hoofd 2 Flashcards
l’école
de school
la classe
de klas
la leçon
de les
le prof
de leraar
la prof
de lerares
l’élève
de leerling
l’élève
de leerlinge
le banc
de bank, de lessenaar
le bureau
het bureau
le tableau
het bord
l’ordinateur
de computer
le portable
de laptop
le cahier
het schrift
le livre
het boek
la feuille
het blad
le stylo
de balpen
le crayon
het potlood
la gomme
de gom
le devoir
het huiswerk
le mot
het woord
la phrase
de zin
le texte
de tekst
la page
de bladzijde
l’exercice
de oefeing
la faute
de fout
le directeur
de directeur
la directrice
de directrice
monsieur Leo
meester leo
madame Leen
juf leen
apprendre
leren
travailler
werken
faire
doen, maken
commencer
beginnen
lire
lezen
écrire
schrijven
écouter
horen
entendre
horen
regarder
kijken (naar)
voir
zien
parler
spreken
dire
zeggen
raconter
vertellen
comprendre
begrijpen
connaître
kennen
savoir
weten
penser (à)
denken (aan)
compter
tellen
trouver
vinden
le journal de classe
de schoolagenda
l’agenda
de agenda
l’horaire
het lessenrooster
le cours
de les
la matière
de leerstof, het vak
le néerlandais
het nederlands
le français
het frans
l’anglais
het engels
l’allemand
het duits
l’espagnol
het spaans
la biologie
de biologie
la géographie
de aardrijkskunde
la chimie
de chemie
la physique
de fysica
l’histoire
de geschiedenis
l’économie
de economie
la gym
het turnen
le dissin
het tekenen
le cartable
de boekentas
la trousse
de pennenzak
le papier
het papier
le crayon de couleur
het kleurpotlood
le feutre
de stift
la marqueur
de markeersift
la règle
de lat
la colculatrice
de rekenmachine
les ciseaux
de schaar
le pinceau
het penseel
la craie
het krijtje
l’écran
het scherm
le clavier
het toetsenbord
la souris
de muis
le site internet
de internetsite
le réseau social
het sociaal netwerk
la conjugaison
de vervoeging
la prononciation
de uitspraak
le brouillon
de kladversie
l’interoo(garion)
de overhoring
l’examen
het examen
la correction
de verbetering
le diplôme
het diploma
l’explication
de uitleg
l’exemple
het voorbeeld
l’éducation
de opvoeding
l’enseignement
het onderwijs
l’école maternelle
de kleuterschool
l’ecole primaire
de lagere school
l’école secondaire
de middelbare school
l’enseignement supérieur
het hoger onderwijs
l’université
de universiteit
l’étudiant
de student
l’étudiante
de studente
le camarade de classe
de klasgenoot
la comarade de classe
de klasgenote
l’internat
het internaat
la cour de récréation
de speelplaats
la cantine
de refter
l’année scolaire
het schooljaar
absent
afwezig
présent
aanwezig
attentif, attentive
aandachtig
concentré
aandachtig
distrait
verstrooid
bavard
praatziek
sévère
streng
écrit
schriftelijk
oral
mondeling
scientifique
wetenschappelijk
acolaire
school-
par coeur
uit het hoofd
expliquer
uitleggen
étudier
studeren
retenir
onthouden
réfléchir
nadenken
calculer
rekenen
bavarder
babbelen
se taire
zwijgen
se concentrer
zich concentreren
faire attention
opletten
se tromper
zich vergissen
poser une question
een vraag stellen
répondre
antwoorden
résoudre
oplossen
conjuguer
vervoegen
prononcer
uitspreken
corriger
verbeteren
effacer
afvegen, wissen
ranger
(rang)schikken
noter
noteren
marquer
markeren
souligner
onderlijnen
passer un examen
een examen afleggen
réussir un examen
voor een examen slagen
permettre
toelaten
punir
straffen
récompenser
belonen