Hfdst 11, 2/3 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Door wie wordt de ouderzorg bij zoogdieren voornamelijk gedaan?

A

Vrouwtjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door wie wordt de ouderzorg bij reptielen gedaan? en bij amfibieën? en bij vissen?

A

reptielen: wijfjes of beide
amfibieën: wijfjes of mannetjes
vissen: eerder mannetjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waartussen wordt het verschil verklaart in investering in de klassieke hypothese die seksueel dimorf gedrag verklaart? + waarom?

A
  • Kieskeurig geslacht (selectiviteit wordt bepaald door asymmetrie in investering: anisogamie, maternale ouderzorg)
  • Competitief geslacht (extra copulaties verhogen kans op eigen nakomelingen, paternale ouderzorg vermindert succes tot voortplanting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het gevolg van verminderde paternale ouderzorg?

A

Operationele sekseratio afwijkend naar mannelijke richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen de klassieke hypothese en de meer recente hypothese?

A

Meer recente hypothese gaat niet uit van initieel verschil in ouderlijke investering, bekijken eerder voordelen en kosten van ouderzorg voor beide geslachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop zijn de wiskundige modellen die rollenpatronen proberen te verklaren gebaseerd? (3)

A
  • Sterkere seksuele selectie bij mannetjes -> selectie voor verminderde ouderzorg
  • Onzekerheid van vaderschap -> voordeel van ouderzorg kleiner
  • Mortaliteitspatronen die adulte geslachtsratio doen afwijken in vrouwelijke richting -> meer vrouwtjes, minder vaderzorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor kan een rollenpatroonomkering plaatsvinden?

A

Bv: spermatofoor aanmaken kost veel energie, kunnen maar 1x per seizoen paren en daarom zijn mannetjes kieskeuriger, wegen vrouwelijke partners af die concurreren voor paring (bij mormonenkrekel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 6 paarsystemen zijn er?

A

Monogamie, polygenie, polyandrie, polygamie, polygynandrie, polyandrogynie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is: polygenie, polyandrie, polygamie?

A

Polygenie: V hebben 1 partners gedurende paarseizoen/leven, M hebben er meer (V1,M+)
Polyandrie: M hebben 1 partner gedurende paarseizoen/leven, V hebben meer partners(M1,V+)
Polygamie: beide geslachten hebben meer dan 1 partner, parasucces is gelijk voor mannetje en vrouwtje(V+,M+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly