HFST 8 COS: Mycologie Flashcards

1
Q

Beschrijf de algemene structuur van schimmels

A

Thallus = lichaam => bestaat uit hyfen (2-10µm) => hyfen vormen langdradig netwerk

  • vegetatieve hyfen voor voeding => groei
  • aeriale hyfen voor lucht => sporen

Geen dwarswanden aanwezig = coenocytische hyfen
Hyfen met dwarswanden = septate hyfen ==> hebben septa waarin centrale porie zit => vorming ‘aparte cellen’

Mycelium = verzameling van hyfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de algemene structuur van gisten

A

Unicellulair
Eivormig/ovaal
3-15µm diameter (veel groter dan coccen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke 2 manieren ku gisten zich delen?

A
  • BINAIRE FISSIE
    = symmetrische gisting => 1 wordt 2
  • BUDDING = knopvorming
    = asymmetrische gisting => er komt een knop (= blastospoor) op die eerst klein is, maar daarna groter wordt => pseudohyfe als de knoppen aan elkaar blijven hangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een pseudohyfe?

A

= wnnr knoppen bij budding aan elkaar blijven hangen
= blastosporen die niet loskomen

Met pseudohyfe kan gist makkelijker weefsel binnendringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn dimorfe fungi?

A

Fungi die 2 vormen ku aannemen:
schimmel en gist
=> welke vorm ze aannemen hangt af van omgevingsfactoren => O2, T, nutriënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat weet je over thermaal dimorfisme?

A

Dimorfe fungi die bij 37°C de vorm van een gist aannemen en bij 25°C de vorm van een schimmel => dimorfisme in pathogene fungi is obv thermaal dimorfisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over de subcellulaire structuur van fungi?

A
  • Cytoplasma met mitochondrien, ER, vacuolen, kern met kernmembraan
  • Celmembraan = fosfolipidedubbellaag met ergosterol
  • Celwand => laagje chitine (suiker), daarboven laag met B-glucanen (suiker polymeer), daarboven laag met mannoproteïnen (= buitenste laag)
  • Capsule
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de seksuele cyclus voor sporevorming bij schimmels.

A
2 haploïde sporen (n+ en n-) komen samen
stap 1 =  plasmogamie =>  enkel het cytoplasma komt samen, er zijn nog 2 aparte kernen
=> dikaryoot stadium
stap 2 = karyogamie => kernen smelten samen
=> diploïde cel (2n)
=> mitose
=> meiose 
=> spore producerende structuren 
=> sporen (n) 
=> germinatie (= ontkiemen)
=> mycellium 
=> Plasmogamie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn conidiosporen? Onderverdeling?

Geef een voorbeeld

A

sporen die niet verpakt zitten in een zakje
bvb aspergillus

er zijn arthrosporen => gevormd door fragmentatie van gesegmenteerde hyfen
er zijn blastosporen => gevormd door loslaten van knoppen van oudercel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn chlamydosporen?

A

sporen met dikke wand, gevormd in hyfaal segment (= hyfen met dikwandige sporen)
bvb candida albicans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn sporangiosporen?

A

aseksuele sporen in een zakje (= sporangium)

bvb rhizopus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke 3 groepen kan je fungale sporen of aeriale hyfen die zich aseksueel voortplanten onderverdelen?

A
  • conidiosporen
  • chlamydosporen
  • sporangiosporen
  • macro -en microconidia (typisch vr dermatofyten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Om fungi te isoleren zijn er verschillende kleurmethoden. Welke?

A
  • KOH kleuring
  • Gramkleuring
  • Calcofluor kleuring
  • API Candida kleuring
  • Chroomagar kleuring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat weet je over de KOH kleuring voor isolatie van fungi?

A

Rode vlekken op de huid => lijkt typisch op dermatofyt => staal nemen en bekijken onder microscoop

  • moeilijke interpretatie => rechthoekige balkjes zichtbaar onder microsoop => Ku ofwel hyfen zijn ofwel huidcellen
  • bij staal KOH doen en lichtjes opwarmen (goede concentratie gebruiken)
  • huidcellen zijn veel gevoeliger dan hyfen omdat ze geen celwand he => ze zu na behandeling met KOH verdwenen zijn => als je na behandeling nog altijd cellen ziet weet je dus dat dier geïnfecteerd is => eenvoudige diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat weet je over de Gramkleuring voor isolatie van fungi?

A

candida species kleuren als gram+ => houden gramkleuring vast

hyfen kleuren als gram- => houden kleuring niet vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat weet je over de Calcofluor kleuring voor isolatie van fungi?

A

Fluorescentie microscopisch bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat weet je over de API Candida kleuring voor isolatie van fungi?

A

cupjes met bvb urease/galactose,.. => kijken of het gefermenteerd kan w = biochemische identificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat weet je over de Chroomagar kleuring voor isolatie van fungi?

A

agar+ kleurstoffen = kleurstoffen die gebonden zijn op een bepaald substraat => wnnr binding tss kleurstof en substraat verbroken w is kleuring zichtbaar
=> bvb candida albicans kan glucose van kleurstof halen => kleurt groen
=> bvb candida krusei kan galactose van kleurstof halen => kleurt rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke doelwitten ku antifungale middelen he?

A
  • inhibitie van de fungale celwand synthese
  • interferentie met eiwitsamenstelling
  • verbreken vd fungale celmembraan
  • interferentie met DNA synthese

=> in de DGK vooral disruptie vd fungale celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn polyenen?

Geef een voorbeeld

A

= antifungale middelen die inwerken op de celmembraan
= hoog moleculaire lactonen (kan je niet oraal innemen, moet altijd IV)
=> polyenen binden aan ergosterol id celmembraan van fungi => stimuleert lekkage van celinhoud => celdood

bvb amfotericine B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat weet je over het spectrum van polyenen?

A
Breed spectrum, maar fungistatisch (schimmelwerend)
werkt tegen:
* candida species
* cryptococcen
* aspergillus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke structuur hebben polyenen?

A

2 helften:
Ene helft is hydrofiel
Andere helft is lipofiel => wil graag binden met iets lipofiel = ergosterol in CM => door binding van polyeen aan ergosterol wordt porie gemaakt (hydrofiele kant zit bij porie) => lekkage van celinhoud => celdood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn azolen? Geef ook een vb

A

= antifungale middelen die inwerken op de celmembraan door inhibitie van 14a-demethylase enzym van de ergosterolsynthese

structuur = imidazole of triazole => in DGK w vooral ketoconazol & itraconazol gebruikt

14a-demethylase is nodig voor omzetting van squaleen in ergosterol => als dat enzym geinhibeerd w w dus geen ergosterol gevormd => CM niet meer sterk => CM barst open => celdood

Daarbij wordt een opstapeling van lanosterol gemaakt omdat squaleen niet meer omgezet kan w in ergosterol want normale omzetting gaat als vorlgt squaleen -> lanosterol -> ergosterl
=> opstepeling van lanosterol = toxisch voor schimmel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn allylamines?

A

= antifungale middelen
= synthetische moleculen met naftaleen ring
= niet-competitieve inhibitors van squaleen epoxidase => werken dus in op ergosterolsynthese => opstapeling van squaleen => membraanpermeabiliteit stijgt => celdood

25
Q

Wat weet je over het spectrum van azolen?

A

breed spectrum
werkt fungistatisch = schimmelwerend
werkt fungicidaal bij hoge concentraties = doodt schimmels

werkzaam tegen:

  • candida
  • cryptococcus
  • dermatofyten => trichophyton, microsporum
  • aspergillus (behalve fluconazole!)
26
Q

Wat weet je over het spectrum van allylamines?

A

Breed spectrum
werken fungistatisch = schimmelwerend

Werkzaam tegen;

  • gisten
  • dermatofyten => vooral hiertegen gebruikt
  • filamenteuze fungi
27
Q

Welk antifungeaal middel wordt vooral gebruikt tegen dermatofyten?

A

allylamines

28
Q

Wat zijn de algemene karakteristieken van dermatofyten?

A

dermatofyten = meest voorkomende schimmel in mens en dier

  • affiniteit voor gekeratiniseerde structuren => invaderen huid, haar, klauwen, nagels
  • infecteren geen normale, gezonde huid
  • dermatofyten breken keratine af (virulentiefactor)
  • veroorzaken typische circulaire dermale lesies => ringworm, katrienwiel
  • produceren macro -en microconidia
  • secreteren arthrosporen die maandenlang infectieus blijven
  • aeroob
  • Potentieel zoönotisch
29
Q

Welke oppervlakkige fungale infecties ken je?

A
  • dermatomycose

- candidiase

30
Q

Welke systemische fungale infecties ken je?

A
  • candidiase
  • aspergillose
  • histoplasmose
  • blastomycose
  • coccidioidomycose
31
Q

Geef 2 voorbeelden van dermatofyten en geef aan bij welke dieren ze voorkomen.

A
  • microsporum canis bij kat en hond

- trichofyton mentagrophytes bij paard (& hond & knaagdieren)

32
Q

Infectieroute van dermatofyten =

A
  • via direct contact met dermatofyt op een geinfecteerde GH

- via indirect contact met besmette omgeving (sporen in het milieu)

33
Q

Predisponerende factoren voor dermatomycose zijn:

A
  • vochtig huidoppervlak => regelmatig contact met water/zeep
  • occlusie => bvb dichte schoenen
  • immunosuppressie => HIV, diabetes
  • bestaande huid -vacht -of nagelaandoeningen
  • huidtrauma door beten van arthropoden (teken) of andere lichte beschadigingen vd huid
34
Q

Welke symptomen zie je bij dermatomycose?

A
  • Ronde lesies met circulaire expansie => rondje wordt groter en groter
  • Schilfers
  • Jeuk
  • Branderig gevoel
  • Alopecie
  • Epidermale hyperplasie
  • Hyperkeratose
  • Secundaire bacteriële infecties
35
Q

Wat weet je over de immuniteitsopbouw tegen dermatofyten?

A
  • humorale immuniteit beschermt niet
  • cellulaire immuniteit is zwak
  • immuniteit van voorbijgaande aard, herinfecties ku voorkomen
36
Q

Welke 3 manieren zijn er om dermatomycose te diagnosticeren? Leg ook elke manier kort uit.

A
  • LAMP VAN WOOD
    = lamp die UV uitstraalt waardoor bepaalde schimmels gaan fluoresceren => microsporum bvb gaat fluoresceren => snelle bevestiging van fungale infectie (maar microscopisch onderzoek en cultuur blijven noodzakelijk!)
  • MICROSCOPIE
    Bij huid en nagel ad rand van letsel staal nemen, bij haren uit het midden staal nemen => dan 10% KOH toevoegen => bekijken onder microscoop
  • CULTUUR
    Kweken kan 2-3wk duren => je gaat niet zo lang wachten met behandelen dus je kan deze manier enkel gebruiken als de 1e behandeling niet werkt en je wil kijken of er bvb sprake is van een resistente stam
37
Q

Welke species veroorzaken dermatomycose bij honden/katten? Wat zijn de symptomen?

A

Microsporum canis
Trichophyton mentagrophytes

=> vaak subklinische infectie, vnl bij katten
=> klassieke symptomen zoals alopecies, schilfers, gebroken, haren, ontsteking

38
Q

Welke species veroorzaken dermatomycose bij runderen? Wat zijn de symptomen?

A

Trichophyton verrucosum

=> vaak subklinische infectie, vnl bij katten
=> klassieke symptomen zoals alopecies, schilfers, grijswitte korsten, gebroken, haren, ontsteking
=> vaak thv nek en poten
=> meestal zelflimiterend

39
Q

Welke species veroorzaken dermatomycose bij paarden? Wat zijn de symptomen?

A
Microsporum equinum (meest frequent)
Microsporum gypseum (uit bodem)
Trichophyton verrucosum (uit geïnfecteerd rundvee)

=> klassieke symptomen zoals alopecies, schilfers, gebroken, haren, ontsteking
=> meestal zelflimiterend
=> EQ raken geinfecteerd door direct contact of indirect door contact met gecontamineerde borstels etc

40
Q

Bespreek de meest voorkomende vorm van dermatomycose bij mensen.

A

= tinea pedis
= atleetvoet
Prevalentie => meest voorkomende dermatomycose! => komt vaak voor bij zwemmers, sporters, militairen

Oorzaak = Trichophyton mentagrophytes en trichophyton rubrum, soms e floccosum en c albicans

Symptomen

  • witte schilfers
  • jeuk
  • kloven
  • erytheem

Behandeling
Voeten goed afdrogen en ev topicaal behandelen (als dat niet voldoende is ook systemisch behandelen)

41
Q

Bespreek onychomycose bij de mens.

A

= tinea unguium
= vorm van dermatomycose bij de mens

Oorzaak = Dermatophytes en Candida

Symptomen

  • wit-gele verkleuring van vrije uiteinden van angel
  • uitbreiding + ingroeien van nagels
  • afbrokkelende nagels

Nagelinfecties duren heel lang => tot er een nieuwe nagel is
GM kan heel moeilijk binnendringen in nagel => meestal orale behandeling bij mensen

42
Q

Bespreek ringworm bij de mens.

A

= tinea corporis
= vorm van dermatomycose bij de mens

Oorzaak = alle dermatofyten

Symptomen

  • schilferende cirkels die zich uitbreiden
  • jeuk
  • branderig gevoel

Komt vaak voor thv ledematen

Topicale behandeling, mr bij grotere verspreiding beter orale behandeling

43
Q

Welke 3 vormen van dermatomycose komen voor bij de mens? Geef van elke vorm ook de oorzaak.

A
  • Tinea pedis = atleetvoet
    Trichophyton mentagrophytes en trichophyton rubrum, soms e floccosum en c albicans
  • Tinea unguinum = onychomycose
    Dermatophytes en Candida
  • Tinea corporis = ringworm
    alle dermatofyten
44
Q

Geef enkele kenmerken van gisten.

A
  • eukaryoten
  • unicellulair => kleine, dunwandige, ovoïde cellen
  • budding
  • aerobe groei op versch agars => witte, creme-achtige kolonies
45
Q

Welke relevante species van gisten zijn er?

A
  • candida albicans
  • cryptococcus neoformans
  • malassezia pachydermatis
46
Q

Wat weet je over candida albicans?

A

HABITAT

  • commensalen in mucosa => GIT, UG, orofarynx
  • komen voor op huid van mens en dier
  • sporadisch in omgeving teruggevonden (aarde, groenten, fruit)

DIAGNOSE

  • als je candida albicans inoculeert in 5ml serum bij 35°C wordt een kiembuis gevormd (ontkieming) => kan je gebruiken voor identificatie
  • API gist 20C test => identificatie van meeste candida species

PREDISPONERENDE FACTOREN VR INFECTIE
* candida infectie komt vooral voor bij immunosuppresie of lang gebruik van AB (normaal gezien gaat de normale microflora candida onderdrukken maar AB gaan de gezonde bacterien ook doden waardoor candida kan groeien) => na lang AB gebruik dus vaak antifungaal middel nodig

47
Q

Wat is spruw?

A

= candida infectie vd mond of slokdarm van kippen of mensen (typisch bij baby’s want die he laag ontwikkelde flora id mond en krijgen dan borstvoeding en candida is aanwezig op tepel / kan ook voorkomen wnnr mensen puffer gebruiken omdat die cortisone bevatten wat het IS onderdrukt => dus na inhalatie van puffer mond goed spoelen met water)

geassocieerd met lang AB gebruik, coccidiose, overcrowding & slechte hygiëne

Er wordt een witte pseudomembraan gevormd id mond die niet weg te schrapen is => die witte pseudomembraneuze plaques zijn ruw, bloeden makkelijk en zijn pijnlijk

diagnose => orale inspectie + endoscopie

48
Q

Candida infectie bij pups en kittens uit zich in:

A

mycotische stomatis

49
Q

Candida infectie bij varkens en veulens uit zich in:

A

gastro-oesophagale ulcurs

50
Q

Candida infectie bij koeien uit zich in:

A

mastitis

  • meestal thv 1 kwartier
  • infectie uit omgeving
  • zelflimiterend => spontane eliminatie
51
Q

Welke ziektebeelden ku zich voordoen bij candida infecties bij de mens?

A
  • spruw
  • vaginitis
  • balantitis
  • intertrigo
  • luieruitslag
  • paronychia
52
Q

Want is paronychia?

A

= purulente ontsteking van vinger of teen door stafylococcus aureus of candida albicans (bij candida kan nagel ook gaan ingroeien)

53
Q

wat is intertrigo?

A

= candida infectie bij de mens
=> typisch onder borsten of onder vetkwabjes

Symptomen:

  • huid erytheem
  • milde tot ernstige jeuk
  • typisch witte occlusies
  • er kan sprake zijn van satellite pustules
54
Q

wat is balanitis?

A

= candida infectie op de ballen van de man (komt minder voor bij besneden mannen)
=> zorgt voor milde tot ernstige jeuk
=> ontstoken mucosa
= SOA

55
Q

Door candida infectie kan je vaginitis krijgen. Wat weet je hierover?

A

Vaginitis door candida infectie = meest voorkomende vorm van vaginale infectie
= geen SOA!

infectiebron = GIT
predisponerende factoren = 
* vrouwen die AB slikken
* vrouwen die diabetes he 
* cortisone gebruik 
* verkeerde zeep gebruiken waardoor normale flora kapot gaan
56
Q

Beschrijf luieruitslag bij een baby.

A

= candida infectie
= meest voorkomende huidaandoening bij baby’s en kinderen

Etiologie:
In ontlasting zit altijd candida albicans
Urine bevat enzymen die ammoniak produceren
=> Ontlasting + Urine in luier => ammoniak gaat tere babyvel beschadigen waardoor candida kan binnendringen

Symptomen:

  • glanzende, natte erytheem op delen die bedekt zijn met luier
  • satellite lesies ku aanwezig zijn
57
Q

Wat weet je over aspergillose?

A

VOORKOMEN

  • relatief zeldzaam
  • vogels zijn vatbaarder dan zoogdieren (w bvb opgenomen door kleine kuikens in broedmachines => dyspnee + mogelijks secundaire bacteriële infecties => hoge mortaliteit)

ETIOLOGIE
* aspergillus fumigatus

SYMPTOMEN

  • veroorzaakt vooral respiratoire problemen
  • sporen ku allergische reactie veroorzaken

PROGNOSE
* als aspergillus systemisch gaat = slechte prognose

58
Q

Geef enkele eigenschappen van aspergillus fumigatus.

A
  • saprofyt fungi
  • komt wereldwijd voor
  • ascomycota phylum
  • infectie via inhalatie van sporen of opname van beschimmeld voedsel
  • zeldzame opportunistische infectie in dieren en mensen (bij immunosuppressie)
  • aeroob
  • snel groeiend => gekleurde kolonies