Afwijkende activiteit: ictale epileptiforme activiteit Flashcards
Typen aanvallen, kenmerken, voorbeelden
Gegeneraliseerde aanvallen:
- beide hemisferen direct betrokken
- abscences
- myoclonieën bij myoclonusepilepsie
- tonisch-clonische aanval
Focale (partiële) aanvallen:
- zowel klinische als op EEG beperkt tot 1 hersengebied of 1 hemisfeer
- kan wel overgaan in bilateraal of gegeneraliseerd
Non-convulsieve aanvallen:
- duidelijk ictaal patroon
- geen klinische kenmerken (soms alleen verminderde reactiviteit)
Fasen van een aanval, bewustzijn
3 fasen:
- ictale onset: beginpunt van aanval
- ictale periode: aanval zelf en verloop van aanval
- postictale fase: na aanval, herstelperiode
Bewustzijn kan tijdens gehele aanval of in loop van aanval veranderen. Het kan behouden blijven, in meer of mindere mate verlaagd zijn, afwezig zijn.
Onset aanval, verandering in EEG
Klinische onset en EEG-onset kunnen samenvallen of verschillend zijn. Aanval vanuit diepte eerst nog niet te zien in EEG, kan wel al klinisch te zien zijn. Kan ook andersom.
Verschillende manieren van EEG-onset:
- onderdrukking interictale epileptiforme activiteit (klinisch vaak nog niets te zien)
- initiële afvlakking (attenuatie/elektrodedecrementie), vaak snelle activiteit van zeer lange amplitude, kan lokaal of diffuus, vaak bij infantiele spasmen en aanvallen vanuit frontaalkwab
- plotselinge frequentieverandering, kan elke frequentie hebben, tekent zich af van AGP, vaak bij aanvallen vanuit temporaalkwab
- plotselinge toename van amplitude, bij abscences
Klinische onset, aura, prodromen
Aura: klinische verschijnselen die een aanvalsbegin kenmerken.
- kortdurende verschijnselen die begin van de aanval vormen
- onderdeel van de aanval
- kenmerkend voor aanval
- gerelateerd aan specifiek hersengebied (kan dus visueel, sensorisch etc. zijn)
- ontwikkelt zich geleidelijk, binnen enkele minuten
- bijv. rising epigastric sensation
Prodromen: symptomen die aan een aanval vooraf gaan.
- kondigt aanval aan , geen onderdeel van aanval
- soms uren tot dagen voor aanval
- aspecifiek
- bijv. onrust, veranderde emoties etc.
Ictale fase, bewustzijn, voorbeelden
Hoe meer hersengebieden betrokken bij aanval, hoe groter de kans op bewustzijnsveranderingen.
Voorbeelden:
- frontale tonische aanvallen: geen bewustzijnsverlies
- myoclonieën: geen bewustzijnsverlies
- vanuit temporaalkwab: kan verlaagd zijn, heel wisselend
- absences: verlaagd bewustzijn
- gegeneraliseerde TC: compleet bewustzijnsverlies
Ictale EEG-patronen, 3 typen
- onveranderd ictaal EEG-patroon: geen verandering tov interictaal
- isomorf ictaal EEG-patroon: ictale activiteit blijft tijdens aanval gelijk
- metamorf ictaal EEG-patroon: ictale activiteit verandert in de loop van de aanval in frequentie en/of vorm en/of amplitude
Isomorf ictaal EEG-patroon, kenmerken, voorbeelden
- van begin tot eind zelfde morfologie
- onderscheidt zich van interictaal door langere duur van ontladingen, meer ritmiciteit en hogere amplitudes
- alleen bij gegeneraliseerde vormen van epilepsie
- kinderabsences
- juveniele myoclonusepilepsie
Metamorf ictaal EEG-patroon, kenmerken, voorbeelden
- activiteit verandert gedurende de aanval
- soms verschillende fasen te onderscheiden (frequentie, morfologie)
- activiteit hoeft geen epileptiform aspect te hebben
- vaak ritmisch
- opbouw van eerst beta met lage amplitude naar theta/delta met hoge amplitude
- vorm kan veranderen, kan van scherp naar traag gaan, van regelmatig naar onregelmatig etc.
- kan bij gegeneraliseerde aanvallen als TC aanval, tonische aanval, myoclone aanval, infantiele spasme
- kan bij focale aanvallen
- soms geen duidelijke fasen te onderscheiden, wel desynchronisatie of mengeling van activiteiten, bij motorische frontale aanvallen
Onveranderd ictaal EEG, oorzaak, voorbeelden
- aanvalsactiviteit diep in hersenen, niet te meten aan oppervlakte
- bij nachtelijke frontaalkwabepilepsie
- bij zuiver mesiotemporale aanvallen
- te klein ictaal gebied, pas te zien >10 cm^2
Postictale fase
Fase waarin zowel in het EEG als klinisch de kenmerkende verschijnselen afgelopen zijn.
Onderdeel van aanvalsperiode, niet van aanval zelf, is herstelperiode.
Niet altijd duidelijk te onderscheiden, soms korte, soms lange periode nodig voor EEG om te herstellen.
Postictaal, bewustzijn
- direct helder en alert:
- bij absences
- bij motorische frontale aanvallen blijft bewustzijn gedurende aanval ook behouden, daarna ook
- verward zijn:
- gedesoriënteerd, weet niet wat hij doet, niet te corrigeren
- vaak agressie erbij
- bij temporale aanvallen
- uitgeput zijn:
- typerend na TC
- uitgeput en daardoor in diepe slaap, kan uren duren
Postictaal, EEG patronen
- direct herstel van AGP
- geleidelijke terugkeer van AGP, enkele seconden tot minuten
- vlak, sterk vervlakt of sterk vertraagd, zeer lage amplitudes, zeer traag, kan asymmetrisch zijn, vaak na TC
Postictaal, amnesie
Er kan amnesie zijn voor periode voor en na de aanval. Snelheid van helder worden hangt af van grootte en uitgebreidheid van hersengebieden en welke hersengebieden (hippocampus belangrijk bij geheugen).
Clustering
Optreden van meerdere epileptische aanvallen binnen kortere tijd, minuten tot uren, waarbij wel een postictale fase herkenbaar is, maar er geen volledig herstel van het AGP is en de patiënt klinisch ook niet volledig herstelt.
Convulsieve status epilepticus, wat is het, kenmerken
Situatie waarbij meerdere aanvallen binnen kortere tijd zodanig snel na elkaar optreden dat er geen postictale fase is. Zowel klinisch al op EEG gaat de ene aanval over in de volgende.
Levensbedreigend, want patiënt komt niet bij tussen aanvallen, vaak wordt de ademhaling bemoeilijkt, na 30 minuten neuronale schade.
Als een TC langer dan 5 minuten duurt is de kans op CSE groot, want het zelflimiterende proces dat zorgt dat aanvallen normaal vanzelf stoppen schiet dan tekort.