekader.

39
Q

Focus 14 2

Hoe kan je sociale en culturele verklaringen toepassen op sexuele jaloezie?

A

Sociale verklaringen focussen op de normen en overtuigingen die gangbaar zijn in de direct omgeving. Is het flirten van de partner acceptabel voor andere koppels? Hoe reageren anderen in deze situatie? Zouden anderen dit gedrag goedkeuren? Bewust of onbewust beïnvloedt dit het gedrag.

Culturele verklaringen van jaoezie: wat is gangbaar in de cultuur dat iemand opgroeit? Wat zijn de zeden? Sommige culturen zijn meer of minder tolerant voor affaires…In sommige culturen worden vrouwen harder veroordeeld dan mannen bij hetzelfde gedrag …

40
Q

Focus 15:

  1. Wat is een ontwikkelings -theoretische verklaring (developmental explanation)?
  2. Toegepast op jaloezie?
A
  1. Hierbij documenteren en beschrijven psychologen typische leeftijdsverschillen in hoe mensen denken, voelen en handelen = ontwikkelingspsychologie. Ze zijn ook geïnteresseerd in de processen die deze leeftijdsgerelateerde veranderingen veroorzaken (fysieke maturiteit vh lichaam en hersenen - gedragsveranderingen op bepaalde leeftijden) . Hoe beïnvloeden ervaringen in een bepaald stadium van de ontwikkeling later gedrag?
  2. Beschrijving van leeftijdsgebonden veranderingen in jaloersheid, vb.nieuwe broer of zus, middelbare schoolleeftijd: beste vriend wordt vrienden met een ander, eerste romantische relatie - jaloersheid… verband tusen hechting met ouders en vrienden om vroege leeftijd en de latere hechting in relaties.
41
Q

Biopsychology

A

Fysiologische psychologie of biologische psychologie bestuderen de manieren dat hormonen en drugs : medicijnen op de hersenen inwerken om gedrag en ervaringen te veranderen (in lijn met fysiologische verklaringen)

42
Q

Psychologie

A

Psychologie is de studie van gedrag en verstand / psyche / geest.

De geest zijn de subjectieve ervaringen van een persoon

VBs sensaties, waarnemingen, gedachten, dromen, percepties, beweegredenen (motieven), emotionele gevoelens en andere subjectieve waarnemingen.

43
Q

Een extreem nature perspectief (nativisme)

A
  • Alle menselijke mentale vermogens hebben een adaptieve functie en zijn aangeboren.
  • De basis voor deze cognitieve vermogens is verankerd in ons genoom.
  • Mentale vermogens zoals intelligentie worden bepaald door genetische invloeden, niet door omgevings-invloeden.
44
Q

Een extreem nurture perspectief (empirisme)

A
  • Al onze mentale vermogens zijn aangeleerd.
  • Onze psyche en ons gedrag worden volledig bepaald door omgevingsinvloeden.
  • Als we menselijk gedrag willen begrijpen moeten we dus naar omgevingsinvloeden kijken, in plaats van biologische factoren.
45
Q

BDNF

A

BDNF staat voor brain-derived neurotrophic factor.