Het EEG als aanvullend onderzoek Flashcards

1
Q

Redenen aanvullend onderzoek

A
  • diagnostiek en differentiaaldiagnostiek
  • bepalen van de ernst van een aandoening (bijv. SEP, EEG bij coma)
  • monitoring (functiestoornissen tijdens operatie gelijk vaststellen en aanpassen)
  • slaapstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diagnostische waarde test, factoren

A
  • kenmerken van test zelf (kosten, risico’s, sensitiviteit, specificiteit, gouden standaard)
  • kenmerken van de patiëntenpopulatie (a priori, a posteriori, likelihood ratio, odds ratio)
  • klinische relevantie testuitslag (nuttigheid, consequenties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken test

A

Sensitiviteit: kans op terecht positief (afwijkend bij aanwezig zijn aandoening)
Specificiteit: kans op terecht negatief (normaal zijn bij niet aanwezig zijn aandoening)

Daarnaast kans op fout positief en fout negatief.

Gouden standaard: criterium om te bepalen of een aandoening echt aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kernmerken patiëntenpopulatie

A

A priori kans: kans dat aandoening aanwezig is voordat test is gedaan, gebaseerd op alle informatie behalve de uitkomst van de test.

A posteriori kans: kans op de aandoening gebaseerd op alle informatie inclusief testuitslag.

Likelihood ratio: factor die de informatieve waarde van de test bepaald. Is een verhouding tussen de kans op een bepaalde testuitslag wanneer de aandoening aanwezig is, gedeeld door de kans op diezelfde uitslag wanneer de aandoening niet aanwezig is.

Odds ratio: het aantal personen met de aandoening gedeeld door het aantal personen zonder de aandoening.

Formules in klapper!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sterke kanten EEG

A

Hoge sensitiviteit: gevoelige maat voor functiestoornissen, groter bij disfunctie of beschadiging van neuronen dan bij verlies van neuronen, EEG afwijkingen dus veroorzaakt door zieke neuronen, niet door dode neuronen.

Ernst van afwijkingen vaak goede maat voor ernst onderliggende ziekteproces, belangrijk bij prognoses.

Goede tijdsresolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zwakke kanten EEG

A

Geringe specificiteit m.b.t. exacte aard en oorzaak van het ziekteproces: afwijkingen door veel verschillende oorzaken ontstaan. Sommige fenomenen wel specifieker voor bijv. epilepsie.

Matige spatiële resolutie: groot hersenoppervlak per elektrode, sommige delen niet gemeten met standaard EEG. Wel verbetering door nieuwe technieken, meer elektroden, combinatie met MRI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bepalen van de ernst van een aandoening

A

Prognose doen tijdens coma. Bijv. na reanimatie, hersentrauma etc.

Soms ook aanvullende onderzoeken gebruiken: SSEP, TCD etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Monitoring

A
  • continue EEG tijdens CEA
  • bij persisterende status epilepticus om toestand van patiënt te beoordelen
  • bij neonaten om aanvallen te beoordelen
  • bij coma na reanimatie
  • epilepsiechirurgietraject
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functieonderzoek en beeldvormend onderzoek

A

EEG is functieonderzoek, geeft functie van neuronen weer, zieke neuronen bekijken, niet dode neuronen.

MEG ook functieonderzoek.

MRI en CT beeldvormend, dode neuronen andere structuur, dus hiermee zien.

fMRI, PET, SPECT combineren functie en beeldvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EEG als aanvullend onderzoek bij epilepsie, diagnostiek, syndroomclassificatie, monitoring

A

Enige onderzoek dat specifieke afwijkingen passend bij epilepsie kan laten zien. Hoge sensitiviteit, specificiteit en voorspellende waarde. Diagnose epilepsie kan met EEG vaker terecht gesteld of terecht verworpen worden.

Syndroom = aandoening met een verzameling van steeds tezamen voorkomende klinische verschijnselen.

Classificatie van epilepsiesyndroom gebaseerd op anamnese, lichamelijk en neurologisch onderzoek, video’s van aanvallen, EEG met video, beeldvormend onderzoek, soms genetica.

Monitoring om onderscheid te maken tussen epileptische aanvallen en niet-epileptische aanvallen. Monitoring voor aanvalsregistratie, focuslokalisatie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A priori kans op epilepsie

A

Afhankelijk van veel factoren.

Meer kans bij:
- hoge leeftijd (meer kans op CVA, degeneratieve hersenaandoeningen etc.)
- trauma
- hersentumor
- kinderen met perinatale problemen
- bij ontwikkelingsstoornis
- bepaalde syndromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sensitiviteit van het EEG bij epilepsie

A

Mensen met epilepsie, dan epileptiforme afwijkingen op EEG.

1 standaard EEG 30%
na herhaling hoger
na 10+ keer 82,5%

Interval tussen laatste aanval en EEG speelt ook rol.

Provocaties kunnen verhogen.

Is een kenmerk voor de test is uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Specificiteit van het EEG bij epilepsie

A

Geen epilepsie, dan EEG normaal.

Is altijd vrij hoog, zelfs bij groep patiënten met vermoeden voor epilepsie 97%.

Is een kenmerk voor de test is uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorspellende waarde van het EEG bij epilepsie

A

Positief voorspellende waarde: kans dat iemand met afwijkingen in EEG ook echt epilepsie heeft.

Negatief voorspellende waarde: kans dat iemand met schoon EEG geen epilepsie heeft.

Kenmerken nadat test is uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EEG-verslag, AGP, factoren, parameters, veranderingen in fysiologische activiteit en bijzondere activiteit/EEG-patronen

A

AGP: meest aanwezige activiteit, afhankelijk van leeftijd, toestand, medicatie.

Parameters beschrijven activiteit:
- frequentie
- amplitude
- vorm
- lokalisatie
- mate van voorkomen
- symmetrie
- synchronie
- continuïteit
- reactiviteit

Veranderingen in fysiologische activiteit en bijzondere activiteit/patronen: op zelfde manier beschrijven, zelfde parameters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Provocatie, hyperventilatie, reacties, contra-indicaties

A

Meer CO2 uitademen, hypocapnie, pH stijgt, vasoconstrictie, minder bloedtoevoer naar hersenen.

Reactie verschilt per leeftijd, bij kinderen sterkste reactie.

Soms subjectieve verschijnselen: tintelingen mond, handen, voeten, soms krampen.

Soms relaxatie na HV, soms slaap.

Contra-indicaties:

Absoluut:
- fysieke of psychische toestand die HV niet toelaat
- cardiopulmonaire aandoening
- ECG afwijkingen
- CVA <1 jaar geleden
- Moyamoya of sikkelcelanemie

Relatief:
- CVA in verleden >1 jaar geleden
- myocard infarct
- astma

17
Q

Provocatie, LFP, reacties, Waltz criteria, protocol

A

Occipitale reactie normaal, moet wel symmetrisch zijn.

Fotoparoxismale repsons mogelijk.

Depakine kan reactie onderdrukken.

Criteria Waltz:
- type 0: geen respons, wel volgreacties
- type 1: minimale respons, geprovoceerde activiteit alleen pariëto-temporo-occipitaal, niet epileptiform (bijv. onregelmatige act.)
- type 2: lichte respons, geprovoceerde epileptiforme activiteit alleen pariëto-temporo-occipitaal, evt alleen links of rechts
- type 3: matige respons, geprovoceerde epileptiforme activiteit maximaal pariëto-temporo-occipitaal met spreiding naar frontaal
- type 4: sterke respons, geprovoceerde epileptiforme activiteit maximaal frontaal, diffuse spreiding

Fotoparoxismale respons niet altijd epilepsie, na onttrekking van medicatie, alcohol etc. kan het voorkomen. Bij 2% kan het door erfelijke factoren.

Fotomyoclonische repsons, geen epileptische betekenis.

Protocol: meten tijdens ogen open, ogen dicht en bij sluiten van de ogen. Frequentie rond 18 Hz gevoeligst.

18
Q

Provocatie, slaap, onthouding

A

Slaap van belang voor stellen diagnose en classificatie epilepsie.

Sensitiviteit wordt hoger door slaap in het EEG (92%).

Specificiteit lager. meer activiteit die epileptiform lijkt maar het niet is, fout interpreteren.

Gegeneraliseerde epileptiforme activiteit meer in diepere slaap (NREM 3).

Focale afwijkingen meer in oppervlakkige slaap (NREM 1 en 2).

ESES: elektrische status epilepticus in slaap

CSWS: continuous spike wave during sleep

Slaaponthouding kan activiteit en aanvallen provoceren.

19
Q

EEG-verslag, terminologie, samenvatting, conclusie

A

Terminologie gestandaardiseerd, geen interpretaties geven in beschrijving.

Samenvatting: kort essentie verslag weergeven.

Conclusie:
- normaal of niet
- aard van afwijkingen, focaal/gegeneraliseerd etc.?
- indicatie van ernst afwijking
- veranderingen t.o.v. eerdere EEG’s
- antwoord op klinische vraag (indien mogelijk)