Herhaling vorige modules Flashcards

1
Q

Wat is een geneesmiddel?

A

preparaat van synthetische, plantaardige of dierlijke oorsprong, dat toegediend wordt om een aandoening te verzachten, te genezen of te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan je medicatie indelen?

A
  • naargelang de doelstelling
  • naargelang het voorkomen in de apotheek
  • naargelang de vorm
  • naargelang de toedieningswijze
  • volgens het Repertorium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan je medicatie indelen naar gelang doelstelling?

A

o causale therapie;
o symptomatische therapie;
o substitutietherapie;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan je medicatie indelen naar gelang voorkomen in de apotheek?

A

o magistrale bereidingen;
o officinale bereidingen;
o specialiteiten;
o generische geneesmiddelen;
o toxische geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan je medicatie indelen naar gelang vorm?

A

o poeder, capsule, tablet, dranken, druppels, infuusvloeistof, injectievloeistof, zalf,
crème, pleisters, zetpil, klysma, ovule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan je medicatie indelen naar gelang toedieningswijze?

A

o lokale toediening;
o systemische toediening: enteraal (via maagdarmstelsel) of parenteraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

beschrijft de weg die het geneesmiddel in het lichaam aflegt en de processen die een geneesmiddel in het lichaam ondergaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke processen kan men farmacokinetiek indelen?

A
  • Absorbtie: de opname van het bestanddeel;
  • Distributie: verdeling in het lichaam;
  • Metabolisme: de omzetting door het lichaam;
  • Excretie: de uitscheiding van het bestanddeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is absorptie?

A

het proces waarbij een stof vanuit de toedieningsplaats in de bloedbaan terecht komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor wordt absorptie beïnvloed?

A
  • de toedieningsplaats en toedieningsvorm:
    o lokale toediening;
    o enterale toediening;
    o parenterale toediening;
  • de opnamecapaciteit van de betrokken lichaamsdelen;
  • andere factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is distributie?

A

proces waarbij geneesmiddel via bloed verspreid wordt naar verschillende lichaamsweefsels (vet-, spier- en hersenweefsel).
-> Om werkzaam te zijn, moet
geneesmiddel de plaats van werking kunnen bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor wordt de distributie beïnvloed?

A
  • het gewicht van de zorgvrager;
  • de leeftijd van de zorgvrager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is metabolisme?

A

Metabolisme (= biotransformatie!!!) is een proces dat ervoor zorgt dat het actieve bestanddeel uit het geneesmiddel gemakkelijker kan opgenomen worde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke organen zijn betrokken bij de metabolisatie?

A

bijdrage wordt geleverd door de lever, maar ook de nieren, longen en andere organen en weefsels kunnen een rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het first-pass-effect?

A
  • lever metaboliseert bepaalde geneesmiddelen (enteraal) bijna volledig na de eerste passage
  • effect bepaalt hoeveel van de actieve stof na omzetting in metabolieten en uiteindelijk in de bloedsomloop terecht komt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de biologische beschikbaarheid?

A

De hoeveelheid actieve stof na omzetting (door de lever) van het geneesmiddel vrij komt in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn pro-drugs?

A
  • worden in een onwerkzame vorm toegediend.
  • De werkzame stof wordt op het moment van metabolisme gevormd: hun metabolieten zijn dan werkzaam en bereiken de gewenste therapeutische effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waardoor wordt de metabolisering beïnvloed?

A

leeftijd van de zorgvrager en genetische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is excretie?

A

proces waarbij een al dan niet chemisch gemetaboliseerd geneesmiddel uit het lichaam wordt verwijderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke factoren hebben invloed op de excretie?

A
  • mate waarin geneesmiddel wateroplosbaar is of niet;
  • zuurtegraad van de urine
  • doorbloeding en toestand nieren
21
Q

Wat is er belangrijk om voldoende effect van het geneesmiddel te hebben?

A
  • Het moet lang genoeg in het bloed aanwezig zijn
  • het mag niet langer dan nodig in het bloed aanwezig zijn
22
Q

Waardoor kan het beloop van de concentratie actieve stof in het lichaam beïnvloed worden?

A

door toegediende dosis en de doseringsfrequentie aan te passen

23
Q

Waarmee moet men rekening houden bij het vaststellen van dosis en doseringsfrequentie bij een zv?

A
  • de therapeutische breedte van een geneesmiddel
  • de eliminatiesnelheid van het geneesmiddel
24
Q

Wat is de therapeutische breedte van een geneesmiddel?

A

o hoeveelheid geneesmiddel dat moet worden toegediend om effect te bereiken, zonder dat het toxisch wordt;
o verschil tussen MEC en MTC;

25
Q

Wat bedoeld men met de eliminatiesnelheid van het geneesmiddel?

A

o snelheid waarmee geneesmiddel lichaam verlaat
o berekenen: principe ‘halfwaardetijd’, dit is de tijdsduur waarin de concentratie van een geneesmiddel halveert.

26
Q

Wat is farmacodynamiek?

A

beschrijft de wijze waarop een geneesmiddel een effect heeft op het lichaam

27
Q

Hoe kan farmacodynamiek onderverdeeld worden?

A
  • Werking van het geneesmiddel
  • de effecten die het geneesmiddel teweegbrengt
28
Q

Wat bekijkt men bij de farmakodynamiek op vlak van werking van het geneesmiddel?

A

o waar grijpt het aan, hoe ontstaan de effecten …;
o sleutel-slot-theorie en de bloed-hersenbarrière;

29
Q

Wat bekijkt men bij de farmakodynamiek op vlak van de effecten die het geneesmiddel teweegbrengt?

A

o de therapeutische effecten:
▪ gewenste fysiologische effecten;
▪ soorten: symptoombestrijding, causale, aanvullende, profylactische, diagnostische, placebo effecten
o de bijwerkingen:
▪ ongewenste fysiologische effecten;
▪ verschillende oorzaken:
o individueel bepaalde oorzaken;
o oorzaken gelegen bij het middel;
o oorzaken in omstandigheden;
o oorzaken door interacties

30
Q

Wat zijn de aandachtspunten bij het klaarzetten van medicatie?

A
  • het geneesmiddel blijft in blister
  • voorzie elk geneesmiddel van klever met naam van zv en
    dosis
  • controleer vervaldatum van geneesmiddel
31
Q

Wat zijn de aandachtspunten bij het toedienen van medicatie?

A
  • check de 5 J’s
  • raadpleeg de medicatie in het verpleegdossier;
  • dien de medicatie stap voor stap toe
32
Q

Wat zijn de 5J’s?

A

o Juiste patiënt
o Juiste geneesmiddel
o Juiste dosis
o Juiste toedieningsweg
o Juiste toedieningsmoment

33
Q

Hoe dien je medicatie stap voor stap toe?

A

o haal het geneesmiddel uit de verpakking;
o controleer de inname van het geneesmiddel, ook bij zelfstandige zorgvragers;
o per os: breng de medicatie met een lepel in de mond

34
Q

In welke situaties moet er specifieke aandacht gegeven worden bij het toedienen van medicatie?

A
  • medicatie toedienen bij zorgvragers met slikproblemen;
  • medicatie combineren met sondevoeding;
  • transdermale toediening
35
Q

Wat zijn de meest voorkomende medicatiefouten bij het toedienen van medicatie?

A
  • toedienen van geneesmiddelen die niet voorgeschreven werden door een arts;
  • toedienen van geneesmiddelen aan verkeerde zv;
  • toedienen van verkeerde dosis
36
Q

Welke gevolgen kunnen medicatiefouten hebben voor de zv?

A
  • directe gevolgen: schade, letsels, overlijden …
  • indirecte gevolgen: psychologische gevolgen voor de zorgverlener en kosten die verbonden zijn aan medicatiefout
37
Q

Hoe kan je HRM (hoog risico medicatie) definiëren?

A

“Geneesmiddelen met een verhoogd risico op schade aan de patiënt. De gevolgen van deze schade kunnen ernstiger zijn dan met andere geneesmiddelen

38
Q

Welke middelen moeten er volgens het ‘Institute for Safe Medication Practice’ op de lijst staan met HRM?

A
  • geconcentreerde elektrolyten;
  • neuromusculaire blocking agents;
  • alle opioïden (niet enkel analgesie);
  • anticoagulantia;
  • insuline;
  • epidurale/intrathecale medicatie;
  • cytostatica
39
Q

Welke medicatie staat op de HRM-lijst binnen de thuisverplegig?

A
  • digoxine
  • antiaritmica
  • methotrexaat
  • hypnotica/sedativa
  • immunosuppressiva
  • insuline
  • antipsychotica
  • fenytoïne
  • antiaggregantia
  • chemotherapeutische middelen (excl. hormonale middelen)
  • antipsychotica
  • orale hypoglykemiërende middelen
  • carbamazepine
  • opioïden
  • lithium
40
Q

Op welke manieren kunnen instellingen gericht een beleid op stellen in het kader van HRM?

A
  • Standaardiseren van procedures
  • Centraliseren van HRM
  • Integratie
  • Opleiden van zorgverleners
  • Onafhankelijke dubbele controles
  • Andere stappen
41
Q

Hoe kan men procedures standariseren?

A

Procedures aanpassen zodat correcte richtlijnen voor juiste dosering en adequate monitoring duidelijk zijn.

42
Q

Wat is een mogelijke procedure voor warfarine en heparine?

A
  • klinisch onderbouwde en eenvormige zorgprocessen of producten om variatie en complexiteit zoveel mogelijk te beperken
  • omstandigheden bekomen die gevaar voorkomen
  • parameters om zo snel mogelijk medicatie om te zetten van IV naar PO
  • regelmatig medicatieniveau en dosisafhankelijke labowaarden controleren (bv. INR)
  • niveau van sedatie, vitale functies, capnografie bij bepaalde medicatie monitoren (bv.
    opioïden)
43
Q

Hoe kan men HRM centraliseren?

A

Bij HRM moet een beperkt aantal personen betrokken zijn (bv. apotheker, vpk, …). Daarnaast moet men de stappen in het proces verminderen

44
Q

Hoe kan men HRM centraliseren bv bij pijnmedicatie, anticoagulantia en insulines?

A
  • bereidingen door de apotheek laten maken;
  • het hanteren van kant-en-klare producten in plaats van zelf te bereiden;
  • elektronisch voorschrift;
  • grafieken en tabellen gebruiken in plaats van handmatig berekenen van inloopsnelheden
  • toegang tot incident-gevoelige producten beperken (bv. verdovingskast);
  • beperkte voorraden op de afdeling bewaren
45
Q

Hoe kan men aan integratie doen bij HRM?

A

Men moet reminders en informatie over gepaste controleparameters integreren. Daarnaast moet men elementen in de omgeving, de taken of organisatie aanpassen die medicatieveiligheid bevorderen

46
Q

Hoe kan men bv aan integratie doen bij warfarine, chemo, …?

A
  • labelen van medicatie (bv. enkel IV);
  • checklist of takenlijst bij opeenvolgende complexe stappen;
  • alarmsystemen (geluid/bewaking);
  • bijkomende etikettering bv. enkel epiduraal toedienen;
  • afleiding beperken (bv. fluo hesje);
  • opleiding over nieuwe medicatie of vaardigheidstraining;
  • zorgen voor realistische werkbelasting en vermoeidheid beperken;
  • meld- en leercultuur
47
Q

Hoe kan men op zoek gaan naar actieve manieren om zorgverleners noodzakelijke info te geven bij het uitvoeren van handelingen met HRM?

A
  • slimme infuuspompen die controles van doses afdwingen bij invoeren van inloopsnelheden
  • software die zorgverlener waarschuwt bij kritieke informatie, laboresultaten die aanpassing in dosis afdwingen
  • apotheker die steeds beschikbaar is
  • elektronisch voorschrijfsysteem met alarmsignalisatie bij onveilige orders
  • differentiëren van labels: look-a-like en sound-a-like (LASA);
  • belangrijke informatie op etiket vermelden, zoals epidurale toediening;
  • zorgverleners risico’s leren identificeren en beheren (redeneren volgens Carpenito);
  • zorgverleners coachen in onderscheiden van risico’s /gevaren en gesteld gedrag;
  • zelf-briefing bij gevaarlijke handelingen (vb: checklist)
  • team-buddies
  • specifieke vorming om medicatie te hanteren
48
Q

Hoe kan men aan onafhankelijke dubbele controles doen?

A
  • geautomatiseerde controlesystemen met computer;
  • time-out procedure alvorens toediening;
  • dubbele controle handmatig met collega, patiënt, familie, mantelzorger …;
  • scannen van medicatie en identificatie van de patiënt;
  • berekening dubbel controleren met collega
49
Q

Welke extra stappen kunnen genomen worden bij HRM?

A
  • patiënteneducatie met betrekking tot nevenwerkingen, symptomen, in welke gevallen
    men moet terugkomen …;
  • onmiddellijk beschikbaar stellen van antidota;
  • ontwikkelen van noodprocedures