hoofd 9 Flashcards
le malade
de zieke
le docteur
de dokter
le médicament
het geneesmiddel
l’hôpital
het ziekenhuis
la tête
het hoofd
le nez
de neus
l’oeil
het oog
l’oreille
het oor
la bouche
de mond
la dent
de tand
le ventre
de buik
le dos
de rug
le bras
de arm
la main
de hand
le doigt
de vinger
la jambe
het been
le genou
de knie
le pied
de voet
les lunettes
de bril
le jeux
de ogen
les cheveux
het haar
malade
ziek
grand
groot
petit
klein
blond
blond
roux, rousse
ros
long, longue
lang
court
kort
beau, belle
mooi
joli
mooi, aardig, lief
fort
sterk
bon, bonne
goed
mauvais
slecht
gentil, gentille
aardig, lief
bien
goed
mal
slecht
porter
dragen
tomber
vallen
attendre
wachten
(se) laver
(zich) wassen
dormir
slapen
se lever
opstaan
avoir mal (à)
pijn hebben (aan)
être
zijn
pouvoir
kunnen, mogen
aider
helpen
aller
gaan
donner
geven
prendre
nemen
devoir
moeten
rester
blijven
le corps
het lichaam
le visage
het gezicht
le front
het voorhoofd
la joue
de wang
le menton
de kin
la lèvre
de lip
la langue
de tong
la paupière
het ooglid
le sourcil
de wenkbrauw
le cil
de wimper
la barbe
de baard
la moustache
de snor
le cou
de hals
la nuque
de nek
la gorge
de keel
la poitrine
de borst(kas)
le sein
de borst
l’épaule
de schouder
le coude
de elleboog
le poignet
de pols
l’ongle
de nagel
la cuisse
de dij
la fesse
de bil
la hanche
de heup
la cheville
de enkel
le talon
de hiel
l’orteil
de teen
le peau
de huid
le muscle
de spier
le sang
het bloed
le cerveau
de hersenen
le coeur
het hart
le poumon
de long
l’estomac
de maag
enceinte
zwanger
aveugle
blind
sourd
doof
se raser
zich scheren
se brosser les dents
zijn tanden poetsen
se brosser les cheveux
zijn haar borstelen
peser
wegen
grossir
dikker worden
maigrir
vermageren
la santé
de gezondheid
la maladie
de ziekte
la médecine
de geneeskunde
la pharmacie
de apotheek
la consultation
de raadpleging
l’ordonnance
het voorschrift
l’injection
de inspuiting
l’opération
de operatie
l’ambulance
de ziekenwagen
l’accident
het ongeval
les premiers soins, secours
de eerste hulp
le médecin
de arts, de dokter
le spécialiste
de specialist
la spécialiste
de specialiste
le dentiste
de tandarts
la dentiste
de tendarts
l’infirmier
de verpleger
l’infirmière
de verpleegster
la pharmacien
de apotheker
la pharmacienne
de apothekeres
le patient
de patiënt
la patiente
de patïente
le blessé
de gewonde
la blessée
de gewonde
la blessure
de wonde
la plaie
de wonde
le danger
het gevaar
la douleur
de pijn
la fracture
de breuk
l’infection
de infectie
la fièvre
de koorts
la grippe
de griep
le rhume
de verhoudheid
la toux
de hoest
la fatigue
de vermoeidheid
le poids
het gewicht
le cancer
de kanker
sain
gezond
urgent
dringend
pâle
bleek
cassé
gebroken
fatigué
moe
stresse
gestrest
grave
erg, ernstig
mort
dood
à tes/vos souhaits
gezondheid
au secours
help
bon rétablissement
veel beterschap
être en bonne santé
gezond zijn
être en (pleine) forme
en (top)vorm zijn
se sentir bien
zich goed voelen
se sentir mal
zich slecht voelen
tomber malade
ziek worden
souffrir (de)
lijden (aan)
attraper
oplopen
(se) blesser
(zich) verwonden
(se) couper
(zich) snijden
se brûler
zich verbranden
se cesser (le bras)
(zijn arm) breken
se couper le doigt
in zijn vinger snijden
se faire mal (à)
zich pijn doen (aan)
faire mal
pijn doen
éternuer
niezen
tousser
hoesten
saigner
bloeden
vomir
braken
se plaindre (de)
klagen (over)
supporter
verdragen
sentir
voelen, ruiken
examiner
onderzoeken
sauver
redden
respirer
adamen
survivre
overleven
mourir
sterven
le remède
de remedie, het geneesmiddel
le repos
de rust
le sommeil
de slaap
l’hygiène
de hygiëne
le bandage
het verband
le pansement
het verband
le sparadrap
de pleister
le plâtre
het gips
la pommade
de zalf
la pastille
het tebletje
le comprimé
de pil
le sirop
de siroop
l’antidouleur
de pijnstiller
le vaccin
het viccin
le thermomètre
de thermometer
consieller (de)
aanraden
prescrire
voorschrijven
nettoyer
reinigen
désinfecter
ontsmetten
vacciner
inenten
appuyer (sur)
drukken (op)
éviter (de)
vermijden
garder le lit
in bed blijven
bouger
bewegen
se calmer
kalmeren
se reposer
rusen
(se) soigner
(zich) verzorgen
s’occuper de
zorgen voor
guérir
genezen
vaincre
overwinnen