Afwijkende activiteit: interictale epileptiforme activiteit Flashcards

1
Q

Epileptiforme activiteit, oorzaak, diagnose epilepsie

A

Veroorzaakt door abnormaal synchroon functioneren van neuronen, tegelijkertijd depolariseren.

Diagnose epilepsie is klinische diagnose, epileptiforme afwijkingen kunnen alleen bij bepaalde anamnese en klinisch onderzoek de diagnose ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ictaal vs interictaal, onderscheidende kenmerken

A

Vaak zelfde soorten golven, verschil in manier van optreden van deze golven. Ictaal vaak een patroon, interictaal geen patroon.

Ictaal: klinische kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Epileptiforme afwijkingen, kenmerken, soorten

A

Kenmerken:
- paroxismaal optreden
- meestal hogere amplitude dan AGP
- andere golfvormen dan AGP

Soorten:
- pieken
- polypieken
- piekgolfcmplexen
- multipele piekgolfcomplexen
(niet specifiek voor epilepsie:)
- scherpe golven
- scherpe trage golfcomplexen
- TIRDA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Piek, kenmerken, positieve pieken

A

Kenmerken piek:
- 20-70 ms
- variabele amplitude
- meestal negatieve polariteit
- meestal multifasische vorm

Positieve pieken:
- laesie van oppervlakkig deel va cortex
- boven vertex bij bepaalde stofwisselingsziekten
- intracraniële registraties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Piek, pathologische betekenis, wat speelt een rol hierin

A

Locatie:
- frontale pieken meer pathologisch
- multifocale pieken meer pathologisch
- kinderen met cerebrale schade na perinatale bloeding, dan pieken die geen epilepsie betekenen
- scherpe occipitale pieken bij congenitaal blinde kinderen geen epilepsie

Leeftijd:
- occipitale piek bij kind minder pathologische betekenis dan bij volwassene
- centrotemporale piek bij kind minder betekenis dan bij volwassene

Bewustzijn:
- wakker minder epileptiforme afwijkingen dan in slaap
- in slaap verschijnselen die lijken op epileptiform maar dat niet zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Polypieken, kenmerken, voorkomen

A

Kenmerken polypieken:
- paroxismaal
- 2 of meer bifasische pieken
- in meer of minder ritmische bursts
- variabele duur
- meestal grote amplitude

Voorkomen:
- minder vaak dan pieken
- focale polypieken bij corticale dysplasie
- multifocale polypieken bij hypsaritmie (West)
- associatie frontale polypieken en myoclonieën (JME)
- bij epilepsie met visuele gevoeligheid, occipitaal of spreiding naar voren
- Lennox-Gastaut bursts polypieken in NREM slaap en bij begin tonische aanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Piekgolfcomplexen, wat is het, soorten/kenmerken

A

Complex dat bestaat uit piek gevolgd door langzame golf uit theta- of deltaband.

3 typen (afhankelijk van morfologie/vorm, onderliggende etiologie, verdeling over schedel.

  • klassieke pgc’s
  • trage pgc’s
  • snelle pgc’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klassieke PGC, kenmerken

A
  • regelmatige vorm
  • 3 Hz (vaak beginnen met 4 Hz en dan langzaam vertragen tot 2,5 Hz)
  • soms voorafgegaan door OIRDA
  • maximum frontaal
  • amplitude neemt af tijdens reeks
  • bilateraal synchroon (vaak toch heel klein verschil < 15 ms)
  • provoceren door HV
  • afname tijdens NREM-slaap
  • vaak bij benigne vormen van kinderepilepsie (overheen groeien, goed behandelbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klassieke PGC, onderliggend mechanisme

A

Aan de hoofdhuid geregistreerde elektrische activiteit is afkomstig van corticale piramidecellen, radiaal gerangschikt met cellichaam naar binnen en apicale dendriet naar buiten gericht.

Als de som van EPSP (exciterende post synaptische potentialen) groot genoeg is, dan meten aan hoofdhuid als potentiaalverandering.

Piek: veel apicale dendrieten ontladen synchroon (APSP)
Trage golf: tegelijkertijd met EPSP in dendrieten vindt er bij cellichaam IPSP (inhiberende PSP) plaats.

PGC representeert opeenvolging van excitatie en remming, netto-effect is niet groot, dus vaak weinig klinische verschijnselen.

Langere ontlading en hogere amplitude, meer kans op optreden en merken van klinische verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trage PGC, kenmerken, voorkomen

A
  • golfvorm varieert meer
  • vaak scherpe golf ipv piek
  • 1-2,5 Hz
  • bilateraal synchroon
  • frontaal maximum
  • soms eenzijdig of focaal bij kinderen met ernstige hersenbeschadiging
  • vrijwel altijd geassocieerd met ernstige vormen van epilepsie (bijv. Lennox-Gastaut, lokalisatiegebonden epilepsie)
  • al vanaf 6 maanden oud
  • neemt toe in NREM-slaap
  • niet provocatie door HV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Snelle PGC, kenmerken, voorkomen

A
  • 4-5 Hz
  • regelmatige vorm
  • duur reeksen 1-3 seconden
  • vanaf 15 jaar
  • komen interictaal voor bij:
    • myoclonusepilepsie of epilepsie met grotere aanvallen (TC’s)
    • visuele gevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Polypiekgolfcomplexen, kenmerken

A
  • geassocieerd met myoclonusepilepsie en visuele gevoeligheid
  • vaak in combinatie met polypieken
  • klinische verschijnselen -> myoclonieën
  • tragere polyPGC’s bij ernstige vormen van epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Scherpe golven, kenmerken, associatie met epilepsie

A
  • 70-200 ms
  • meestal negatieve polariteit
  • opgaande fase stijl, neergaande fase geleidelijk
  • meestal multifasische vorm
  • minder frequent geassocieerd met epilepsie

Om associatie met epilepsie te maken volgende zaken betrekken:
- a priori kans op epilepsie
- klinische bevindingen
- eventuele overige EEG-afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Scherpe golven, voorkomen

A
  • centrale, temporale en occipitale scherpe golven vaak bij kinderen, bij minder dan de helft geassocieerd met epilepsie, vaak gezien bij kinderen met milde problematiek (bijv. dyslexie)
  • temporaal (vaak in combinatie met langzame golf) bij temporaalkwabepilepsie vanuit mesioanterieure deel van temporaalkwab, mesiotemporale epilepsie (bij mesiale temporale sclerose, ook hippocampus en amygdala betrokken)
  • positieve scherpe golven (vertex of centrotemporaal) soms bij prematuren met intraventriculaire bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

TIRDA, kenmerken, wanneer voorkomen

A
  • geassocieerd met temporaalkwabepilepsie (mesiotemporale epilepsie, bij mesiale temporale sclerose)
  • als epilepsie al langer bestaat
  • TIRDA ontstaat door dysfunctie van neuronen
  • komt interictaal voor
  • vooral tijdens clusters van aanvallen, tussen aanvallen door
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

EEG-verschijnselen met epileptiform aspect zonder epileptiforme betekenis, hoe herkennen

A

Herkennen op basis van:
- vorm
- polariteit
- plaats
- situatie
- manier van optreden

Voorbeelden:
- Wicket spikes
- Small sharp spikes
- 14 en 6 Hz positieve pieken
- 6 Hz- piekgolfcomplexen (WHAM en FOLD, ritmische temporale theta-ontladingen tijdens doezel)
- SREDA (subclinical rhythmic encephalographic discharges in adults)
- POSTS
- midline thetaritme (Ciganek)
- rudimentaire PGC’s
- scherpe occipitale pieken bij blinden, needle spikes
- frontal arousal rhythm

17
Q

Wicket spikes/Wicket rhythm, kenmerken

A
  • monofasisch kam- of arcadevormig (lijkt op mu), scherpe kant positief
  • 6-11 Hz
  • amplitude 60-200 µV
  • tijdens doezel of lichte slaap bij 9% van personen >30 jaar
  • temporaal
  • bilateraal synchroon of links en rechts onafhankelijk van elkaar
  • vaak in korte bursts van ca. 1 seconde
  • aspecifiek, niet geassocieerd met epilepsie
18
Q

Small sharp spikes, kenmerken

A
  • ook wel BETS (benign epileptiform transients during sleep) of BSSS (benign sporadic sleep spikes)
  • geïsoleerde golven, mono- of bifasische golf gevolgd door langzame golf van lage amplitude
  • unilateraal, bilateraal synchroon
  • duur <50 ms
  • amplitude <50 µV
  • temporaal, soms spreiding naar frontaal
  • tijdens doezel of lichte NREM-slaap bij 1,5% van personen 30-60 jaar
  • niet geassocieerd met epilepsie
19
Q

14 en 6 Hz positieve pieken, kenmerken

A
  • kamvormig
  • 14 (13-17) en 6 (5-7) Hz
  • reeksen van 0,5-1 seconde
  • tijdens doezel of lichte slaap bij 10-30% van kinderen en jongvolwassenen (10-25 jaar)
  • amplitude tot 75 µV
  • scherpe component positief
  • niet geassocieerd met epilepsie
  • achtertemporaal
  • unilateraal of bilateraal synchroon
  • spindelend voorkomen (lijken op slaapspoelen, andere lokalisatie en polariteit)
20
Q

6 Hz-piekgolfcomplexen, 2 soorten, kenmerken

A
  • phantom spike waves/miniatuur piekgolfcomplexen
  • 6 Hz (5-7)
  • lage amplitude
  • reeksen duur 1-2 seconden
  • in waak, doezel, slaap N1 bij 0,5-1% van kinderen, adolescenten of volwassenen

WHAM:
- wake high amplitude anterior male
- mannen
- waak
- hoge amplitude
- frontaal, frontolateraal
- vaak in combinatie met andere paroxismale verschijnselen
- veelal wel geassocieerd met epilepsie

FOLD:
- female occipital low amplitude drowsiness
- vrouwen
- occipitaal
- lage amplitude (50-75 µV)
- tijdens relaxatie, doezel en N1
- reactief, onderdrukt bij openen ogen
- niet geassocieerd met epilepsie

21
Q

Ritmische temporale theta-ontladingen in doezel, kenmerken

A
  • psychomotore variant/rhythmic midtemporal tehta bursts of drowsiness
  • thetagolven met scherpe top en afplatting in dal
  • bij 0,5-1% van adolescenten en volwassenen
  • ontspannen toestand
  • reactief op openen ogen
  • verdwijnt bij overgang naar N1
  • hoge theta-frequenties, rond 7 Hz
  • maximum midtemporaal, vaak spreiding naar parasaggitaal en achtertemporaal
  • bilateraal onafhankelijk
  • intermitterend, lange reeksen, 10 seconden tot minuten
  • vorm in reeksen constant, amplitude toe- en afname
  • niet geassocieerd met epilepsie
22
Q

SREDA, kenmerken

A
  • subclinical rhythmic encephalographic discharges in adults
  • komen heel weinig voor (1 op 2500 EEG bij >50 jaar)
  • in rust, relaxatie, doezel
  • geprovoceerd door HV
  • lange reeksen 40-80 seconden
  • bilateraal synchroon of unilateraal
  • maximum centropariëtaal en achtertemporaal
  • ritmische scherpe theta-delta-activiteit
  • 4-7 Hz
  • abrupt beging en einde reeks
  • kan constante frequentie hebben, kan ook beginnen met scherpe golven, die daarna ritmischer worden als delta- en later theta-activiteit, geen duidelijke opbouw
  • 40-100 µV (kan soms tot 500 µV)
  • beïnvloedt AGP niet (kan het lokaal wel vervangen)
  • niet geassocieerd met epilepsie (lijkt wel heel erg op epileptiforme activiteit)
23
Q

POSTS, kenmerken

A
  • positive occipital sharp transients during sleep
  • monofasisch
  • focaal occipitaal
  • ook lambdoïdale golven genoemd vanwege vorm en locatie
  • driehoekige vorm, positief
  • komt vaak voor bij mensen met prominente lambda-activiteit en volgreacties
  • tijdens lichte slaap, N1 en N2
  • bilateraal en onafhankelijk van elkaar links en rechts
  • treden geïsoleerd en in korte reeksen van 4-6 seconden op
  • amplitude wat hoger dan alfaritme
  • fysiologisch, niet geassocieerd met epilepsie
24
Q

Midline theta-activiteit, kenmerken

A
  • Ciganek ritme
  • ritmisch
  • boven vertex, meestal maximum op Cz, met spreiding naar Fz en Pz
  • 5-7 Hz
  • sinusoïdale vorm, soms arcadevormig, spindelend karakter
    -in waak en doezel
  • reactief op alertheid, aanspreken etc
  • niet geassocieerd met epilepsie
25
Q

Rudimentaire PGC’s

A
  • rudimentair: slecht tot ontwikkeling gekomen, verminderde functionaliteit
  • onduidelijk gevormde PGC’s, niet als PGC beoordelen
  • diffuse gegeneraliseerde 3-4 Hz piekgolfcomplexachtige ontladingen
  • > 200 µV
  • pieken niet duidelijk (slecht te herkennen), deltagolven wel
  • uitsluitend in doezel, overgang naar lichte slaap
  • bij jonge kinderen
  • in combinatie met hypnagoge hypersynchronie
26
Q

Zeer scherpe occipitale pieken bij blinden, kenmerken

A
  • needle spikes
  • bij congenitaal blinde kinderen
  • te verklaren vanuit functionele deafferentiatie van occipitale cortex
  • verdwijnen meestal geleidelijk na puberteit
  • niet geassocieerd met epilepsie
  • congenitaal blinde kinderen met retrolentale dysplasie hebben vaak wel andere cerebrale schade en ontwikkelingsachterstand, hierbij meer spreiding van de occipitale pieken, wel geassocieerd met epilepsie
27
Q

Frontal arousal rhythm, kenmerken

A
  • bij kinderen
  • tijdens slaap
  • reeksen scherpe activiteit
  • hogere amplitude
  • maximum midfrontaal
  • niet geassocieerd met epilepsie