Hegarty ( 2011) Flashcards

1
Q

Er zijn 3 soorten visualisaties

A
  1. iconische visualisaties
  2. relationele visualisaties
  3. Hybride visualisaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn iconische visualisaties?

A

Representaties van objecten die op zichzelf een entiteit in de ruimte zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn relationele visualisaties?

A

Representaties van entiteiten die niet bestaan in de ruimte en die niet zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn hybride visualisaties?

A

combinatie tussen representatie van iconische en relationele elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 4 effecten op cognitie van visualisaties?

A

visualisatie..
- dient als externe opslag van informatie
- organiseert informatie
- maakt complexe informatie letterlijk zichtbaar
- Bij interactieve displays hoef je mogelijkheden niet te berekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het positieve gevolg van de effecten op cognitie van visualisaties

A

Je houdt meer werkgeheugen over om informatie te verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1.The relevance principle of graphics?

A

geef niet meer informatie dan nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. The principle of capacity limitations
A

ontvangers hebben een beperkt werkgeheugen (cognitive load)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Data-ink ratio:
A

Spendeer inkt aan overbrengen van relevante informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. The apprehension principle
A

zorg voor een accurate verwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. The principle of discriminability
A

Zorg voor voldoende visueel onderscheid bij verschillende betekenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. The principle of perceptual organization
A

Groeperen op basis van Gestalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. The principle of compatibility:
A

Vorm moet in overeenstemming zijn met betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. The principle of salience
A

Wat belangrijk is moet in het oog springen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. The principle of appropriate knowledge
A

Zorg dat je ontvanger voldoende kennis heeft om het te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. The principle of visual momentum
A

Coherentie tussen meerdere displays, duidelijke animatie/interactie