hoofd 10 Flashcards
se saluer/prendre coné de qqn
begroeten/afscheid nemen
faire la connaissance de qqn
met iemand kennismaken
bonfour, madame
(goeden)dag, mevrouw
monsieur
meneer
mademoiselle
juffrouw
ça va?
gaat het?
ça va bien.
het gaat goed
et toi/vous?
en met jou/u?
salut
dag
au revoir
tot (weer)ziens
à bientôt
tot gauw
à demain
tot morgen
à bientôt
tot binnenkort
tu donneras le bonjou à ton père
doe je de groeten aan je vader
je n’y manquerai pas
dat doe ik zaker
remercier
bedanken
merci
bedankt, dank u
marci beaucoup
hartelijk bedankt
merci bien
dank u (wel)
non, merci
neen, dank u
de rien
graag gedaan, zonder dank
formules de politesse
beleefdheidsuitdrukkingen
s’il vous plaît
alstublieft
s’il te plaît
alsjeblief
pardon
pardon, sorry
excusez-moi
excuseer mij, sorry
exprimer ses sentiment
zijn gevoelens uitdrukken
heureux, heureuse
gelukkig
malheuruex, malheureuse
ongelukkig
triste
droevig, triestig
content
blij
sympa
sympathiek
bien
goed
mal
slecht
amoureux, amoureuse
verliefd
aimer
houden van
l’attitude
het gedrag, de houding, de attitude
l’autorité
gezag
le calme
de rust
le caractère
het karakter
le courage
de moed
la colère
de woede
le comportement
het gedrag
la description
de beschrijving
la gentillesse
de vriendelijkheid
l’habitude
de gewoonte