hoofdstuck 1 Flashcards
de achternaam
Nachname
beantwoorden
beantworten
best
gut
controleren
kontrollieren
daar
da
de docent
Lehrer
doen
machen
dubbel
doppelt
Engeland
England
gaan
gehen
geen
kein
het getal, de getallen
Zahl
geven
geben
gezellig
schön, angenehm
de groep
Gruppe
hebben (hij heeft)
haben
heel
sehr
heten
heißen
hoe
wie
hoeveel
wie viel
het hoofdstuk
Kapitel
het huis
Haus
de huur
Miete
Italië
Italien
het jaar
Jahr
je, jij
du
de jongen
Junge
jouw
dein
de kaart
die (Stadt-)Karte
kijken
gucken
kloppen
klopfen
komen
kommen
krijgen
bekommen
kunnen
können
het land
Land
leuk
schön, cool
lezen
lesen
lopen
laufen
luisteren
anhören, zuhören
de maan
Mond
maken
machen
de man
Mann
het meisje
Mädchen
met
mit
mij
mir
de moeder
Mutter
moeten
müssen
mogen
mögen -> die Erlaubnis haben
de naam
Name
Nederlandse
Niederländerin
niet
nicht
nieuw
neu
nu
jetzt
de oefening
die Aufgabe
ook
auch
het papier
Papier
de pen
Stift
de plaats
Platz, Ort
praten
sprechen
raden
raten
samen
zusammen
schrijven
schreiben
slecht
schlecht
Spanje
Spanien
spellen
buchstabieren
spreken
sprechen
studeren
studieren
de taal
Sprache
tekenen
malen
de tekst
Text
het telefoonnummer
Telefonnummer
u
Sie
uit
aus
uitstekend
ausgezeichnet
van
von
vandaan
weg, heraus (waar kom je vandaan?)
veel
viel
vertellen
erzählen
de voornaam
Vorname
de vraag
Frage
de vriendin
Freundin
waar
wo
welk(e)
welche(r)
werken
arbeiten
wie
wer
wonen
wohnen
het woord
Wort
zeggen
sagen
zien
sehen
zo
so
zoeken
suchen
het zuiden
Süden
het ziekenhuis
Krankenhaus
Hoe heet je?
Wie heißt du?
Waar kom je vandaan?
Woher kommst du?
Wat studeer je?
Was studierst du?
Kan je dat spellen?
Kannst du das buchstabieren?
Ik kom uit…
Ich komme aus…
mijn naam is/ik heet
ich heiße
prettig met je/u kennis te maken
schön, dich/Sie kennenzulernen
Welke talen spreek je?
Welche Sprachen sprichst du?
dat klopt
das stimmt
Spaans
Spanisch
Duits
Deutsch
Hoe gaat het?
Hoe gaat het met u/je?
Hoe gaat het ermee?
Hoe is het?
Wie geht’s? (4)
Met mij gaat het…
Mir geht es…
Met mij gaat het wel.
Mir geht es ok
Met mij gaat het niet zo goed.
Mir geht’s nicht so gut.