Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat houdt retailing in?

A

Retailing zijn alle activiteiten van bedrijven en organisaties die zich richten op het direct leveren van goederen, diensten en informatie, via alle beschikbare kanalen aan consumenten, waarbij de goederen en diensten worden betaald uit het netto-inkomen van de consumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarin kan je retailbestedingen onderverdelen?

A

Retailbestedingen kun je onderverdelen in:
- Bestedingen aan diensten door consumenten
- Bestedingen aan goederen door consumenten, goederen die ter plekke genuttigd worden
vallen hier ook onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het verschil tussen detailhandel en retail?

A

Detailhandel is dat gedeelte van de totale economische bedrijvigheid dat zich bezighoudt met de verkoop van goederen direct aan consumenten. Retail is dat deel van de economie dat zich bezighoudt met het rechtstreeks leveren van goederen, diensten en informatie aan consumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bevindt retail zich volgens de waardekolom?

A

De retail bevindt zich altijd aan de onderkant van de waardekolom en vormt de laatste schakel in het proces van het leveren van producten en diensten aan eindconsumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat vormt de directe omgeving van de detailhandel binnen de waardekolom?

A

De directe omgeving van de detailhandel binnen de waardekolom wordt gevormd door enerzijds de afnemers en anderzijds de toeleveranciers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de oude functie van detailhandel?

A

De oude functie van de detailhandel was ‘het herverdelen van de goederenstroom van de producent naar de consument in de tijd, naar plaats en naar hoeveelheid’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de hervedeling in de tijs, plaats en hoeveelheid.

A

De herverdeling in de tijd gaat over de voorraadfunctie van de retail. De herverdeling naar plaats betreft de geografische distributiefunctie. De herverdeling naar hoeveelheid heeft te maken met het oplossen van de verschillen tussen ‘outputhoeveelheid’ bij de producent en de ‘inputhoveelheid’ bij de consument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de marketing mix

A

De elementen waarmee de retailer inspeelt op de consumentenbehoefte noemen we de marketingmix.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het retailconcept?

A

Het retailconcept is een consequente en afgewogen samenstelling van de marketingmixelementen die leidt tot een herkenbare en logische propositie voor de doelgroep, dit kan zowel online, als offline, of voor beide kanalen ‘inline’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de nieuwe waardekolom in

A

In de nieuwe waardekolom is de consument en zijn behoefte meer het uitgangspunt geworden. De retailer biedt een samengesteld assortiment aan dat in grote mate is afgestemd op de behoefte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is private label

A

Private label is een concept waarbij producten of diensten worden geproduceerd door een bepaald bedrijf, om op de markt te worden gebracht door een ander bedrijf onder diens eigen merknaam. Bijvoorbeeld een huismerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke mengvormen zijn er?

A

In de praktijk zien we allerlei mengvormen optreden:
producenten die voorwaarts integreren en retailers die
achterwaarts integreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekend voorwaarts integratie

A

Voorwaartse integratie is het je
eigen maken van de retailactiviteit als fabrikant. Dus i.p.v.
enkel fabrikant ook retailer worden door zelf de verkoop op
zich te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekend achterwaartse integratie?

A

Achterwaartse integratie is dat een retailer de productie overneemt. Vaak is bij achterwaartse integratie niet sprake van het zelf hebben van productiefaciliteiten, maar wel van het hebben van de regie over het productieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een waardeweb?

A

Het waardeweb is een netwerk van verbindingen, waarbij de consument als vraagkant centraal is komen te staan tussen allerlei aanbieders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is goodsproducing process naar demand satisfying process?

A

functieveranderingen

17
Q

Hoe kan je de goodsproducing process naar demand satisfying process verandering verklaren?

A

Deze
verandering valt te verklaren met behulp van de
transactiekostentheorie, door de machtsverschuiving van de producent naar de consument gaat het tegenwoordig niet meer om het minimaliseren van de kosten binnen de waardekolom vanuit het oogpunt van de producent, maar om het minimaliseren van de vind- of zoekproblemen van de consument en de daarmee gepaard gaande transactiekosten

18
Q

Uit welke twee delen bestaat de transactie kosten van de consument?

A

enerzijds de kosten die gepaard gaan met het kopen van artikelen, anderzijds de opbrengsten (het plezier dat men aan het winkelen en kopen kan ontlenen.

19
Q

Welke bestaansrechten heet de retail?

A

T1 > T2+ T3

20
Q

Wat houdt T1 T2 en T3 in?

A
T1 = kosten gemoeid met rechtstreekse distributie van de producent aan de consument.
T2 = kosten gemoeid met leveringen van de producent aan de retailer
T3 = kosten gemoeid met de levering van de retailer aan de consument
21
Q

Wanneer ontstaat detailhandel?

A

Detailhandel ontstaat dus alleen als de transactiekosten die zijn gemoeid met het rechtstreeks leveren van producent aan consument hoger zijn dan de som van de kosten die zijn gemoeid met enerzijds het leveren van producent aan retailer en anderzijds de levering van retailer aan consument.

22
Q

Wat komt er te staan in de transactiekostenmatrix?

A

de bedreigde gevestigde detailhandel, versterking direct marketeers, het gebied van de pure players, de multichannelaanbieders

23
Q

Verklaar de kwadrant rechtsboven in de transactiekostenmatrix

A

Met de komst van internet werken de transactiekosten ten voordele van de e-retailers. De gevestigde fysieke retailers zien hun omzet dalen ten gunste van het marktaandeel van de e-retailers.

24
Q

Verklaar de kwadrant linksboven in de transactiekostenmatrix

A

Dit kwadrant vormt een minder directe bedreiging voor de retail. De relatieve positie en de technische mogelijkheden van de direct marketeers worden als gevolg van het internet sterker.

25
Q

Verklaar de kwadrant linksonder in de transactiekostenmatrix

A

Er ontstaan nieuwe mogelijkheden voor retaildistributiesystemen die via het internet goederen aanbieden, respectievelijk vraag en aanbod op elkaar proberen af te stemmen.

26
Q

Verklaar de kwadrant rechtsonder in de transactiekostenmatrix

A

Dit kwadrant betreft hybride ondernemingen die vanuit de gevestigde retail een internetverkoopkanaal opstarten of pure players die vanuit een bestaand internetkanaal ook fysieke winkels gaan bouwen of zelfs fabrikanten die het hele spectrum gaan afdekken.

27
Q

Wat is marketing?

A

Marketing is the management process responsible for identifying, anticipating and satisfying customer requirements profitably.

28
Q

Wat is consumenten marketing?

A

Met consumentenmarketing duiden we alle marketingaspecten aan die gericht zijn op de behoeftebevrediging van de eindgebruiker.

29
Q

Wat is het verschil tussen trade en retailmarketing

A

-De
marketing van de retailer is horizontaal, in de
breedte gericht, terwijl de marketinginspanning
van de leverancier verticaal is gericht.
-Het
bedrijfsproces in de retail wordt meer
aangestuurd door de vraag.
-De retailer zal
continu aandacht moeten besteden aan het
assortiment.
-Bij de keuze van een locatie laat
de fabrikant zich leiden door
kostenoverwegingen en de retail door omzetmaximalisatie.
-De marketingmix bij retail bestaat uit de interne en externe marketingmix, bij trademarketing alleen de externe marketingmix.

30
Q

Wat is trade marketing

A

Trademarketing, gericht op de afzet van producenten aan de tussenhandel en de retailers in de goederensfeer.

31
Q

Wat is retailmarketing

A

Retailmarketing, gericht op de afzet van de retailers aan de eindgebruiker.

32
Q

Wat is het verschil tussen de externe en interne marketingmix

A

De externe marketingmix is gericht op het wekken van de belangstelling voor de formule, de P’s van publiek, product, plaats, prijs en promotie. De interne marketingmix is gericht op het omzetten van de opgewekte belangstelling in feitelijk koopgedrag, de P’s van presentatie, fysieke distributie, personeel en productiviteit.

33
Q

Wat staat in de breedte en in de diepte van de matrix?

A

Door breedte (hoeveel verschillende consumentenbehoeften worden er door het assortiment afgedekt?) en diepte (hoeveel keuze brengt de retailer binnen een enkele behoeftecategorie?) tegen elkaar af te zetten krijg je dan een matrix