CVS oude tentamens Flashcards

1
Q

Wat zijn belangrijke contra-indicaties bij hartglycosiden (bijv. digoxine)

A

De gevoeligheid van het hart voor hartglycosiden wordt vergroot door hypokaliëmie, ernstige respiratoire aandoeningen (hypoxie), hypomagnesiëmie en een sterke mate van hypercalciëmie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke fase van de hartcyclus treedt coronaire perfusie op?

A

Diastolisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor middel is furosemide?

A

Lisdiureticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt een lisdiureticum?

A

Vermindert de reabsorptie van natrium en water in de niertubuli waardoor meer water wordt uitgescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is spironolacton?

A

Kaliumsparend diureticum. Blokkeert werking aldosteron wat reabsorptie van natrium en water vermindert en retentie kalium bevordert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een belangrijke contra-indicatie van digoxine (hartglycoside)?

A

Hypokaliëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke past het minste bij PAN?

hypertensie
geschiedenis van hepatitis B
het krachtsverliesin de mm peronei
hemoptoë
spierpijn
koorts

A

Hemoptoë

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke hartafwijking past een systolische souffel?

A

Mitralisklepinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er zijn verschillende manieren om een intercollegiaal consult zo goed mogelijk te laten verlopen.Welke van
onderstaande werkwijzen is daarbij essentieel?

A mondeling overleg tussen consultvrager en consulent
B een zo uitgebreid mogelijk schriftelijk verslag van anamnese en lichamelijk onderzoek op het consultvel
C het zo open mogelijk formuleren van de adviezen, zodat de consultvrager nog veel eigen ruimte heeft om het advies op een
bepaalde manier in te vullen
D het geven van zoveel mogelijk literatuurverwijzingen bij het advies

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een 65-jarige man, de heer Franck, komt in verband met kortademigheid op de eerste hulp. Bij lichamelijk onderzoek valt een ademfrequentie van
32/minuut op. De heer Franck is tachycard (140/minuut). De centraal veneuze druk is verhoogd (R+2 cm H2O; normaal is tot R-4 cm H2O). Bij
palpatie van de buik wordt geen vergrote lever gevonden. Er wordt aan longembolieën als oorzaak van de klachten en verschijnselen gedacht.
Welk van de in de casus genoemde gegevens wijst het meestspecifiek op falen van de rechter harthelft bij deze patiënt?

A

Verhoging centraal veneuze druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een vader komt met zijn 8-jarige zoon bij de huisarts met een verhaal van ‘snel blauwe plekken’. In de familie is dit een bekend verschijnsel aan moeders zijde. Moeder heeft - volgens vader - zelf geen last van bloedingsverschijnselen.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de bloedingen?

A

Hemofilie A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een patiënt van 56 jaar die een vitamine K antagonist gebruikt in verband met een mitralis-klep-prothese heeft een aantal dagen nagenoeg niet
gegeten doordat hij griep had. Zijn Protrombinetijd (PT) uitgedrukt in de Internationaal genormaliseerde ratio (INR) blijkt bij controle > 6. Er is nu
een sterk verhoogde bloedingsneiging.
Welk van de genoemde symptomen treedt bij deze bloedingsneiging nauwelijks op?

A

Petechiën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een belangrijke richtlijn voor een arts die moet omgaan met een veeleisende, ‘claimende’ patiënt?

A

Geen ruimte te laten voor interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een man van 26 jaar heeft een bril met sterk negatieve lenzen om in de verte goed te kunnen zien (myopie).
In de familie komen bij een oom en bij zijn vader op jonge leeftijd aneurysmata van de aorta voor.

Welk aandoeningen worden door deze samenloop van gebeurtenissen gekenmerkt?
Noem er drie.

A

syndroom van Marfan
homocysteïnurie
syndroom van Ehlers en Danlos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly