Hfst 4: medicatie bij pijn Flashcards

1
Q

Welke soorten pijn zijn er?

A
  • Neuropatische of neurogene pijn
  • Nociceptieve pijn
  • acute pijn
  • chronische pijn
  • oncologische pijn
  • idiopatische pijn
  • referente pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is neuropatische of neurogene pijn?

A

= pijn door primaire beschadiging of dysfunctie van perifere of centrale zenuwstelsel
- meestal letsel of gebrekkige werking van de zenuwen -> stoornis op in geleiding van signalen, waarbij spontane pijnprikkels kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarop is medicatie bij neurogene pijn gericht?

A

De pijnmedicatie is gericht op de specifieke mechanismen van neuropathische pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A
  • pijn veroorzaakt door actieve of dreigende weefselschade die
    leidt tot activering van de perifere nociceptoren
    -> zenuwuiteinden die gespecialiseerd zijn in waarnemen van prikkels die schadelijke invloed op organisme kunnen
    hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is typisch voor nociceptieve pijn?

A

patiënt heeft ook perioden waarin hij geen of nauwelijks pijn heeft. Daarnaast is de pijn meestal ook belastingafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke stoffen werken NSAID’s en dafalgan in?

A

Bij de weefselschade komen vele stoffen vrij, waaronder prostaglandines, die de nociceptoren prikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten nociceptieve pijn bestaan er?

A
  • Somatisch (huid, spier, bot) : constant, knagend, kloppend, stekend, zeurend, scherp begrensd en gelokaliseerd (bv. doorgroei van borstkanker door de huid);
  • Visceraal: wordt veroorzaakt door weefselbeschadiging van interne organen. door zv ervaren als aanvalsgewijs, diep, knijpend, slecht begrensd, moeilijk te
    lokaliseren (bv. tumor op het longvlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is acute pijn?

A

pijn die overeenkomt met de mate van weefselschade en afneemt naargelang het helingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is chronische pijn?

A
  • pijn die blijft bestaan terwijl het natuurlijke verloop van de aandoening geen pijn meer zou indiceren
  • Internationaal:pijn die langer dan 3 maanden aanhoudt
  • secundaire factoren (bv: angst, depressie) -> invloed op pijnbeleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is oncologische pijn?

A

pijn als direct gevolg van een tumoraal proces
<-> niet over pijn ten gevolge van behandeling van kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan oncologische pijn zich uiten?

A
  • kan nociceptief, neuropathisch, visceraal of combinatie
  • secundaire factoren zoals angst en depressie een belangrijke invloed op de pijn. Daarom kunnen naast ‘gewone’ pijnmedicatie ook anxiolitica een pijnstillend effect hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is idiopathische pijn?

A

= psychogene of niet-lichamelijke pijn
- als zv over pijn klaagt zonder dat men via technische onderzoeksmethoden pathologisch proces kan observeren (bv. spanningshoofdpijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is referente pijn?

A

pijn in een gebied waar de oorzaak niet gelegen is (bv. pijn ten gevolge van botmetastasen, waarbij de primaire oorzaak prostaatkanker is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een analgeticum?

A

een pijnstiller, de medicamenteuze behandeling van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke stappen bestaat de behandeling van pijn?

A
  • Stap 1: Niet-opioïde analgetica (paracetamol, NSAID’s);
  • Stap 2: Overstappen op of toevoegen van een licht opioïde (codeïne, tramadol)
  • Stap 3: overstappen op of toevoegen van sterk opioïde
  • Stap 4: sterke opioïden parenteraal toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke hoofdgroepen wordt analgetica ingedeeld?

A
  • perifeer werkende analgetica
  • centraal werkende analgetica
17
Q

Wat is perifeer werkende analgetica?

A

werken in op plaats van pijn. Hier gaat het vooral over pijnstillers die vrij te verkrijgen zijn bij apotheker.

18
Q

Wat zijn voorbeelden van perifeer werkende analgetica?

A
  • paracetamol
  • NSAID’s
19
Q

Wat is paracetamol?

A

oud, goedkoop en effectief middel met relatief weinig bijwerkingen

20
Q

Hoe lang werkt paracetamol?

A

Het werkt 6-8 uur

21
Q

Wat is de dosering van paracetamol?

A

Voor de meeste volwassenen is de effectieve dosering 2x 500mg per keer met een maximale dagdosis tot 4g per 24u

22
Q

Wat zijn de bijwerkingen van paracetamol?

A
  • Weinig tot geen
  • Minder maagbelastend dan NSAID’s
  • kan tot leverschade leiden bij overdosering
23
Q

Wat zijn voorbeelden van middelen va paracetamol?

A

Dafalgan® Perdolan® …

24
Q

Wat zijn NSAID’s?

A

Deze analgetica zijn gekend als de dubbeldoelmedicijnen omwille van de zowel pijnstillende als ontstekingsremmende werking

25
Q

Wat zijn de bijwerkingen van NSAID’s

A
  • irritatie van maag, misselijkheid, maagulcus, maagbloeding, waarvoor vaak maagbeschermer wordt voorgeschreven;
  • vertraagde bloedstolling. Daarom opletten met gelijktijdige inname van anti-coagulantia;
  • remmen de nierfunctie
26
Q

Welke middelen zijn voorbeelden van NSAID’s

A

Ibuprofen: Brufen®, Nurofen®, Algidril®
Naproxen: Naprosyne®, Aleve®
Diclofenac: Voltaren®

27
Q

Wat is centraal werkende analgetica?

A

-> remmen prikkeloverdracht van pijnprikkels in het ruggenmerg en de hersenen
- afgeleiden van opium (bekendste: morfine)
- sterke werking en verslavend

28
Q

Welke maatregelen moeten genomen worden bij centraal werkende analgetica?

A

instellingen de opioïden achter slot en grendel bewaard worden en moet worden geregistreerd wie, wanneer, aan welke zorgvrager, welk opioïde en welke dosering wordt toegediend

29
Q

Wat zijn de eigenschappen van morfine?

A
  • Elke opioïde werkt net iets anders, doordat ze op andere receptoren inwerken
  • Morfine en codeïne zijn bereid uit opium, andere opioïden zijn
    synthetisch ontwikkeld -> dezelfde werking als morfine => opiaatagonisten genoemd
30
Q

Wat zijn de bijwerkingen van morfine?

A
  • sufheid;
  • verwardheid, hallucinaties;
  • misselijkheid en braken;
  • obstipatie;
  • jeuk;
  • ademdepressie;
  • urineretentie;
  • hypotensie, bradycardie;
  • luchtwegvernauwing