Herkansing Flashcards

1
Q

Functies NO

A

Dilatatie
Antistolling
Nieuwvorming
Anti-inflammatoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het effect van acetylcholine op de vaten?

A

Hogere afgifte NO en dus dilatatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit wordt NO gevormd?

A

Arginine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de sympathicus gebruikt om mensen met essentiële hypertensie te behandelen?

A

Stent in carotis waardoor baroreceptoren continu worden gestimuleerd –> gemiddelde bloeddruk met 20-30 mmHg omlaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Metabole vasodilatoren

A

O2
CO2
H+
K+
Prostaglandines
Adenosine
Stikstofmonoxide (NO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hormonale vasodilatoren?

A

ANP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Metabole vasoconstrictors

A

Endotheline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hormonale vasoconstrictors?

A

Angiotensine II
Antidiuretisch hormoon
Adrenaline
Noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke NOS calciumafhankelijk?

A

NOS-1 of neuronaal NOS
NOS-3 of endotheliaal NOS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet ADMA?

A

Zorgt voor verminderde productie van NO door eNOS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet DDAH?

A

Breekt ADMA af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is arteriosclerose?

A

Stijver worden van arteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is atherosclerose/atherogenese?

A

Plaque vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is angiogenese?

A

Vorming nieuw capillair netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is arteriogenese?

A

Vorming van pre-existente collaterale arteriolen tot functionele collaterale arteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de grote vaten vasculitiden?

A

Reuscelvasculitiden
Takayasu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de middelgrote vaten vasculitiden?

A

Polyarteritis nodosa (PAN)
Kawasaki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kenmerken reuscelvasculitis?

A

> 50 jaar
Hoofdpijn
Amourosis fugax
(kaak)claudicatio
Pijn in nek, schouder/heupgordel >4 weken
Ochtendstijfheid >60 min
Hoge BSE of CRP en normocytaire anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In hoeveel procent van de gevallen van a. temporalis is het biopt positief?

A

25-30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke aanvullende diagnostiek bij grote vaten vasculitis?

A

FDG-PET-CT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn complicaties van een grote vaten vasculitis?

A

Blindheid
Arm claudicatio door afsluiting subclavia
Aneurysma: vasculitis te laat herkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Behandeling grote vaten vasculitis?

A

Prednison, als klachten terugkomen methotrexaat erbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gemiddelde leeftijd bij PAN? Welk geslacht?

A

40 jaar, mannen vaker aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de criteria voor PAN?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat voor aanvullend onderzoek bij PAN?
ANCA negatief Angiografie nieren en mesenteriale vaten Biopsie: necrotiserende vasculitis
26
Welke bloedvaten vooral aangedaan bij necrotiserende vasculitis (PAN)?
Renale en viscerale vaten. Geen pulmonale betrokkenheid.
27
Symptomen van PAN?
Snel ontstane hypertensie Angina abdominale Bloed bij ontlasting Spierpijn
28
Oorzaken van PAN?
HBV HCV HIV
29
Welke vascuilitiden vallen onder ANCA-geassocieerde vasculitis?
Microscopische polyangiitis (MPA) Granulomatose met polyangiitis (Wegener = GPA) Eosinofiele granulomatose met polyangiitis (Churg-Strauss = EGPA)
30
Wat zijn ANCA's?
Antistoffen tegen neutrofiele granulocyten
31
Waarbij zie je vooral C-ANCA?
GPA (wegener)
32
Waarbij zie je vooral P-ANCA?
MPA EGPA (Churg-Strauss)
33
Bij welke vasculitiden zie je glomeulonefritis en infiltraten en hemoptoë in de long?
MPA en GPA
34
Bij welke vasculitiden zie je KNO-problematiek?
GPA (Wegener) EGPA (Churg-Strauss)
35
Bij welke vasculitis hoort astma?
EGPA (Churg-Strauss)
36
Welke ANCA hoort bij MPA?
90% MPO-ANCA = P-ANCA
37
Welke ANCA hoort bij GPA?
>80% PR3-ANCA = C-ANCA
38
Welke ANCA hoort bij EGPA?
40% MPO-ANCA = P-ANCA
39
Behandeling ANCA gerelateerde vasculitis?
Prednison + cyclofosfamide
40
Wat gebeurt er met de bloeddruk als er alleen sprak is van verstijving van de grote vaten?
Geïsoleerde systolische hypertensie
41
Bij welke dikte noem je het microcirculatie?
200 micrometer doorsnede
42
Hoe kan de maximale doorbloeding van het hart gemeten worden?
Adenosine kan in het hart ingebracht worden wat de doorbloeding stimuleert. Normaal zou het met een factor 3 moeten toenemen.
43
Wat voor invloed heeft insuline op endotheel?
Stimuleert de afgifte van NO en endothelline. In vaten van een obese persoon zorgt insuline voor constrictie van de vaten.
44
Wat is rarefactie?
Het verdwijnen van capillairen bij hypertensie.
45
Wat kun je in het bloed zien bij rarefactie?
Verhoogde uerum concentratie
46
Een zwangere vrouw met pijn bovenin de buik komt bij 30 weken zwangerschapsduur bij de huisarts. Het eerste orgaan dat geëvalueerd moet worden is de
Lever
47
Wat is de meest voorkomende oorzaak van maternale sterfte in Nederland?
Eclampsie
48
Iemand zonder thoracale klachten of met reeds stabiele angina pectoris kan plotseling instabiele angina pectoris krijgen. Welke twee pathofysiologische factoren zijn het belangrijkst voor de transitie van een stabiele plaque naar een instabiele plaque? De dikte van de fibrotische kap van een plaque De grootte van de lipidenkern van de plaque De mate van inflammatie De mate van vernauwing door de plaque
De dikte van de fibrotische kap van een plaque De mate van inflammatie
49
Instabiele angina pectoris heeft een aanzienlijk groter risico op cardiovasculaire complicaties vergeleken met stabiele angina pectoris. Het is belangrijk instabiele angina pectoris anamnestisch snel te onderkennen. Welke drie van onderstaande klachten horen volgens de definitie bij instabiele angina pectoris? Een plotse toename van stabiele angina pectoris Klachten in rust Recent ontstane angina pectoris (<2 maanden) Uitstralende pijn naar de schouder
Een plotse toename van stabiele angina pectoris Klachten in rust Recent ontstane angina pectoris (<2 maanden)
50
Bij een patiënt met atypische thoracale klachten en veel aangetoonde kalk in zijn coronairen (CTa en calciumscore), wordt wegens de verminderde beoordeelbaarheid van de CT en de klachten een coronairangiogram gemaakt. Wanneer is een revascularisatie (dotter of bypass) geïndiceerd?
Bij elke aangetoonde stenose met ischemie
51
Na hoeveel uur vanaf de start van klachten bij een STEMI is acute interventie niet meer nuttig.
12 uur
52
De aanpassingsmechanismen om het hartminuutvolume op peil te houden zijn: variatie vulling hartholten (Frank-Starling), contractiele toestand en de hartfrequentie. Welk aanpassingsmechanisme(n) schiet(en) te kort bij diastolisch hartfalen? Variatie vulling en contractiele toestand van de linkerventrikel Variatie vulling van de linkerventrikel Contractiele toestand en de hartfrequentie van de linkerventrikel Contractiele toestand van de linkerventrikel
Variatie vulling van de linkerventrikel
53
54
In een bepaalde groep van patiënten met hartfalen is er een levensverlengend effect aangetoond van een ICD (interne cardiale defibrillator). Voor welke patiënten met chronisch hartfalen is dit effect aangetoond? Voor alle patiënten met ernstige klachten van hartfalen (NYHA III/IV) Voor alle patiënten met een linkerventrikel ejectiefractie (LVEF) <35% en klachten van hartfalen na een acuut hartinfarct Alleen voor patiënten met hartfalen en ernstige ritmestoornissen Alleen voor patiënten die ventrikel fibrilleren (VF) hebben gehad
Voor alle patiënten met een linkerventrikel ejectiefractie (LVEF) <35% en klachten van hartfalen na een acuut hartinfarct
55
Hoeveel procent van de mensen met hartfalen leven nog 5 jaar na de diagnose?
20-50%
56
Wat is de P-golf?
Depolarisatie van de atria
57
Wat is het PQ-segment?
Vertraging in de AV-knoop
58
Wat is het QRS-complex?
Depolarisatie van de ventrikels en repolarisatie van de atria.
59
Wat is het ST-segment?
Depolarisatie van de ventrikels is compleet
60
Wat is de T-golf?
Repolarisatie van de ventrikels
61
Bij welke vorm van familiaire hypercholesterolemie is een statine werkzaam?
Alleen bij de heterozygote vorm van familiare hypercholesterolemie kan een statine (cholesterolsyntheseremmer) de LDL-klaring doen toenemen
62
Meest voorkomende oorzaak ulcus cruris is?
Veneuze insuffieciëntie
63
Welke van de endotheelfuncties worden beïnvloed door perivasculair vetweefsel?
Ontsteking Vaatdiameter
64
Incidentie van pre-eclampsie?
3-5%
65
Wanneer ontstaat pre-eclampsie?
Na 20 weken
66
Definitie pre-eclampsie?
Proteïnurie >300 mg OF Orgaanstoornis (HELLP) OF Groeirestrictie (
67
Welke zwangere vrouwen krijgen aspirine?
Vrouwen met hoge risicofactor of met twee matige risicofactoren
68
Wat zijn hoge risicofactoren op pre-eclampsie?
Pre-eclampsie in eerdere ZS Maternale ziekte Pre-existente hypertensie
69
Wat zijn matige risicofactoren op pre-eclampsie?
Nullipara >40 Interval >10 jaar Hoog BMI Famileianamnese met pre-eclampsie Meelring ZS na eiceldonatie Placenta-insufficiëntie in VG
70
Maternale complicaties pre-eclampsie
Eclampsie Hersenbloeding Lever bloeding Longoedeem Nierfalen Abruptio placentae
71
Wanneer noem je het hypertensie?
Minimaal drie metingen in die maanden met een verhoogde systolische of diastolische waarde.
72
wat veroorzaakt essentiële hypertensie?
Sympatische activiteit en toename van angiotensine II activiteit
73
Wanneer hypertensie behandelen?
Indien hoger dan streefwaarde en: 1 atherosclerotische ziekten 2. diabetes met risicofactoren op orgaanschade 3. chronische nierschade 4. een score van >10%
74
Wanneer overweeg je medicatie bij hypertensie?
Hoger dan streefwaarde en: 1. DM zonder risicofactoren (nierschade, hypercholesterolemie, roken) 2. matige chronische nierschade 3. ernstige hypertensie 4. score >5% en <10%
75
Welke antihypertensiva werken in op RAAS?
ACE/ARB Betablokkers
76
Welk voorkeursmiddel bij verhoogde albuminurie?
ACE-R/ARB
77
Welk voorkeursmiddel bij eerder MI/coronairlijden?
Betablokker, ACE-R/ARB
78
Welk voorkeursmiddel bij AP?
Betablokker, calciumantagonist
79
Welk voorkeursmiddel bij hartfalen?
ACE-R/ARB, betablokkers, diuretica, mineralocorticoidereceptorantagonist
80
Welk voorkeursmiddel bij atriumfibrilleren?
Beta-blokkers, non-dihydropyridine-calciumkanaalblokkers, ACE-R, mineralocorticoidereceptorantagonist
81
Welk voorkeursmiddel bij perifeer arterieel vaatlijden?
ACE-R
82
Welk voorkeursmiddel bij DM?
ACE-R/ARB
83
Welk voorkeursmiddel bij zwangerschap?
Methyldopa, labetalol, calciumantagonist
84
Waarom bij patiënten met diabetes en nierschade een ACE-R/ARB?
Bij DM wordt afferente vat van glomerulus wijder. ACE-R zorgen voor verwijding efferente vat waardoor druk lager wordt. Daardoor aan begin therapie eGFR omlaag.
85
Welke antihypertensiva niet gebruiken tijdens zwangerschap
ACE-R Thiazide diuretica
86
Wat gebeurt er met de RAAS activiteit bij overgewicht en wat bij leeftijd?
Overgewicht neemt RAAS toe (dus ACE-R) Bij leeftijd neemt RAAS af (dus calciumantagonist of diuretica)
87
Wat doen ACE-R?
Remmen omzetten van angiotensine I naar angiotensine II. Remmen remodeling hartspier, gunstig na hartinfarct.
88
Bijwerkingen ACE-R?
hyperkaliëmie, orthostatische hypertensie, anafylactoïde reacties, kriebelhoest.
89
Interacties ACE-R?
NSAID’s en overige antihypertensiva. (NSAID → vernauwing afferent, ACE-R: verwijding efferent)
90
conra-indicaties ACE-R?
pre-terminaal nierfalen en overgevoeligheidsreacties
91
Uitgang ACE-R?
Lisinopril
92
Werkingsmechanisme ARB?
Remmen effecten angiotensine II op bloedvaten en bijnieren.
93
Bijwerkingen ARB's?
Orthostatische hypotensie Hyperkaliëmie
94
Interacties ARB's?
NSAID'd en overige antihypertensiva
95
Contra-indicaties ARB's?
Pre-terminaal nierfalen
96
Uitgang ARB's?
Losartan
97
werking selectieve beta-blokkers
Antagoneren van de beta1-receptoren in hart en nieren
98
Werking niet-selectieve beta-blokkers?
Antagonseren van beta1- en beta2-receptoren
99
Werking beta-blokkers algemeen?
Antagoneren beta-receptoren waardoor afgifte van renine in de nier wordt geremd. Daling HF en hartminuutvolume.
100
Welk achtervoegsel calciumantagonisten?
-dipine Verapamil en diltiazem ook.
101
Werking dihydropuyidines en non-dihydropiridines?
Dihydropiridines: blokkeren L-type calciumkanalen in de vaatwand. Non-dihydropiridines: blokkeren ook calciumkanalen in hart.
102
Wanneer non-dihydropyridines geïndiceerd?
Ritmestoornissen en AP
103
Bijwerkingen calciumantagonisten?
Hoofdpijn Oedeem Non-DHP --> inspanningsintolerantie
104
Werking thiazide diuretica?
Grijpt aan op na-cl co-transporter in distale tubulus. Door deze te blokkeren blijft meer natrium achter in tubulus → activatie van na/k transporter. Meer kalium in distale tubulus.
105
Primaire preventie cholesterol waarde? Secundaire preventie cholesterol waarde?
Primair: LDL < 2,6 Secundair: LDL <1,8
106
Stappenplan statines?
1a: atorvastatine 10 mg of simvastatine 40 mg 1b: atorvastatine 20 mg of rosuvastatine 10 mg 2: atorvastatine of rosuvastatine in hogere dosering 3: toevoegen ezetimib 4: PCSK-9 remmer
107
Werking statines?
Remming HMG-CoA waardoor minder synthese cholesterol en toename van LDL-receptoren op lever.
108
Contra-indicaties statines?
Lage levensverwachting Ernstige leverziekte
109
Wat is ezetimib?
Steroltransblokker en remt cholesterolopname uit darm.
110
Bijwerkingen ezetimib?
Diarree Maag-darmklachten Interactie met vitamine-K antagonisten
111
Behandeling stabiele AP?
Aanvalsbehandeling met nitraten Cardiovasculaire preventie: salicylaten, statines Onderhoudsbehandeling: betablokker of dihydropiridines langwerkende nitraten non dihydropiridines
112
Wat zijn de kortwerkende en wat de langwerkende nitraten?
Kort: nitroglycerine en isosorbidenitraat Lang: isosorbidemononitraat
113
Werking nitraten?
Verlaging preload door veneuze dilatatie
114
bijwerkingen nitraten?
Hypotensie Hoofdpijn
115
DM behandeling zonder hoog risico op HVZ?
1. metformine 2. SU-derivaat (gliclazide) 3. langwerkend insuline 4. intensiveer insuline
116
DM behandeling met hoog risico op HVZ?
1. SGLT-2 remmer 2. metformine 3. GLP-agonist 4. Overige stappen uit andere schema
117
Een zwangere vrouw is bekend met hypertensie. De duur van de zwangerschap is 28 weken. Bij het meten van de bloeddruk gebruikt de huisarts de auscultatoire methode. Bij welke fase van de korotkov-tonen wordt de diastolische bloeddruk in dit geval het best weergegeven?
Fase V
118
Een jonge vrouw komt heftig kortademig aan op Schiphol vanuit Nieuw Zeeland. In het laatste uur van de vlucht zijn de klachten begonnen. Zij heeft voor het overige een blanco medische voorgeschiedenis. U denkt, als arts werkzaam bij de medische dienst Schiphol, natuurlijk aan een longembolie. Bij lichamelijk onderzoek vindt U een bloeddruk van 136/88 mmHg en een polsfrequentie van 108/min. Met behulp van andere items uit het lichamelijk onderzoek probeert u de ernst van eventuele longembolieën in te schatten. Wat zou in dit geval het meest wijzen op een hemodynamisch relevante obstructie van de pulmonale circulatie?
Verhoogd centraal veneuze druk
119
Wat doet alteplase?
Is een trombolyticum wat plasminogeen omezet in plasmine
120
Wat doet dipyridamol?
Is antitrombotisch. Plaatsjes activatie aggregatie remmen.
121
Wat doet heparine?
Remt activatie van stollingsfactoren
122
Wat doet tranexaminezuur
Remt omzetting van plasminogeen in plasmine
123
Niet ieder hartgeruis op de kinderleeftijd wijst op een ernstige aandoening van het hart. In welke situaties is er meestal sprake van een onschuldig geruis? Kies er drie. Een geruis: dat langs de linker sternumrand is gelokaliseerd dat uitstraalt naar carotis of oksel dat zacht is gepaard gaande met extra harttonen in de diastolische fase van de hartcyclus zonder symptomen
dat langs de linker sternumrand is gelokaliseerd dat zacht is zonder symptomen
123
Hartfalen kan zich op de kinderleeftijd onder andere door groeivertraging manifesteren Deze bewering is:
Juist
123
Aangeboren hartafwijkingen kunnen in de vroege kinderjaren succesvol worden verholpen door de kinderhartchirurg en haar team. Met betrekking tot de lange termijn follow-up geldt dat op de volwassenleeftijd bij deze mensen vrijwel geen complicaties optreden. Deze bewering is:
Onjuist
123
Een bijwerking van antihypertensiva is hyperkaliemie. Welke klassen antihypertensiva staan hier vooral om bekend?
aldosteronantagonisten angiotensine converting enzyme remmers (ACE-remmers) angiotensine receptorblokkers (ARB’s)
124
Selecteer drie tekenen van een spontane vroeggeboorte bij een vrouw die 32 weken zwanger is: vochtverlies per vaginam onrustig gevoel in de benen bloederig slijmverlies per vaginam andere eetgewoonten regelmatige weeënactiviteit gedragsveranderingen stijging van de bloeddruk minder kindsbewegingen voelen door de zwangere
bloederig slijmverlies per vaginam vochtverlies per vaginam regelmatige weeënactiviteit
125
De arteriële drukgolf is een optelsom van de voorwaartse drukgolf en teruggekaatste drukgolven. Welke bewering is juist? Normaal gesproken bereiken teruggekaatste drukgolven de ascenderende aorta in de systolische fase en dragen zij bij aan de systolische bloeddruk. Augmentatie is geen verklaring voor de toegenomen polsdruk met de leeftijd. De polsgolfsnelheid is moeilijk te meten en daardoor niet toepasbaar in epidemiologisch onderzoek. De augmentatie index is een maat voor drukgolfreflecties en een determinant van linker ventrikel hypertrofie.
De augmentatie index is een maat voor drukgolfreflecties en een determinant van linker ventrikel hypertrofie.
126
Een hypertrofische cardiomyopathie is de meest voorkomende genetische cardiomyopathie in Nederland. Er zijn meerdere redenen waarom jonge sporters (<40 jaar) met deze ziekte acute hartdood kunnen ervaren op het sportveld. Wat is het meest waarschijnlijke mechanisme?
dynamische uitstroombelemmering van de linkerventrikel
127
Welke stelling over congenitale hartafwijkingen is juist? De prevalentie van congenitale hartafwijkingen is ongeveer 2 per 10.000 kinderen. De meerderheid van de kinderen met een congenitale hartafwijking overlijdt op dit moment in het eerste levensjaar. Kinderen met een congenitale hartafwijking hebben vaak emotionele en gedragsproblemen. Bij alle congenitale hartafwijkingen is endocarditis profylaxe geïndiceerd.
Kinderen met een congenitale hartafwijking hebben vaak emotionele en gedragsproblemen.
128
hoeveel slagen per minuut is de intrinsieke frequentie van pacemaker cellen?
100 per minuut
129
Welke stelling t.a.v. augmentatie is juist? Augmentatie verhoogt met name de diastolische bloeddruk. Een toename van augmentatie is altijd pathologisch. Augmentatie kan afnemen door dilatatie van arteriolen. Een toename van elastine in de aortawand verhoogt augmentatie.
Augmentatie kan afnemen door dilatatie van arteriolen.
130
Welke bewering is juist? Hypertensie gaat gepaard met een verhoogd risico op een ‘bloedig’ cerebrovasculair accident en niet met een ‘ischemisch’ (atherothrombotisch) cerebrovasculair accident. Behandeling van hypertensie verlaagt zowel het risico op een cerebrovasculair accident, als op een hartinfarct. Hypertensie is geen risicofactor voor nierschade, maar enkel gevolg van de nierinsufficiëntie.
Behandeling van hypertensie verlaagt zowel het risico op een cerebrovasculair accident, als op een hartinfarct.
131
U besluit een patiënte van 63 jaar met diabetes mellitus type 2 in het kader van primaire preventie van hart en vaatziekten te willen behandelen. Zij heeft een verhoogde bloeddruk (155/85 mmHg), een LDL van 5,2 mmol/l, heeft overgewicht (BMI 33 kg/m2), en haar HbA1c is 7,5%. Indien u slechts een risicofactor zou mogen aanpakken, welke interventie zou het effectiefst zijn in het voorkomen van een hartinfarct?
Verlagen LDL
132
U besluit een patiënte van 63 jaar met diabetes mellitus type 2 in het kader van primaire preventie van hart en vaatziekten te willen behandelen. Zij heeft een verhoogde bloeddruk (155/85 mmHg), een LDL van 5,2 mmol/l, heeft overgewicht (BMI 33 kg/m2), en haar HbA1c is 7,5%. Indien u slechts een risicofactor zou mogen aanpakken, welke interventie zou het effectiefst zijn in het voorkomen van een hartinfarct?
Atrioventriculair septum defect
133