herhalin hoofdstuk 3 ☆ Flashcards

1
Q

De optelling in N is overal gedeninieerd.

A

∀ a, b ∈ N : a+b ∈N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De optelling in Z is overal gedefinieerd.

A

∀ a, b ∈ Z : a+b ∈ Z

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De optelling in N en Z is commutatief.

A

∀ a, b ∈ N, Z : a+b = b + a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De optelling in N en Z is associatief.

A

∀ a, b, c ∈ N, Z : ( a + b ) + c = a + (b + c) = a + b + c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

0 is het neutraal element voor de optelling in N

A

∀ a ∈ N : a + 0 = a = 0 + a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

0 is het neutraal element voor de optelling in Z

A

∀ a ∈ Z : a + 0 = 0 = 0 + a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Om de twee gehele getallen af te trekken…

A

… tel je bij de eerste getal van het het tegengestelde van het tweede op.
a - b = a + (-b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de 5 stappen om vraagstukken op te lossen van een vergelijking

A

1) Keuze van onbekende
2) Vergelijking opstellen
3) Vergelijking oplossen
4) Antwoord zin
5) Proef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als ik een getal vermeerder met 110, krijg ik 190. Wat is dat getal? (schrijven stappen op papier !!)

A

1) X = een getal
2) X + 110 = 190
3) X + 110 = 190 - 110

X = 190 - 110

X= 80
V = {80}
4) Het gezochte getal is 80.
5) LL: 80 + 110 = 190
RL: 190

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het tegengestelde van een getal is de som van -36 en 15. Welk getal is dat? (schrijven opnieuw ..)

A

1) X = een getal
2) -X = =35 + 15
3) -X = - 36 + 15

-X = - 21

x = 21
V = {21}
4) Het gezochte getal is 21
5) LL: -21
RL: - 36 + 15 = 21

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Om een vergelijking van de vorm x + a = b op te lossen (4 stappen)

A

1) Tel bij beide leden eenzelfde getal op of trek bij beide leden eenzelfde getal af
(=balansmode)
2) Reken beide leden uit.
3) Noteer de oplossingverzameling
4) maak de proef voor de gevonden oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q


:

A

voor alle
geldt dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elk geheel getal heeft zijn tegengestelde als symmetrisch element voor de optelling.

A

∀ a ∈ Z : a +(-a) = 0 = -a + a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly