het lichaam (the body) Flashcards
1
Q
the toe
A
de teen (tenen)
2
Q
the finger
A
de vinger (vingers)
3
Q
the foot
A
de voet (voeten)
4
Q
the hand
A
de hand (handen)
5
Q
the knee
A
de knie (knieën)
6
Q
the leg
A
het been (benen)
7
Q
the arm
A
de arm (armen)
8
Q
the back
A
de rug (ruggen)
9
Q
the throat
A
de keel (kelen)
10
Q
the shoulder
A
de schouder (schouders)
11
Q
the neck
A
de nek ( nekken)
12
Q
the lip
A
de lip (lippen)
13
Q
the mouth
A
de mond (monden)
14
Q
the nose
A
de neus (neuzen)
15
Q
the ear
A
het oor (oren)