HFST 4 COS: Introductie in de taxonomie Flashcards

1
Q

Welke 3 domeinen zijn in 1990 door Woese beschreven?

A
  • Archaebacteriën
  • Eukaryoten
  • Bacteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden bacteriën geclassificeerd volgens Bergey?

A

Domein (= de bacterie) -> phylum -> klasse -> orde -> familie

hoe dichter de schijven bij elkaar staan, hoe meer gelijkend de RNA sequenties en dus hoe meer genetisch verwant
grootte van de schijf is proportioneel aan # RNA sequenties dus hoe groter de schijf, hoe meer bacteriën er in zitten

roodroze schijven = gramnegatieve bacterien
blauwpaarse schijven = grampositieve bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de virulentiefactoren van stafylococcus.

A

Er zijn 7 belangrijke virulentiefactoren:

  • TEICHOÏNEZUREN
  • COAGULASE
    = enzym dat bloedstolling versnelt
    (+) voorkomt spreiding van micro-organismen
    (-) beschermt micro-organismen tegen immuunrespons
  • STREPTOKINASE
    = enzym dat bloedklonters oplost => door coagulase groeien veel bacteriën in bloedklonters => streptokinase gaat die bloedklonters oplossen waardoor veel kiemen vrij komen in circulatie => immuunsysteem kan hierop reageren
  • ALFA TOXINE
    = alfa hemolysine
    = poriën vormend toxine => veroorzaakt lysosomale uiteenscheuring in leukocyten
    veroorzaakt necrose van gladde spiercellen
    geassocieerd met gangrene mastitis in rundvee
  • EPIDERMOLYTISCHE TOXINES
    betrokken bij exsudatieve epidermitis bij varkens
  • LEUKOCIDINE
    doodt neutrofielen en macrofagen in rund, konijn en mens
  • EIWIT A
    bindt aan Fc fragment van IgG => remt fagocytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de eigenschappen van stafylococcus. Tot welk phylum behoort de bacterie?

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • gram + coc
  • georganiseerd in druiventros
  • facultatief anaeroob
  • catalase positief
  • meeste zijn coagulase negatief (bvb stafylococcus epidermidis)
  • sommigen zijn coagulase positief (bvb stafylococcus aureus of stafylococcus pseudointermedius)
  • halotolerant: kunnen goed tegen hoge zoutconcentraties (reden wrm ze graag op huid leven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek de natuurlijke habitat van stafylococcus bacteriën

A
  • in zoogdieren & vogels in de neusholte, nasofarynx, huid en thv muceuze membranen (bijna iedereen is drager van stafylococcus) => infecties meestal endogeen

MRSA kan getransfereerd w van mens naar dier of omgekeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ziekten ku veroorzaakt w door een stafylococcen infectie?

A
  • mastitis
  • bumblefoot = ulceratieve pododermatitis
  • exsudatieve epidermitis bij varkens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een stafylococceninfectie kan zich klinisch uiten in mastitis. Wat weet je hierover?

A

Etiologie:
vooral coagulase+ stafylococcen zoals stafylococcus aureus

Infectiewijze:
vooral opportunistische infecties

Ziektebeeld:
meestal subklinische of chronische mastitis bij runderen => geen/weinig symptomen, wel veel WBC aanwezig (teken dat IS actief is), weinig melkproductie
alfatoxine kan een gangrene vorm van mastitis veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een stafylococceninfectie kan zich klinisch uiten in ulceratieve pododermatitis. Wat weet je hierover?

A

Voorkomen:
bij pluimvee => vooral zwaardere kippen

Etiologie:
Stafylococcus aureus => doordat kippen continu op harde of scherpe opp lopen of een te ruwe zitstok ontstaan kleine wondjes en dat is intredepoort voor stafylococcus aureus

Behandeling:
Zo snel mogelijk behandelen, anders gaat poot zodanig kapot dat hij niet meer functioneel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een stafylococceninfectie kan zich klinisch uiten in exsudatieve epidermitis bij varkens. Wat weet je hierover?

A

= greasy pig disease

Voorkomen:
vooral bij varkens jonger dan 3md
kan ook voorkomen bij neonati bij de mens (men spreekt dan van scaled skin syndrome)

Etiologie:
Stafylococcus hyicus
=> kiem kan binnendringen via wondje (meestal komt ook stof mee binnen)
=> kiem produceert exfoliatief toxine (zorgt voor schilfering) => serum exsudaat komt vrij => dier kan zo veel vocht verliezen => potentieel levensbedreigend (weinig toxine nodig om effect te hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de eigenschappen/kenmerken van streptococcus.

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • gram+ coc
  • georganiseerd in ketens
  • facultatief anaeroob
  • catalase negatief
  • bloed of serum nodig in cultuurmedium
  • pathogene stammen hebben dik kapsel
  • leeft als commensaal op mucosa van bovenste luchtwegen & lage urinewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op welke manieren kan je streptococcen differentiëren?

A
  • obv hemolysepatroon
  • serologische methode => lancefield grouping

Eerst ga je onderverdelen volgens hemolysepatroon => dan lancefield
=> in geval van B hemolyse kijken naar groep A, B en C
=> in geval van a & y heb je enerzijds stafylococcus pneumoniae en anderzijds groep D (met daarin enterococcen & stafylococcus suis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Streptococcen kan je differentiëren obv het hemolysepatroon. Welke hemolyspatronen ken je? Geef van elke soort een voorbeeld van een bacterie die dat patroon vertoont.

A
  • GAMMA HEMOLYSE
    = geen hemolyse
    bvb
  • ALFA HEMOLYSE
    = gedeeltelijke hemolyse => groenachtige, lichte zone rond kolonies
    wat gebeurt er? Fe2+ Hb wordt omgezet tot Fe3+ methemoglobine (oxidatie van Fe2+) => HbFe3+ zorgt voor de groene kleur
    bvb streptococcus pneumoniae
  • BETA HEMOLYSE
    = hemolyse => heldere zone rond kolonies
    bvb streptococcus pyogenes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Streptococcen kan je differentiëren mbv lancefield grouping. Hoe werkt dit?

A

= serologische methode

er worden groepen gemaakt obv de celwand van streptococcen

  • C substantie = celwand polysacharide antigen
  • groep A-H & groep K-V (sommige isolaten zijn niet groepeerbaar)
  • commerciële latex agglutinatie assays beschikbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar vind je streptococcen? Waar vind je enterococcen? Is er een verschil in AB gevoeligheid?

A

Streptococcen => bovenste LW + UG stelsel
Enterococcen => darmen

Enterococcen zijn meer resistent tov AB in vgl met streptococcen
(bvb VRE = Vanomycine Resistente Enterococcen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Infectie door streptococcus pyogenes =>

A

(Lancefield A)

veroorzaakt faryngytis bij mensen => keelpijn, gezwollen LK, gezwollen amandelen met witte kolonies erop, soms (vooral bij kinderen) komt er ook vocht uit de amandelen

kan ook mastitis veroorzaken bij runderen, maar mastitis w eigenlijk zelden door deze kiem veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Infectie door streptococcus agalactiae =>

A

(Lancefield B)

veroorzaakt chronische mastitis bij runderen, schapen en geiten

veroorzaakt meningitis bij neonaten bij de mens => streptococcus agalactiae komt bij de mens typisch voor thv vagina en kan probleem vormen wnnr bij bevalling de kiem doorgegeven w aan baby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Infectie door streptococcus equi =>

A

(Lancefield C)

veroorzaakt droes bij jonge paarden => snotterige neusvloei, gezwollen LK, abcessen, koorts, verlies van eetlust, depressie

is heel besmettelijk => geïnfecteerde dieren moeten in quarantaine

als je droes infectie 1x hebt doorlopen dan zijn het risico en de gevolgen bij een volgende infectie veel minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Infectie door streptococcus suis =>

A

(Lancefield D)

veroorzaakt meningitis en septicemie bij varkens

is een zoönose => kan overgaan van varken op mens => veroorzaakt meningitis en permanente gehoorschade bij mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Infectie door streptococcus faecalis =>

A

(Lancefield D)

veroorzaakt klinische ziekten bij vogels => bvb endocarditis bij kippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Infectie door streptococcus pneumoniae =>

A

= diplococ met kapsel

veroorzaakt pneumonie bij mensen
=> meestal klein deeltje van 1 lob geïnfecteerd
=> inflammatie op longblaasjes => vocht op longen
=> koorts & rillingen
=> ophoesting sputum (slijm vermengd met speeksel, opgehoest uit diepere luchtwegen)
=> hoge letaliteit bij oude mensen

Moet je sowieso met AB behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke ziekten ku streptococcen zoal veroorzaken?

A
  • faryngitis bij mensen (s pyogenes)
  • mastitis bij runderen (s pyogenes)
  • chronische mastitis bij rund/schaap/ geit (s agalactiae)
  • meningitis bij mensen (s agalactiae)
  • droes bij paarden (s equi)
  • meningitis en septicemie bij varkens (s suis)
  • endocarditis bij kippen (s faecalis)
  • pneumonie bij mensen (s pneumoniae)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bespreek de eigenschappen/kenmerken van corynebacterium.

A

Phylum = ACTINOBACTERIA

  • gram+
  • pleomorfe staafjes
  • meestal facultatief anaeroob
  • verrijkte media nodig voor groei
  • natuurlijke habitat = huid, muceuze membranen (nasofarynx) en SVS bij mens en dier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke ziektes ku zoal veroorzaakt worden door corynebacterium?

A
  • subklinische mastitis bij koeien (c bovis)
  • cystisis & pyelonefritis bij rund (c renale)
  • difterie (c diphtheriae)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat weet je over corynebacterium diphteriae?

A

Mens = enige GH

veroorzaakt difterie = kroep

corynebacterium diphteriae produceert een difterietoxine => veroorzaakt pseudomembraan bestaande uit bacterien, afval en immuuncellen => als pseudomembraan loskomt bij klein kindje kan het de luchtwegen verstoppen

toxine kan doorbreken naar BB

vaccin beschikbaar
= DTP vaccin => tegen difterie, tetanus & kinkhoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bespreek de eigenschappen/kenmerken van listeria.

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • gram+
  • coccobacillen
  • optimale groeitemperatuur = 30-37°C, maar kan ook groeien bij 4°C
  • facultatief anaeroob
  • listeria monocytogenes is facultatief intracellulair
  • kunnen vermeerder in milieu => facultatief symbiotisch
  • kan in diervoeder zitten => listeriose uitbraken bij rundvee
  • kan in mensenvoeding zitten (zachte kaas, rauwe melk) => humane listeriose
  • virulentiefactor = listeriolysine => zorgt ervoor dat listeria intracellulair in macrofagen kan vermeerderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bespreek de eigenschappen/kenmerken van erysipelothrix species.

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • gram+
  • facultatief anaeroob
  • groeit over wijde T en pH ranges
  • coagulase +
  • catalase -
  • leeft in omgeving
  • tot 50% vd gezonde varkens draagt erysipelothrix rhusiopathiae thv tonsillen => Kan oiv predisponerende factoren zoals stress/hitte woekeren en verspreiden => in BB => ziekte
  • kan ook voorkomen bij gezonde runderen, schapen of paarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bespreek listeriose.

A

Herkauwers
listeriose => encephalitis, septicemie, abortus

Mensen
listeriose bij zwangere vrouwen => foetale schade of abortus (door immunosuppresieve toestand)
listeriose bij immunodefficiënte mensen => meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bespreek de virulentiefactor van listeria.

A

= listeriolysine => intracellulaire vermeerdering

Kiem wordt gefagocyteerd door macrofaag => fagosoom => normaal gezien zou fagosoom dan versmelten met lysosoom waardoor kiem zou ku w afgebroken door de lysozymen en radicalen,
MAAR listeria gaat hier niet op wachten!! => listeriolysine breekt het fagosoom af voordat het kan versmelten met lysosoom => listeria komt vrij in macrofaag => intracellulaire vermenigvuldiging in macrofaag door binaire fissie

Listeria gaat met actine pseudopodia aanmaken (membraan w naar buiten geduwd) om niet herkend te w door immuunsysteem => 2e macrofaag komt toe => pseudopodia passen perfect in die macrofaag => overdracht van listeria naar 2e macrofaag

(+) kiem w niet herkend door immuunsysteem => kan op die manier goed groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke ziekte veroorzaakt erysipelothrix rhusiopathiae?

A

VLEKZIEKTE bij varkens
= Swine erysipelas

Infectie door inslikken van gecontamineerd voedsel/water of via huidwonden

acute & subacute vorm => septicemie (gedaalde BD, shock, organen vallen uit, dier kan sterven, drachtige dieren ku aborteren) + huidlesies (diamantvormig)
chronische vorm => endocarditis, polyartritis, huidlesies (diamantvormig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bespreek de eigenschappen/kenmerken van bacillus

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • gram+
  • grote staafjes
  • produceren endosporen
  • aeroob
  • wijd verspreid in omgeving => ku makkelijk overleven als endospoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke ziekte kan veroorzaakt worden door bacillus anthracis? Bespreek.

A

Anthrax = Miltvuur
= wettelijk bestreden ziekte

Voorkomen:
Herkauwers heel gevoelig
Kan ook voorkomen bij de mens (overdracht door dieren)

Klinisch beeld:
Ziektetekens veroorzaakt door exotoxines (weinig nodig om effect te bekomen) => exotoxine wordt in bacterie geproduceerd en komt dan uit bacterie => effect

Veroorzaakt bij dieren koorts, bloedingen en snel overlijden
Veroorzaakt septicemie bij herkauwers
Bij mensen heb je versch vormen van anthrax:
* cutane anthrax
=> endosporen van koe komen terecht in wondje van boer => lokale zweer met typisch dikke zwarte korst => als je niet snel behandeld ku endosporen in BB terecht komen (je moet behandelen met AB voordat dit gebeurt!)
* respiratoir anthrax
=> endosporen w geinhaleerd (bvb bij verplaatsen van hooi waar endosporen in zitten) => endosporen naar luchtwegen => snel naar BB => snel overlijden (> 90%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van clostridium species.

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • gram+
  • grote staafjes
  • produceren endosporen
  • anaeroob
  • leven als saprofyten id bodem, in zoetwater of in marine sedimenten ((saprofyt = bacterie die zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke belangrijke ziekten ku veroorzaakt worden door clostridium bacterien?

A
  • botulisme (c botulinum)
  • tetanus (c tetani)
  • gasgangreen (c perfringens)
  • blackleg (c chauvoei)
34
Q

Bespreek botulisme kort bij mensen. Welke symptomen veroorzaakt het en welke 3 soorten ken je?

A

Symptomen:

  • dysfagie
  • paralyse AH spieren
  • geen koorts
  • bij baby’s: floppy baby => baby heeft geen grijp reflex als je die naar beneden laat gaan

Soorten botulisme:
FOODBORNE BOTULISME
KINDERBOTULISME
WONDBOTULISME (komt niet veel voor)

35
Q

Bespreek foodborne botulisme bij de mens.

A
  • veroorzaakt door slecht/onhygiënisch ingeblikt voedsel (endosporen en andere bacteriën mee ingeblikt) => bacterien gaan O2 verbruiken (omzetting naar N2/CO2) => blik gaat bol staan + anaerobe omgeving gecreëerd => endosporen worden vegetatieve (actieve bacteriën)
  • rotting geur
  • endosporen gaan niet kapot bij 100°C
  • exotoxines wel gevoelig aan hoge T => opwarmen maakt toxines kapot
36
Q

Bespreek kinderbotulisme bij de mens.

A

voorkomen: kinderen jonger dan 1j
etiologie: veroorzaakt door honing
=> pootjes van bijen blijven hangen aan endosporen die aanwezig zijn id omgeving => endosporen komen terecht in honing => als je honing eet met endosporen gebeurt er niks omdat onze normale darmflora ervoor zorgt dat de endosporen geen plaats he om uit te groeien tot bacteriën, maar bij kleine kindjes is normale flora nog niet goed ontwikkeld => endosporen ku groeien en zich ergens lokaliseren

37
Q

Bespreek botulisme bij dieren

A

Warme zomerdag, veel algen => dode vogels en vissen => kan te wijten zijn aan botulisme

vogels met botulisme ku niet goed meer vliegen
eend neemt endosporen op => endosporen in GIT => endosporen omgezet tot vegetatieve bacterien => exotoxine productie => spierverlamming => fataal => bacterie wordt weer endospore => endospore in omgeving => kan opnieuw opgenomen w

38
Q

Botulisme is soms een toxico infectie (kiem vermeerdert in het lichaam en produceert daar toxines) in de meerderheid van de gevallen gaat het echter over een intoxicatie (kiem vermeerder en produceert toxines buiten het lichaam. Bespreek de intoxicatievorm en relateer aan neurologische problemen.

A

C botulinum produceert krachtig neurotoxine met LD50 van 1ng per kg LG
=> er zijn 7 types van dat neurotoxine (1-G)
=> toxine bestaat uit lichte en zware keten => lichte keten splitst eiwitten die normaal instaan voor binding tussen vesikel met acetylcholine en presynaptische membraan => binding acetylcholinevesikel met presynaptische membraan niet meer mogelijk => spiercontractie niet meer mogelijk => verlamming

39
Q

Bespreek tetanus bij mensen

A

gekenmerkt door spierverkramping

Algemene tetanus 
=> risus sardonicus
=> ophistotonus 
=> laryngospasmen
=> behandelen met AB + kunstmatige beademing + spierverslapper + persoon vastbinden

Neonatale tetanus
=> baby is plank, volledig in verkramping
=> veroorzaakt door onhygiënisch verwijderen van navelstreng (in sommige landen traditie om zand op navelstrengstomp te doen => op die manier kan je endosporen op de navel brengen die zo kunnen binnendringen)

40
Q

Bespreek tetanus bij mensen

A
=> risus sardonicus
=> stijfheid 
=> lokale spasmen
=> dysfagie 
=> hobbelpaardhouding 

Je kan jaarlijks vaccineren

41
Q

Bespreek tetanus intoxicatie.

A

Tetanospasmine = potent neurotoxine (ng/kg LG) => blokkeert release van inhibitoire NT zoals glycine of gamma amino boterzuur (GABA) => spieren opgespannen

42
Q

Bespreek gasgangreen.

A

Veroorzaakt door clostridium perfringens
=> produceert toxinen & enzymen (er komen heel veel toxines vrij en als die verspreiden over hele lichaam is dat problematisch)
=> bij vermeerdering vaan clostridia gas produceren
=> clostridia produceert ook virulentiefactoren om oa BW af te breken

Symptomen bij mensen:

  • lucht onder huid
  • pijn en zwelling
  • bleke huid wordt zwart door necrose

Behandeling:

  • amputatie van geïnfecteerde deel vh lichaam
  • AB
  • zuurstoftherapie
43
Q

Bespreek blackleg

A

Veroorzaakt door clostridium chauvoei
=> produceert toxines

Symptomen:

  • lidmaat zwelt op
  • mankheid
  • pockets met gas er in ontstaan => ku voelbaar zijn
  • verlies van eetlust
  • spier kleurt zwart
44
Q

Bespreek kenmerken/eigenschappen van mycobacterium species.

A

Phylum: ACTINOBACTERIA

  • Zuurvast
  • vormt geen sporen
  • aeroob
  • celwand rijk aan mycolinezuren
  • trage groeiers
  • kunnen voorkomen in omgeving => In bodem, op vegetatie, in water => hoe komen ze daar terecht? => geïnfecteerde dieren scheiden obligaat pathogene bacterien uit (m bovis w uitgescheiden via respiratoir stelsel, via feces of urine, via melk of via sperma / m avium subspecies paratuberculosis w uitgescheiden via feces / m tuberculosis w vooral uitgescheiden via respiratoir systeem) => mycobacterien ku maanden overleven in omgeving (resistent)
45
Q

Welke klinische problemen ku veroorzaakt w door mycobacterien?

A
  • Johne’s disease = paratuberculose

* Tuberculose

46
Q

Bespreek Johne’s disease

A

Etiologie:
Veroorzaakt door mycobacterium avium subspecies paratuberculosis => opname via gecontamineerd gras/voeder

Epidemiologie:
Kan economisch heel belangrijk zijn

Ziektebeeld:
veroorzaakt gastro intestinale ziekte bij runderen 
Symptomen:
* chronische diarree
* gewichtsverlies
* kan sterfte veroorzaken
47
Q

Bespreek mycobacterium tuberculosis infectie bij mensen.

A

=> veroorzaakt long tuberculose

=> kiem wordt opgenomen via aerosolen => kiem naar longblaasjes => alveolaire macrofagen ku mycobacterien niet afbreken door zuurvaste celwand => macrofaag neemt mycobacterium op => mycobacterium kan groeien in macrofaag => meer macrofagen aangetrokken => die macrofagen gaan ook mycobacterium opnemen => opstapeling van geinfecteerde macrofagen => meer cellen, macrofagen, BW en andere immuuncellen gaan rond geïnfecteerde macrofagen zitten => dikke wand rond geïnfecteerde macrofagen => wand gaat verharden = vorming granuloom of tuberkel (kaasachtige structuur)
=> bacteriën ku heel lang in granuloom blijven bestaan
en als dan op een bepaald moment het IS van de mens onderdrukt w of achteruit gaat (HIV, ouderdom, ondervoeding,…) kan het granuloom openbarsten => macrofagen met mycobacterien komen vrij => mycobacterien komen uit macrofagen => spreiding naar organen

Gesloten TBC als mycobacterien in gesloten granuloom zitten = latente TBC
Miliaire TBC als mycobacterien spreiden

Symptomen
=> veel hoesten, sterk vermageren, nachtzweten

48
Q

Bespreek mycobacterium bovis infectie bij runderen.

A

=> hoesten, sterk vermageren

=> kan spreiden naar uier => sterk verminderde melkproductie + kiem uitscheiding in melk

49
Q

Bespreek kenmerken/eigenschappen van enterobacteriaceae

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram-
  • staafvormig
  • facultatief anaeroob
  • oxidase negatief
  • fermenteren glucose
  • reduceren nitraat tot nitriet
  • sommige van deze bacterien ku lactose fermenteren => die bacterien = coliforme bacterien => bvb e coli, klebsiella, enterobacter
  • natuurlijke habitat = omgeving & darm
50
Q

Wat zijn coliforme bacterien? Geef ook 2 voorbeelden

A

= gram- bacterien die lactose ku fermenteren

bvb e coli, klebsiella, enterobacter

51
Q

Wat zijn de belangrijkste enterische & systemische pathogene enterobacteriaeceae?

A
  • escherichia coli
  • salmonella
  • yersinia
52
Q

Wat zijn de belangrijkste facultatief/opportunistisch pathogene enterobacteriaceae?

A
  • proteus
  • enterobacter
  • klebsiella
  • serratia
  • shigella
53
Q

Bespreek de virulentiefactoren van escherichia coli (enterobacteriaceae, pathogeen).

A
  • F antigenen (fimbriae)
  • H antigenen (flagel)
  • K antigenen (capsule)
  • O antigenen (LPS = lipopolysacharide)
  • celmembraan
  • toxines
54
Q

Bespreek de natuurlijke habitat van escherichia coli. Waarom is e coli daar nuttig?

A

alle zoogdieren zijn drager van e coli thv DD & distale deel dd

meer e coli in carnivoren en omnivoren dan bij herbivoren

waarom nuttig?

  • e coli is noodzakelijk in darm zodat pathogene bacteriën daar niet ku floreren
  • e coli produceert vitamines
  • e coli produceert stoffen die slechte bacteriën afdoden
55
Q

Bespreek de klassificatie van e coli bacterien

A

EPEC = Entero Pathogene e coli
(behoort tot groep van attaching and effacing pathogens)

ETEC = Entero Toxigene e coli
(veroorzaakt reizigersdiarree: duurt 1-2d => geen bloed in stoelgang)

STEC = Shiga Toxineproducerende e coli
(enterohemorragische e coli; EHEC)

56
Q

E coli is een normale bewoner van de DD en het distale deel vd dd, maar oiv sommige predisponerende factoren kan e coli beginnen woekeren. Geef enkele vbdn van zo’n predisponerende factoren.

A
  • intensieve veehouderij
  • slechte hygiëne
  • jonge dieren (< 1wk) of neonati => meest vatbaar omdat normale intestinale flora nog niet volledig ontwikkeld is
57
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van pseudomonas

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • staafvormig
  • obligaat aeroob
  • oxidatief negatief
  • fermenteren glucose niet
  • leven in omgeving => predilectie voor waterige omgevingen
  • facultatief pathogeen in dieren, mensen en planten
58
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van burkholderia

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • staafvormig
  • obligaat aeroob
  • oxidatief negatief
  • fermenteren glucose niet
  • leven in omgeving => predilectie voor waterige omgevingen
  • facultatief pathogeen in dieren, mensen en planten
59
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van actinobacillus

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • coccobacillen
  • staafvormig
  • facultatief anaeroob
  • fermenteren koolhydraten
  • groeien niet in klassieke media
  • leven op muceuze membranen (oraal & respiratoir)
60
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van francisella tularensis

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • coccobacillen
  • staafvormig
  • obligaat aeroob
  • groeien best op bloedagar + cystine of op chocolade agar (bloed warm)
  • komen vooral voor in noordelijke hemisfeer
  • reservoirs: wilde dieren => vooral konijnen & hazen
  • vectoren: teken
61
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van bordetella

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • staafvormig
  • obligaat aeroob
  • leven als commensalen op muceuze membranen van bovenste luchtwegen
62
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van brucella

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • coccobacillen
  • obligaat aeroob
  • intracellulair pathogeen
  • leven vooral in reproductieorganen
63
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van campylobacter en helicobacter

A

Phylum: PROTEOBACTERIA

  • gram -
  • kromme staafjes
  • microaerofiel => O2 nodig
  • leven als commensalen in GIT
64
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van spirocheten

A

Phylum: SPIROCHAETES

  • gram -
  • spiraalvormig/kurkentrekkervorm => ku makkelijk doordringen
  • beweeglijk => endoflagellen
65
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van mycoplasma

A

Phylum = FIRMICUTES
gehele phylum = laag in guanosine + cytosine verhouding in DNA

  • kleine pleoforme bacterien => zo klein dat ze door bacteriefilter ku dringen
  • geen celwand
  • sterolen in celmembraan
  • gebakken ei uiterlijk op agar
  • leven op mucosale oppervlakken van bvb conjunctiva, neusholte,…
66
Q

Bespreek de kenmerken/eigenschappen van chlamydia

A

Phylum: CHLAMYDIAE

  • zeer kleine bacterien
  • geen peptidoglycanen
  • 2 membranen
  • obligaat intracellulair
  • natuurlijke habitat = GIT van dieren
67
Q

Wat weet je over STEC

A

= Shiga Toxineproducerende e coli
= enterohemorragische e coli = EHEC

‘Shiga’ want dezelfde actie als shigella kiem
O157:H7 => LPS serotype 157, flagellen serotype 7

STEC kan aanleiding geven tot diarree bij mens & dier

Kan ook leiden tot dood
=> HUS = Hemolytisch Uremisch Syndroom => aantasting nieren, shock, bloedingen, dood

EHEC veroorzaakt slingerziekte bij varkens
= edema disease
=> varkens nemen kiem op uit voedsel, via slechte hygiëne of oraal-fecale transmissie
=> snelle overgang van varken naar varken
=> kiem gaat na opname naar de darmen => hecht vast aan microvili en gaat dan 2 dingen doen:
* toxine productie (shigatoxine) => toxine naar capillairen => capillairen kapot => veel vochtverlies => dieren verzwakken, zakken door poten
* kiemen gaan in enterocyten en maken die kapot => bloed in feces = enterohemorragische diarree

Als slingerziekte onbehandeld blijft kan je HUS krijgen

68
Q

Wat weet je over ETEC?

A

= Entero Toxigene E Coli

ETEC = meerderheid vd neonatale colibacillosen in kalveren, lammeren & biggen

ETEC hecht vast met fimbriae & produceert enterotoxinen = exotoxines die effect he op darmen

Veroorzaakt klassieke diarree (door de toxines), zonder bloedbijmenging (kiem gaat niet in enterocyten & BB, maar blijft in de darm)
=> enterotoxines worden geproduceerd in de darm => actief deel van toxine komt binnen in cel (enterocyten) => opsplitsing in 2 delen: labiel & stabiel toxine => activering adenylaatcyclase & guanylaatcyclase => vorming cAMP & cGDP => Na+ en Cl- uit de cel => water volgt uit de cel => veel water in de darm => diarree
(belangrijk is dat de cellen intact blijven)

69
Q

Welke soorten exotoxines zijn er?

A
  • neurotoxines (bvb bij botulisme)

* enterotoxines (bvb bij ETEC)

70
Q

Bespreek de virulentiefactoren van pseudomonas aeruginosa.

A
  • alginaat biofilm => bescherming
  • elastase => schade aan weefsel van longen & BV
  • flagellum => motiliteit
  • siderophoren => ijzeropname (siderophoren cheleren ijzer) => geeft geelgroene kleur op cet plaat
71
Q

Welke klinische infecties ken je bij pseudomonas aeruginosa?

A

opportunistische infecties
* OTITIS EXTERNA bij honden
=> inflammatie tegengaan door oor schoon te maken en dan topicale AB te geven (anders kan je otitis media krijgen)
* RESPIRATOIRE INFECTIES bij varkens

72
Q

Welke ziekte veroorzaakt burkholderia mallei?

A
KWADE DROES
2 vormen:
* LONG -en NASALE VORM = Glanders 
=> hoge koorts
=> snot, gezwollen neusvleugels, nasale uitvloei, longontsteking 
* HUIDVORM = Farcy
=> nodules op huid (kleine gezwelletjes)
=> ulceraties op de huid
73
Q

Bespreek de virulentiefactoren van burkholderia mallei.

A
  • biofilm vorming
  • capsulair polysacharide => bescherming tegen fagocytose
  • kan intracellulair overleven en soms zelfs groeien
74
Q

Welke klinische infectie wordt veroorzaakt door actinobacillus pleuropneumoniae?

A

Porciene pleuropneumonie (heel besmettelijk)
=> bloedingen
=> zware congestie (bloedophoping) in longen
=> vaak fataal

75
Q

Welke klinische infectie wordt veroorzaakt door actinobacilus equuli subspecies equuli?

A

Sleepy foal disease
=> septicemie
=> kan fataal zijn

76
Q

Welke klinische infecties worden veroorzaakt door bordetella species?

A

Bordetella legt trilharen stil => stofdeeltjes ku moeilijker naar buiten => respiratoire stoornissen

Bordetella bronchiseptica => respiratoire ziekten bij zoogdieren & vogels

Bordetella pertussis => kinkhoest bij mensen

77
Q

Welke klinische infecties worden veroorzaakt door brucella species?

A

Brucella abortus => boviene brucellose => abortus

Brucella suis => porciene brucellose => abortus

78
Q

Welke klinische infecties worden veroorzaakt door campylobactor species?

A

Campylobacter is typisch aanwezig bij kippen
=> vaak subklinisch
=> kan ook enteritis geven

Campylobacter jejuni
=> subklinische enteritis bij honden
=> klinische enteritis met bloed bij mensen

79
Q

Welke klinische infecties worden veroorzaakt door helicobacter species?

A

Helicobacter pylori => maagzweren bij mensen

helicobacter pylori = acidofiel (want urease zet ureum om in ammoniak en bicarbonaat) => neutraal laagje rond bacterie waardoor kiem perfect in maag kan overleven en groeien

80
Q

Bespreek klinische infecties door chlamydia species.

A

=> ziekte in AHS, genitaalstelsel & enterisch stelsel

typische ziekte: chlamydiae trachomatis = SOA => onvruchtbaarheid bij jonge vrouwen

81
Q

Bespreek de cyclus van chlamydia

A

Chlamydia wordt opgenomen id cel => chlamydia in vesikel => omzetting van elementair lichaam naar reticulair lichaam => reticulair lichaam zorgt voor vermenigvuldiging in het vesikel (want chlaymdia = obligaat intracellulair) => reticulaire lichaampkes zetten zich terug om naar elementaire lichaampjes => vrijstelling elementaire lichaampjes uit cel => infectie nieuwe cel