hoofdstuck 3 Flashcards
de broer, broers
Bruder
de zus, zussen
Schwester
de moeder
Mutter
de vader
Vater
de oma
Oma
de opa
Opa
de oom
Onkel
de tante
Tante
de ouders
Eltern
het kind, de kinderen
Kind(er)
de zoon
Sohn
de dochter
Tochter
de kleinzoon
Enkel
de dochter
Tochter
de nicht
Cousine/Nichte
de neef
Cousin/Neffe
de zwager
Schwager
de schoonzus
Schwägerin
Heb je broers en zussen?
Hast du Geschwister?
aardig
freundlich, nett
altijd
immer
de baard
Bart
het beroep
Beruf
beschrijven
beschreiben
bijvoorbeeld
zum Beispiel
blond
blond
de bril
Brille
denken
denken
dezelfde
dasselbe
de dief
Dieb
dik
dick
dom
dumm
donker
dunkel
dood
tot
druk
beschäftigt
dun
dünn
elkaar
einander
emotioneel
emotional
de familie
Familie
de fiets
Fahrrad
geduldig
geduldig
gelukkig
glücklich, ein Glück dass…
gemeen
gemein
gescheiden
geschieden
gespierd
muskulös
gestolen
gestohlen
getrouwd
verheiratet
grappig
lustig