Afwijkende activiteit: trage activiteit en periodieke complexen of ontladingen Flashcards
Afwijkende activiteit, verdeling
Specifiek: geassocieerd met het hebben van epilepsie.
Niet specifiek: niet geassocieerd met het hebben van epilepsie.
- afwijkend trage activiteit
- periodieke complexen
* min of meer constante samenstelling van aantal golven
* onderscheiden van AGP
Kenmerken voor onderscheiden afwijkende delta-activiteit
Vorm:
- ritmisch/polymorf/niet-ritmisch
Manier van voorkomen:
- continu
- paroxismaal (vaak wat snellere delta en lagere amplitude)
- intermitterend (beging en eind minder abrupt, langere reeksen)
Verdeling:
- diffuus/gegeneraliseerd
- lokaal/focaal
Vaak bepaalde combinaties van kenmerken, dus indeling:
- IRDA
- niet-ritmische delta-activiteit
* focaal
* diffuus
IRDA, algemene kenmerken
Regelmatig, sinusoïdaal, constante frequentie 2,5 Hz, bilateraal synchroon, intermitterend, hogere amplitude dan AGP.
IRDA: wijst niet op zich op epilepsie, bepaalde vorm ervan wel.
IRDA in EEG is altijd afwijkend.
Kan bij gelokaliseerde structurele cerebrale laesie, vooral indicatie voor diffuse stoornis (encefalopathie, infectie, intoxicatie, subcorticale pathologie).
Vaak in combinatie met andere afwijkingen, zoals vertraagd AGP.
Kan asymmetrisch/unilateraal, dan ipsilaterale diepe laesie.
Klinisch: fluctuerende aandacht, wisselend bewustzijn.
Toename IRDA bij doezel, HV, REM-slaap.
Afname IRDA bij NREM-slaap.
Reactiviteit: toename aandacht en ogen open -> onderdrukking IRDA.
FIRDA, kenmerken, niet afwijkende vormen
Bij volwassenen, bijna altijd afwijkend.
1,5-3 Hz
50-100+ Hz
Wijst op betrokkenheid grijze stof, corticaal en subcorticaal.
Niet lokaliserend, FIRDA en traag AGP, dan diffuse cerebrale aandoening.
Kan voorkomen bij gegeneraliseerde epilepsie.
Niet afwijkend vormen:
- sleep-onset FIRDA, 1,5-2 Hz bij ouderen bij inslapen.
- bij anesthesie, net voor stabiele toestand.
OIRDA, kenmerken
Vooral bij kinderen.
2-3 Hz
Niet verwarren met alfavarianten, OIRDA hogere amplitude 100+ µV.
Niet lokaliserend, pathologische betekenis minder duidelijk.
Kan voorkomen bij kinderen met abscence-epilepsie.
TIRDA, kenmerken
Specifieke en lokaliserende betekenis.
Geassocieerd met mesiotemporale epilepsie (vanuit mesioanterieure deel temporaalkwab).
Onderliggende pathologie vaak mesiale temporale sclerose, hippocampus en amygdala betrokken.
Interictaal, maar wel in periode van aanvallen, lange reeksen trage activiteit (delta, soms trage theta).
Best te zien op laagtemporale elektroden (F9/10, T9/10, Maudsley etc.).
Niet-ritmische (polymorfe) delta-activiteit
Uiting van (aspecifieke) gestoorde cerebrale activiteit.
Meer afwijkend als:
- frequentie lager
- meer continu
- onregelmatigheid meer uitgesproken
Toename in ernst van afwijking:
- amplitude neemt eerst toe en daarna geleidelijk af
Vooral veroorzaakt door beschadiging van witte stof, kan functioneel, kan structureel, of combinatie zijn.
Focale niet-ritmische delta-activiteit, oorzaken
Structureel:
- tumor
- infarct
- hematoom
- infectie
- intracerebraal abces
- contusiehaard
Functioneel:
- migraine
- postictale fase na aanval
Focale niet-ritmische delta-activiteit, EEG t.o.v. beeldvorming, uitzonderingen
Structurele laesie kan ook focale veranderingen in normale activiteit geven.
Vaak verband tussen EEG afwijkingen, afwijkingen op beeldvorming en klinische bevindingen.
Uitzonderingen:
- kleine kritisch gelokaliseerde laesie (lacunair infarct in capsula interna, dan EEG en beeldvorming afwijkingen klein, klinische verschijnselen heel groot.
- vaak EEG-afwijkingen in groter gebied dan structurele afwijking.
- soms omgekeerd EEG-afwijking in klein gebied bij in grootte toenemende intracraniële processen, grote afwijkingen op beeldvorming, klinisch weinig verschijnselen.
- lokalisatie is hierin belangrijk, diep proces blijft lang onopgemerkt op EEG (bijv. meningeomen, chronische subdurale hematomen).
Functionele laesie: soms grote EEG-afwijkingen, niks op beeldvorming. (opletten: in acute fase van corticaal infarct CT nog normaal, dan verwarring over oorzaak)
BTTE, criteria
Benign Temporal Transcients of the Elderly.
Relatief snelle, niet continu optredende focale delta-activiteit.
Criteria:
- leeftijd > 60 jaar
- temporale lokalisatie
- komt vooral links voor
- geen verstoring van AGP
- geen abnormale asymmetrie van het alfaritme
- morfologie meestal afgeplat, soms onregelmatig
- amplitude < 60 µV
- is reactief, onderdrukt bij ogen open en mentale activiteit
- toename bij HV, relaxatie, doezel
- geen lange reeksen, geïsoleerde golven of korte reeksen
Diffuse niet-ritmische delta-activiteit, kenmerken
Kan focale niet-ritmische delta-activiteit maskeren.
Treedt continu op (hiermee onderscheiden van intermitterende vormen van delta).
Meestal niet reactief, niet onderdrukt bij ogen open.
Is aspecifiek, wijst op een diffuse cerebrale aandoening, diffuse verstoring van de witte subcorticale stof.
Kan structureel, functioneel of beide zijn.
Diffuse niet-ritmische delta-activiteit, oorzaken
- metabole stoornissen (hypoglycemie, hypoperfusie/hypoxie, uremie, hepatische stoornissen)
- intoxicatie
- leukodystrofieën (genetisch bepaalde progressieve aandoeningen van witte stof in CZS)
- meningo-encefalitis
- subarachnoïdale bloeding
Diffuse niet-ritmische delta-activiteit, klinisch en EEG beloop, uitzondering
Vaak bij bewustzijnsstoornissen, ernst correleert met vertraging van EEG.
Meestal zelfde beloop:
- eerst vertraging alfaritme en afname reactiviteit
- aanvankelijk toename theta
- vervolgens delta, geleidelijk steeds meer polymorf
- uiteindelijk diffuse niet-ritmische delta-activiteit
Kan nog verder gaan:
- amplitude delta neemt af
- burst-suppressie
- iso-elektrisch
Bij narcose of hypothermie zelfde beloop.
Moment van verdwijnen alfaritme valt gelijk met moment verliezen bewustzijn.
Uitzondering:
- alfacoma
Diffuse niet-ritmische delta-activiteit, prognose
Diffuse niet-ritmische delta-activiteit is belangrijk patroon bij coma.
Klinisch belangrijk om prognose te kunnen doen. hang t af van:
- ernst en oorzaak aandoening
- duur van bestaan
- verloop
- eventuele reversibiliteit
- tijdstip van registratie (iso-elektrisch vlak na reanimatie geen slechte prognose, na 24 uur wel)
Iso-elektrisch na contusio cerebri altijd slechte prognose.
Iso-elektrisch na intoxicatie geen slechte prognose, EEG kan verbeteren met behandelen intoxicatie.
Kenmerken EEG die betekenis voor prognose hebben:
- normale slaapfenomenen, goede prognose (slaapspoelen -> spindle coma)
- reactiviteit op prikkels, elke reactie in EEG op prikkels goede prognose
- lage amplitudes en sterk vertraagd EEG slechtere prognose
Periodieke complexen, wat zijn het, hoe onderscheiden van elkaar
Periodieke complexen zijn EEG-verschijnselen of ontladingen die gevormd worden door een min of meer stereotiepe combinatie van golven (pieken, scherpe golven trage golven).
Onderscheiden van elkaar door:
- vorm
- topografie
- manier van voorkomen
- intervalduur