Hfdst 1, deel 1, 5/5 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat houdt ovipariteit in? + hoe krijgt ontwikkelend embryo voedsel?

A

Eierleggend, ontwikkelend embryo krijgt voedsel via dooier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heten dieren die geschaalde eieren hebben? + welke groepen behoren hiertoe?

A

Amniota + reptielen, vogels en zoogdieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heten dieren die geen geschaalde dieren hebben? + welke groepen behoren hiertoe?

A

anamniota + vissen en amfibieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het kenmerk van amniote eieren?

A

Ze hebben gespecialiseerde, extra-embryonale membranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vier extra-embryonale membranen hebben amniote eieren?

A

Allantoïs, dooierzak, chorion en amnion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heten de eieren met een schaal voor de bevruchting op het land?

A

Cleidoïsch ei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor soort schaal hebben reptielen en eierlegende zoogdieren? en vogels?

A

Reptielen -> lederachtige schaal
Vogels -> kalkachtige schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt ovovivipariteit in?

A

eierlevendbarend (ontwikkeling d.m.v. eieren maar die verblijven ín de moeder), echter is dit een verouderde term

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt vivipariteit in?

A

Levendbarend met inwendige bevruchting, krijgen voedsel en zuurstof van de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke reptielen zijn vivipaar? + welke zijn nooit vivipaar?

A

Wel: slangen en hagedissen
Niet: krokodillen, schildpadden en vogels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke drie manieren kan de voeding voor een embryo van vivipare dieren voorkomen?

A
  1. Lecithotroof -> volledig afhankelijk van dooier
  2. Mamotroof -> voedzame secreties van oviduct via mond
  3. placentotroof -> voedsel uit placenta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn twee nadelen van vivipariteit?

A
  • Reduceert aantal nakomelingen (1 worp per seizoen, minder aantal jongeren)
  • Drachtige wijfjes vormen gemakkelijkere prooi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar komt vivipariteit eerder voor?

A

In koudere klimaten, zodat het embryo kan ontwikkelen in een thermoregulerend wijfje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor is vivipariteit ontstaan?

A

graduele toename van tijdsduur waarmee eieren worden weerhouden in oviduct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie aanpassingen doorheen de evolutie omtrent vivipariteit?

A
  • Verandering in tijdstip van uitdrijving
  • Reductie van dikte van eierschaal om zuurstofopname toe te laten
  • Toename bloedvaten in oviduct en ademhalingsstructuren van embryo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is iets wat niét aangepast is doorheen de evolutie omtrent vivipariteit?

A

Geen nieuwe structuren, enkel verandering bepaalde processen (+ beperkte verandering in het genoom en transcriptoom)