hoofd 3 Flashcards
l’adresse
het adres
la rue
de straat
la place
het plein
le coin
de hoek
le mètre
de meter
le kilomètre
de kilometer
le numéro
het nummer
l’appartement
het appartement
la maison
het huis
le bâtiment
het gebouw
l’école
de school
l’hôpital
het ziekenhuis
le café
het café
la banque
de bank
le cinéma
de bioscoop
le magasin
de winkel
le rrestaurant
het resaurant
la piscine
het zwembad
l’église
de kerk
la boulangerie
de bakkerij
la boucherie
de slagerij
le voisin
de buurman
la voisine
de buurvrouw
l’entrée
de ingang
la sortie
de uitgang
la ville
de stad
le village
het dorp
le pays
het land
la belgique
belgië
belge
belg
la flandre
vlaanderen
La wallonie
wallonië
la france
frankrijk
l’europe
europa
l’avion
het vliegtuig
le bateau
de boot
l’(auto)bus
de (auto) bus
la moto
de moto
le métro
de metro
le train
de trein
le tram
de tram
la voiture, l’auto
de auto
le camion
de vrachtwagen
le vélo
de fiets
le taxi
de taxi
le carrefour
het kruispunt
le rond-point
de rotonde
les feux
de verkeerslichten
le pont
de brug
le port
de haven
la rue
de straat
la ville
de stad
l’aéroport
de luchthaven
le parking
de parking
l’autoroute
de snelweg
la gare
het station
la chambre
de kamer
la cuisine
de keuken
la salle de bains
de badkamer
le living
de woonkamer
le bureau
het bureau
le garage
de garage
le jardin
de tuin
la porte
de deur
la fenêtre
het raam
la table
de tafel
la chaise
de stoel
le fauteuil
de zetel
le lit
het bed
l’armoire
de kast
la lampe
de lamp
la douche
de douche
les toilettes
het toilet
l’étage
de verdieping
le voisin
de buurman
la voisine
de buurvrouw
la ville
de stad
le village
het dorp
la campagne
het platteland
habiter
wonen
entrer
binnenkomen
sortir
buitengaan, uitgaan
aller
gaan
venir
komen
arriver
aankomen
courir
lopen
entrer
binnenkomen
sortir
buitengaan, verlaten
tomber
vallen
rester
blijven
prendre
nemen
chercher
zoeken
montrer
tonen
acheter
kopen
vendre
verkopen
rentrer
(terug) naar huis gaan
ouvrir
openen
fermé
gesloten
ouvert
open
nouveau, nouvelle
nieuw
où
waar
ici
hier
là
daar
droit
rechter, rechts
gauche
linker, links
à droite
rechts
àgauche
(naar) links
à côté de
naast
près de
dichtbij
loin de
ver van
derrière
achter
devant
voor
entre
tussen
contre
tegen
dans
in
sous
onder
sur
op
à
naar (+ plaats)
in (+stad / land)
met (+ vervoer)
en
in (+land)
met (vervoer)
La banlieue
de voorstad
la capitale
de hoofdstad
le centre
het centrum
la quartier
de wijk
l’habitant
de bewoner
l’habitante
de bewoonster
le touriste
de toerist
la touriste
de toeriste
le visiteur
de bezoeker
la visiteurse
de bezoekster
le plan de ville
het stadsplan
le tour
de rondrit
le piéton
de voetganger
la piétonne
de voetgangster