Hfst 7: Medicatie bij infecties Flashcards
Wat zijn bacteriën?
- eencellige zonder celkern = protozoa
- verschillende vormen aannemen, zoals rond (coccen), staafvormig (bacillen) of spiraalvormig (spirillen)
- voortplanten door binaire deling, waarbij een cel zich splitst in twee identieke dochtercellen
Wat zijn schimmels?
= Fungi: eukaryotische m.o. die zich onderscheiden van bacteriën door hun celstructuur
- hebben celkern en celwanden die meestal uit chitine bestaan.
- kunnen zowel eencellig zijn (zoals gisten) als meercellig (zoals schimmeldraden of hyfen die samen een netwerk, het mycelium, vormen)
Wat zijn virussen?
- Geen cellulaire structuur: bestaan uit genetisch materiaal (DNA of RNA) omgeven door eiwitmantel (capside), en soms lipidenomhulsel -> kern
- Geen zelfstandige stofwisseling: Ze kunnen geen energie produceren of eiwitten synthetiseren zonder gastheercel
- Vermenigvuldiging in gastheercellen: Ze infecteren cellen en dwingen deze om nieuwe virusdeeltjes te maken.
- Zeer klein: Veel kleiner dan bacteriën, variërend van 20 tot 300 nanometer.
Wat zijn protozoa?
- Eukaryoten → hebben celkern en organellen, in tegenstelling tot bacteriën en virussen -> complexe structuur
- komen vooral voor in het water
- Geen celwand → Hierdoor zijn ze vaak flexibel van vorm.
- Voeding door fagocytose of osmose → Ze voeden zich met bacteriën, organisch materiaal of lichaamscellen van de gastheer -> voorziet zichzelf in levensnoodzakelijke processen
- Bewegen met trilhaartjes, flagellen of schijnvoetjes (pseudopodia).
- Voortplanting:
- Ongeslachtelijk (bijv. binaire deling).
- Geslachtelijk (bij sommige soorten via gameten).
Wat is een nosocomiale infectie?
infectie die een patiënt oploopt tijdens een verblijf in een zorginstelling. Dit type infectie wordt niet meegenomen bij de opname, maar ontstaat minimaal 48 uur na opname.
Wat zijn opportunistische pathogenen?
= micro-organismen die normaal onschadelijk zijn, maar infecties veroorzaken bij mensen met een verzwakt immuunsysteem.
Wat zijn commensalen?
micro-organismen die op of in het lichaam leven zonder schade aan te richten. Ze maken deel uit van de natuurlijke microbiota
<-> Bij zeer lage weerstand, bij doorbreken barrierre -> kans op infectie
Wat zijn gram-positieve en gram-negatieve antibacteriële middelen?
- Gram-positieve bacteriën hebben een dikke peptidoglycaanlaag en geen buitenmembraan -> kleuren blauwpaars
- Gram-negatieve bacteriën hebben een dunne peptidoglycaanlaag, maar wel een buitenmembraan dat hen vaak resistenter maakt -> kleuren rood
Wat zijn anaërobe en aëobe bacteriën?
- Aerobe bacteriën → Hebben zuurstof nodig om te groeien en overleven.
Anaerobe bacteriën → Groeien zonder zuurstof en sterven vaak in zuurstofrijke omgevingen.
Welke middelen helpen bij welke m.o.?
- Antibiotica of antibacteriële middelen: tegen bacteriën
- anti-virale middelen tegen virussen
- Antimycotica: tegen schimmels
Welke kenmerken zal men gebruiken om bacteriën te omschrijven zodat de juiste AB kan worden toegediend?
- kleuren-indicatie bij de gramkleuring
- vorm van de bacterie
- zuurstofafhankelijkheid
- groeiplaats
Hoe kan een bacterie ingedeeld worden op vlak van vorm?
bolvormige bacterie = kok en langwerpige bacterie = staaf
Hoe kan men bacteriën indelen op vlak van groeiplaats?
groeit de bacterie in de darm, dan wordt er gesproken over een enterobacterie
Hoe verloopt de toediening van antibiotica?
- eerste dagen: brede dekking -> als verwekker/focus ongekend => breedspectrum of combinatietherapie
- Later: bij positieve evolutie snel vereenvoudigen naar smalspectrum monotherapie. In dit geval is het te behandelen micro-organisme gekend
Wat zijn de voordelen van smalspectrum antibiotica?
- Het is beter voor de normale flora van het volledige lichaam.
- Er ontstaat minder risico van overgroei van gisten.
- Er is minder kans op diarree.
- Er is minder kans op het creëren van multiresistente bacteriën.
Welke antibacteriële effecten kan antibiotica hebben?
Antibiotica blokkeren specifieke vitale metabole processen bij gevoelige bacteriën zodat hun
groei hetzij geremd wordt (bacteriostatisch effect), hetzij definitief gestopt wordt (bactericide effect). Antibacterieel effect treedt pas op vanaf bepaalde concentratie van antibioticum
Welke concentratie aan antibiotica is werkzaam?
- minimale inhiberende/ remmende concentratie (MIC/ MRC) voor bacteriostatische
middelen: als concentratie beneden MIC daalt, herneemt meestal bacteriële groei. - MBC of minimaal bactericide (bacteriedodende) concentratie voor bactericide middelen.
Wat is cruciaal voor de werking van de meeste antibioticaklassen?
Voor de meeste antibioticaklassen (bv. penicillines, cefalosporines) wordt aangenomen dat tijdsduur waarbij serumconcentratie boven MIC blijft, cruciaal is voor werking
Waarvan hangt de tijdsduur waarbij de serumconcentratie boven de MIC blijft af?
hangt af van de toegediende dosis, maar vooral van het tijdsinterval tussen twee toedieningen
Welke soorten antibiotica zijn er?
- Penicillinen: Amoxicilline®, Floxapen®, Clamoxyl®, Amoxiclav® …
- Cefalosporines: Cefazoline®, Ceftriaxone®, Ceftazidim® …
- Carbapenems: Meronem®, Meropenem® …
- Glycopeptiden: Vancomycine®
- Aminoglycosiden: Amukin®
- ….
Wat zijn de mogelijke ongewenste effecten van antibacteriële medicatie?
Alle antibacteriële middelen kunnen de commensale flora beïnvloeden, met mogelijk diarree, gist- en schimmelinfecties tot gevolg
Waarom worden er veel verschillende soorten antibiotica ontwikkeld?
- om tegen elke bacteriesoort een middel te hebben
- resistentie de ontwikkeling van nieuwe soorten afdwong
- omdat er kruisresistentie ontstond, waarbij bacteriën die resistent waren voor antibioticum A dit ook bleken te zijn voor antibioticum B.
Welke antbiotica worden achter de hand gehouden in het kader van resistentie?
- Ceftazidime® → Pseudomonas infecties;
- Vancomycine® → MRSA;
- Meropenem® → Meninge infecties;
Welke aandachtspunten zijn er bij antibioticagebruik?
- Niet te snel starten
- Opletten met bepaalde voeding
- Let op de toedieningsvorm
- Respecteer de dosis en de duur van de therapie
- De kuur moet uitgenomen worden omwille van het resistentiegevaar
Waarom mag er niet te snel gestart worden met antibiotica?
men start beter geen antibiotica op bij infecties met een gering risico (bv. keelpijn, otitis media bij kinderen …). Eerst zal de arts de klachten symptomatisch proberen verminderen.
Waarom moet men opletten met bepaalde voeding bij antibiotica?
sommige antibiotica werken minder indien ze worden
ingenomen met melk, andere antibiotica werken net beter in combinatie met voeding.
Deze informatie vind je terug in de bijsluiter. Ook kan antibiotica de opname van bepaalde voedingsmiddelen ter hoogte van de darmen verminderen.
Waarop moet je letten bij de toedieningsvorm van antibiotica?
bij het nemen van antibiotica in siroopvorm kan een deel in de mond achterblijven. De natuurlijke afweer in de mond daalt hierdoor en er is meer kans op schimmelvorming. De mond goed spoelen is dan noodzakelijk.
Welke vragen moeten er gesteld worden bij de keuze van antibiotica?
- Is een antibioticum nodig?
- Welke bacterie is betrokken?
- Kiezen voor smal of breedspectrum antibioticum?
- Voor welk antibioticum is de bacterie gevoelig?
Welke bijwerkingen zijn belangrijk om op te volgen bij antibiotica?
allergie, jeuk, oedeem, benauwdheid en hypotensie.
Wat is de BAPCOC-gids?
= Belgische gids voor anti-infectieuze behandeling in de ambulante praktijk wordt het nut en de werkzaamheid van anti-infectieuze geneesmiddelen in de ambulante praktijk besproken per infectie.
- gids bevat richtlijnen voor behandeling van deze infecties
Waarom is het moeilijker om virussen te bestrijden dan bacteriën?
Het is moeilijker om de virusgroei te remmen of te doden dan een bacterie. Dit komt omdat virussen zich vermenigvuldigen binnen hun gastheercel. Hierdoor zijn ze moeilijk te behandelen met geneesmiddelen.
Bij wie gaat men antivirale middelen gebruiken?
Enkel bij de hoog-risico zorgvrager gaat men antivirale middelen inzetten: bij HIV-infecties en aids, bij ernstige herpesinfecties en ernstig verlopende influenza
Wat is de beste antivirale preventie?
Vaccin
Waarom zijn schimmels moeilijk te behandelen?
Schimmels zijn eukaryote organismen, hun bouw lijkt op die van de menselijke cellen
Waarop moeten antischimmel geneesmiddelen inwerken?
op de structuren van de schimmelcellen.
Wat is de werking van schimmelwerende medicatie?
Het middel werkt in op het celmembraam als aangrijppunt. Het bindt zich, verstoort en
doodt de schimmel.
Wat zijn de mogelijke bijwerkingen van schimmelwerende medicatie?
- misselijkheid
- braken
- huiduitslag (zelden)
Welke middelen zijn voorbeelden van schimmelwerende medicatie?
Nistatine®, Diflucan®, Sporanox®, Daktarin® …
Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij schimmelwerende medicatie?
Schimmels zijn vooral schadelijk bij zorgvragers met verminderde weerstand.